Jurisprudentie
BA4555
Datum uitspraak2007-05-01
Datum gepubliceerd2007-05-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830009-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-05-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830009-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachtes beperkte geestelijke vermogens hebben zich onder meer gemanifesteerd in het feit dat verdachte het uitermate amateuristisch vervaardigde valse geld bij een gerechtsdeurwaarderskantoor heeft uitgegeven.
Uitspraak
RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1976,
wonende [adres verdachte],
thans verblijvende in [plaats van detentie verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 17 april 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Dekens, advocaat te Odoorn.
De officier van justitie mr. J. Hoekman acht hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jaren.
TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij op of omstreeks 04 januari 2007 in de gemeente Emmen, in elk geval in
Nederland, opzettelijk als echt en onvervalst bankbiljetten heeft uitgegeven,
te weten meerdere (7) bankbiljetten van 50 euro, waarvan de valsheid of
vervalsing verdachte, toen hij dat/die bankbiljet(ten) ontving, bekend was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 04 januari 2007 in de gemeente Emmen, opzettelijk meerdere
valse of vervalste bankbiljetten van 50 euro heeft uitgegeven;
2. hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 1 september 2006 tot en
met 4 januari 2007 in de gemeenten Emmen en/of Enschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft
gehad een hoeveelheid van een materiaal (te weten XTC-pillen en/of cocaïne)
bevattende MDA en/of MDMA en/of cocaïne, zijnde MDA en/of MDMA en/of cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3. hij op of omstreeks 04 januari 2007 in de gemeente Emmen
- een wapen van categorie III, te weten gaspistool, (Merk rohm, model RG 300),
- munitie van categorie III, te weten 80 stuks .22 millimeter knalpatronen,
- een wapen van categorie II, te weten een stroomstootwapen (selfdefense
flashlight)
voorhanden heeft gehad.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
BEWIJSMIDDELEN
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 04 januari 2007 in de gemeente Emmen opzettelijk als echt en onvervalst bankbiljetten heeft uitgegeven, te weten 7 bankbiljetten van 50 euro, waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij die bankbiljetten ontving, bekend was;
2. hij op meerdere tijdstippen in de periode 1 september 2006 tot en
met 4 januari 2007 in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met anderen meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal (te weten XTC-pillen ) bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3. hij omstreeks 04 januari 2007 in de gemeente Emmen
- een wapen van categorie III, te weten gaspistool, (Merk rohm, model RG 300),
- munitie van categorie III, te weten 80 stuks .22 millimeter knalpatronen,
- een wapen van categorie II, te weten een stroomstootwapen (selfdefense
flashlight)
voorhanden heeft gehad.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIES
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: opzettelijk als echt en onvervalst bankbiljetten uitgeven, waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was,
strafbaar gesteld bij artikel 209 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet, in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie gegeven meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie.
STRAFBAARHEID
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman van de verdachte;
- de oriëntatiepunten voor de straftoemeting;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 05 januari 2007, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld.
Bijzondere overwegingen
Uit onder meer de door de FPD uitgebrachte rapportage is enerzijds gebleken dat verdachte een benedengemiddeld IQ heeft en veel gezondheidsproblemen. Verdachtes beperkte geestelijke vermogens hebben zich onder meer gemanifesteerd in het feit dat verdachte het - uitermate amateuristisch vervaardigde - valse geld bij een gerechtsdeurwaarderkantoor heeft uitgegeven. Ook de wijze waarop verdachte bij de politie na ontdekking van de 8 XTC-pillen de overige feiten heeft bekend, past in dit beeld.
Anderzijds blijkt uit de rapportage dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. Ook is hij in staat gebleken om op aanzienlijke schaal in XTC te handelen en zich in deze handel een positie te verwerven waarin hij niet zelf aan de gebruiker leverde maar veeleer als tussenpersoon viel aan te merken.
Verdachte heeft zich daarnaast wel degelijk gerealiseerd dat wat hij deed illegaal was en heeft verklaard in het geheel niet te hebben nagedacht over de mogelijke schadelijke effecten van XTC voor gebruikers.
Met zijn handelen heeft verdachte opzettelijk hinder toegebracht aan het economisch verkeer, gebruikