Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA4666

Datum uitspraak2007-04-19
Datum gepubliceerd2007-05-09
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
ZaaknummersAwb 06/676
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek om handhaving/terugkomen op aanwijzing zone extreme sporten. Bestemmingsplan, APV, Natuurbeschermingswet 1998


Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG Sector bestuursrecht AWB nummer: 06/676 uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken inzake Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland, zetelend te Burgh Haamstede, eiseres, tegen college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, te Zierikzee, verweerder. I. Procesverloop Bij brief van 24 november 2005 heeft eiseres verweerder verzocht om “1. met toepassing van bestuurlijke en/of strafrechtelijke handhavingsmaatregelen het gebruik van het strand (ter hoogte van het Duinhoevepad) voor kitebuggy’s met onmiddellijke ingang te verbieden en 2. erop toe te zien dat het natuurstrand ook daadwerkelijk vrij blijft van deze activiteiten.” Bij schrijven van 30 november 2005 (verzonden 2 december 2005) heeft verweerder hierop afwijzend gereageerd. Wel heeft verweerder toegezegd toe te zullen zien op de naleving van de ter zake geldende (gedrags)regels. Verweerder heeft zijn standpunt nader onderbouwd bij brief van 12 december 2005. Eiseres heeft op 11 januari 2006 hiertegen een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. Bij besluit van 26 april 2006 heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij schrijven van 21 juli 2006 heeft de vereniging Buggy Club Holland medegedeeld dat zij van de geboden gelegenheid om aan het geding deel te nemen gebruik wil maken. Het beroep is op 25 januari 2007 behandeld ter zitting. Eiseres is daar vertegenwoordigd door G.J.C. Buth, vergezeld door M.K. de Mooij. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden M.J. van den Berge en C. Hornstra. Namens belanghebbende zijn verschenen J. Grimminck en B. Voogd. Ter zitting is het onderzoek in de zaak gesloten. II. Overwegingen 1. Het bestreden besluit heeft betrekking op een verzoek van eiseres dat mede strekt tot het uitoefenen van bestuursdwang op grond van artikel 125 van de Gemeentewet. De afwijzing van een dergelijk verzoek is een besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt. 2. Het verzoek ziet op het gebruik van (een deel van) het strand in verweerders gemeente door zogeheten kitebuggy’s. 3. Ingevolge artikel 9 van het bestemmingsplan Buitengebied West (2e herziening 1988 en 3e herziening 2006) geldt ter plaatse de bestemming ‘strand’. Deze bestemming laat gebruik voor recreatief verblijf op het strand toe. 4. Artikel 5.4.2 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) van de gemeente Schouwen-Duiveland – voor zover hier van belang – voorziet in een verbod om met een onbespannen wagen of kar die wordt voortgetrokken door een vlieger, bestuurd door twee of meer lijnen, of door een zeil te rijden door voor recreatief gebruik beschikbare terreinen, alsmede in de mogelijkheid voor verweerder om terreinen aan te wijzen waar dat wel is toegestaan. 5. De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland heeft op 17 juli 2003 de nota hoofdlijnen strand vastgesteld. Ter uitwerking van die nota en ter herziening van de strandnota 1999 heeft verweerder op 11 mei 2004 de beleidsnota “zonering en ontwikkelingskader strand” vastgesteld (verder: de nota). De nota is op 24 mei 2004 in werking getreden. In deze nota wordt per strandovergang bepaald welke activiteiten en ontwikkelingen gewenst zijn op de stranden gelegen in de gemeente Schouwen Duiveland. De nota voorziet ondermeer in de aanwijzing van een zone voor de beoefening van extreme sporten waaronder wordt verstaan kitesurfen, buggykiten en ander sporten waarmee extreme snelheden bereikt kunnen worden en die daardoor direct gevaar kunnen opleveren voor de openbare orde en/of veiligheid van overige strandbezoekers. Het strandvak Watergat wordt in de nota aangewezen als familie/sportstrand met aparte zones voor extreme sporten (tussen de duinovergangen Duinhoevepad en Watergat) en naturistenstrand. De zone extreme sporten wordt ter plekke door middel van bebording aangegeven. 6. Bij besluit van 30 september 2004 heeft verweerder de aanwijzing van vorengenoemde zone voor extreme sporten gewijzigd. De zone is vastgelegd in een gewaarmerkte tekening die als bijlage bij dit besluit is gevoegd. Daarbij is rekening gehouden met de bepalingen van de Natuurbeschermingswet en de aanmelding van het gebied als speciale beschermingszone op grond van de Habitatrichtlijn. Blijkens de tekening is voorzien in een gebied van 700 meter lengte en 250 breedte langs de waterlijn. Deze wijziging is op 15 oktober 2004 in werking getreden. Ten slotte is de nota nog gewijzigd op 22 november 2005, welke wijziging bekend is gemaakt op 1 december 2005, doch deze wijziging heeft geen verandering gebracht in de aangewezen zone voor extreme sporten. 7. Eiseres heeft – kort weergegeven - aangevoerd dat het gebruik van het strand leidt tot aantasting van natuurwaarden ter plaatse en dat de aanwijzing van de zone voor extreme sporten in strijd is met hogere regelgeving zoals de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet, de Habitatrichtlijn, het Besluit milieu-effectrapportage en de Wet op de ruimtelijke ordening. Zij heeft daartoe verwezen naar hetgeen zij in de bezwarenprocedure heeft aangevoerd en zij stelt zich op het standpunt dat verweerder, noch de bezwaarschriftencommissie hierop voldoende zijn ingegaan. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat haar bezwaren zich, behalve tegen de weigering van verweerder tot handhavend optreden, tevens richten tegen het besluit tot aanwijzing van bovengenoemd strandgedeelte als zone voor extreme sporten. 8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen grond is voor handhavend optreden. Daartoe heeft verweerder er op gewezen dat de aanwijzing van de zone voor extreme sporten formele rechtskracht heeft en dat bij de totstandkoming van dat besluit rekening is gehouden met de bepalingen van de Natuurbeschermingswet en de aanmelding van het gebied als speciale beschermingszone op grond van de Habitatrichtlijn. 9. De rechtbank overweegt het volgende. 10. Voor zover eiseres met haar verzoek handhavend optreden in het kader van de door haar genoemde (hogere) wettelijke regelingen op het oog heeft gehad, geldt dat verweerder niet beschikt over enige bestuursrechtelijke bevoegdheid op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 en de daarmee samenhangende verplichtingen uit Habitatrichtlijn of op grond van de Flora- en faunawet. Verweerder ontbeert in zoverre dan ook een handhavende bevoegdheid. 11. Het door eiseres gewraakte gebruik van het strand is in overeenstemming met de APV voor zover dit plaatsvindt binnen de zonering. Het gebruik moet verder worden aangemerkt als gebruik in het kader van recreatief verblijf, hetgeen in overeenstemming is met het bestemmingsplan. De omstandigheid dat het binnen de geldende bestemming toegestane gebruik nog nader is gereguleerd middels de door verweerder vastgestelde zonering, doet daar - anders dan eiseres meent - niet aan af. 12. Voor zover het verzoek van eiseres betrekking heeft op de activiteiten binnen de daarvoor aangewezen zone heeft verweerder dan ook terecht geen grond gezien voor bestuurlijke handhaving. 13. Voor zover eiseres stelt dat het in het geding zijnde gebruik ook buiten de daarvoor vastgestelde zone plaatsvindt, heeft verweerder aangegeven toe te zien op de naleving van de zonering. Niet is gebleken dat ten tijde van het bestreden besluit sprake was van een concrete overtreding, waartegen verweerder niet wenst op te treden. 14. Voor zover het bestreden besluit tevens moeten worden opgevat als een weigering van verweerder om terug te komen op het in rechte vaststaande besluit tot aanwijzing van de zone voor de beoefening van extreme sporten, is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden waarmee niet reeds rekening is of had kunnen worden gehouden bij het in rechte vaststaande besluit en die aanleiding tot heroverweging zouden moeten geven. Op het door eiseres aan Gedeputeerde Staten van Zeeland gerichte verzoek om handhavend optreden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 was ten tijde van het thans bestreden besluit nog niet beslist. Het eerst in de brief van 11 juli 2006 vervatte oordeel ter zake van dit college blijft in dit geding buiten beschouwing, nu verweerder daarmee geen rekening heeft kunnen houden. Aan de vraag of het aanwijzingsbesluit al dan niet in strijd is met hogere regelingen komt de rechtbank dan ook niet toe. 15. Het beroep is mitsdien ongegrond. 16. Er is geen aanleiding voor het uitspreken van een kostenveroordeling. III. Uitspraak De Rechtbank Middelburg verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op door mr. J.F.I. Sinack als voorzitter en mr. G.J.A. van Unnik en mr. N.C.W. Haesen als leden, in tegenwoordigheid van mr. W. Evenhuis als griffier. Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak. Afschrift verzonden op: RECHTBANK MIDDELBURG Sector bestuursrecht AWB nummer: 06/676 uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken inzake Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland, zetelend te Burgh Haamstede, eiseres, tegen college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, te Zierikzee, verweerder. I. Procesverloop Bij brief van 24 november 2005 heeft eiseres verweerder verzocht om “1. met toepassing van bestuurlijke en/of strafrechtelijke handhavingsmaatregelen het gebruik van het strand (ter hoogte van het Duinhoevepad) voor kitebuggy’s met onmiddellijke ingang te verbieden en 2. erop toe te zien dat het natuurstrand ook daadwerkelijk vrij blijft van deze activiteiten.” Bij schrijven van 30 november 2005 (verzonden 2 december 2005) heeft verweerder hierop afwijzend gereageerd. Wel heeft verweerder toegezegd toe te zullen zien op de naleving van de ter zake geldende (gedrags)regels. Verweerder heeft zijn standpunt nader onderbouwd bij brief van 12 december 2005. Eiseres heeft op 11 januari 2006 hiertegen een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. Bij besluit van 26 april 2006 heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij schrijven van 21 juli 2006 heeft de vereniging Buggy Club Holland medegedeeld dat zij van de geboden gelegenheid om aan het geding deel te nemen gebruik wil maken. Het beroep is op 25 januari 2007 behandeld ter zitting. Eiseres is daar vertegenwoordigd door G.J.C. Buth, vergezeld door M.K. de Mooij. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden M.J. van den Berge en C. Hornstra. Namens belanghebbende zijn verschenen J. Grimminck en B. Voogd. Ter zitting is het onderzoek in de zaak gesloten. II. Overwegingen 1. Het bestreden besluit heeft betrekking op een verzoek van eiseres dat mede strekt tot het uitoefenen van bestuursdwang op grond van artikel 125 van de Gemeentewet. De afwijzing van een dergelijk verzoek is een besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt. 2. Het verzoek ziet op het gebruik van (een deel van) het strand in verweerders gemeente door zogeheten kitebuggy’s. 3. Ingevolge artikel 9 van het bestemmingsplan Buitengebied West (2e herziening 1988 en 3e herziening 2006) geldt ter plaatse de bestemming ‘strand’. Deze bestemming laat gebruik voor recreatief verblijf op het strand toe. 4. Artikel 5.4.2 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) van de gemeente Schouwen-Duiveland – voor zover hier van belang – voorziet in een verbod om met een onbespannen wagen of kar die wordt voortgetrokken door een vlieger, bestuurd door twee of meer lijnen, of door een zeil te rijden door voor recreatief gebruik beschikbare terreinen, alsmede in de mogelijkheid voor verweerder om terreinen aan te wijzen waar dat wel is toegestaan. 5. De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland heeft op 17 juli 2003 de nota hoofdlijnen strand vastgesteld. Ter uitwerking van die nota en ter herziening van de strandnota 1999 heeft verweerder op 11 mei 2004 de beleidsnota “zonering en ontwikkelingskader strand” vastgesteld (verder: de nota). De nota is op 24 mei 2004 in werking getreden. In deze nota wordt per strandovergang bepaald welke activiteiten en ontwikkelingen gewenst zijn op de stranden gelegen in de gemeente Schouwen Duiveland. De nota voorziet ondermeer in de aanwijzing van een zone voor de beoefening van extreme sporten waaronder wordt verstaan kitesurfen, buggykiten en ander sporten waarmee extreme snelheden bereikt kunnen worden en die daardoor direct gevaar kunnen opleveren voor de openbare orde en/of veiligheid van overige strandbezoekers. Het strandvak Watergat wordt in de nota aangewezen als familie/sportstrand met aparte zones voor extreme sporten (tussen de duinovergangen Duinhoevepad en Watergat) en naturistenstrand. De zone extreme sporten wordt ter plekke door middel van bebording aangegeven. 6. Bij besluit van 30 september 2004 heeft verweerder de aanwijzing van vorengenoemde zone voor extreme sporten gewijzigd. De zone is vastgelegd in een gewaarmerkte tekening die als bijlage bij dit besluit is gevoegd. Daarbij is rekening gehouden met de bepalingen van de Natuurbeschermingswet en de aanmelding van het gebied als speciale beschermingszone op grond van de Habitatrichtlijn. Blijkens de tekening is voorzien in een gebied van 700 meter lengte en 250 breedte langs de waterlijn. Deze wijziging is op 15 oktober 2004 in werking getreden. Ten slotte is de nota nog gewijzigd op 22 november 2005, welke wijziging bekend is gemaakt op 1 december 2005, doch deze wijziging heeft geen verandering gebracht in de aangewezen zone voor extreme sporten. 7. Eiseres heeft – kort weergegeven - aangevoerd dat het gebruik van het strand leidt tot aantasting van natuurwaarden ter plaatse en dat de aanwijzing van de zone voor extreme sporten in strijd is met hogere regelgeving zoals de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet, de Habitatrichtlijn, het Besluit milieu-effectrapportage en de Wet op de ruimtelijke ordening. Zij heeft daartoe verwezen naar hetgeen zij in de bezwarenprocedure heeft aangevoerd en zij stelt zich op het standpunt dat verweerder, noch de bezwaarschriftencommissie hierop voldoende zijn ingegaan. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat haar bezwaren zich, behalve tegen de weigering van verweerder tot handhavend optreden, tevens richten tegen het besluit tot aanwijzing van bovengenoemd strandgedeelte als zone voor extreme sporten. 8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen grond is voor handhavend optreden. Daartoe heeft verweerder er op gewezen dat de aanwijzing van de zone voor extreme sporten formele rechtskracht heeft en dat bij de totstandkoming van dat besluit rekening is gehouden met de bepalingen van de Natuurbeschermingswet en de aanmelding van het gebied als speciale beschermingszone op grond van de Habitatrichtlijn. 9. De rechtbank overweegt het volgende. 10. Voor zover eiseres met haar verzoek handhavend optreden in het kader van de door haar genoemde (hogere) wettelijke regelingen op het oog heeft gehad, geldt dat verweerder niet beschikt over enige bestuursrechtelijke bevoegdheid op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 en de daarmee samenhangende verplichtingen uit Habitatrichtlijn of op grond van de Flora- en faunawet. Verweerder ontbeert in zoverre dan ook een handhavende bevoegdheid. 11. Het door eiseres gewraakte gebruik van het strand is in overeenstemming met de APV voor zover dit plaatsvindt binnen de zonering. Het gebruik moet verder worden aangemerkt als gebruik in het kader van recreatief verblijf, hetgeen in overeenstemming is met het bestemmingsplan. De omstandigheid dat het binnen de geldende bestemming toegestane gebruik nog nader is gereguleerd middels de door verweerder vastgestelde zonering, doet daar - anders dan eiseres meent - niet aan af. 12. Voor zover het verzoek van eiseres betrekking heeft op de activiteiten binnen de daarvoor aangewezen zone heeft verweerder dan ook terecht geen grond gezien voor bestuurlijke handhaving. 13. Voor zover eiseres stelt dat het in het geding zijnde gebruik ook buiten de daarvoor vastgestelde zone plaatsvindt, heeft verweerder aangegeven toe te zien op de naleving van de zonering. Niet is gebleken dat ten tijde van het bestreden besluit sprake was van een concrete overtreding, waartegen verweerder niet wenst op te treden. 14. Voor zover het bestreden besluit tevens moeten worden opgevat als een weigering van verweerder om terug te komen op het in rechte vaststaande besluit tot aanwijzing van de zone voor de beoefening van extreme sporten, is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden waarmee niet reeds rekening is of had kunnen worden gehouden bij het in rechte vaststaande besluit en die aanleiding tot heroverweging zouden moeten geven. Op het door eiseres aan Gedeputeerde Staten van Zeeland gerichte verzoek om handhavend optreden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 was ten tijde van het thans bestreden besluit nog niet beslist. Het eerst in de brief van 11 juli 2006 vervatte oordeel ter zake van dit college blijft in dit geding buiten beschouwing, nu verweerder daarmee geen rekening heeft kunnen houden. Aan de vraag of het aanwijzingsbesluit al dan niet in strijd is met hogere regelingen komt de rechtbank dan ook niet toe. 15. Het beroep is mitsdien ongegrond. 16. Er is geen aanleiding voor het uitspreken van een kostenveroordeling. III. Uitspraak De Rechtbank Middelburg verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op door mr. J.F.I. Sinack als voorzitter en mr. G.J.A. van Unnik en mr. N.C.W. Haesen als leden, in tegenwoordigheid van mr. W. Evenhuis als griffier. Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak. Afschrift verzonden op: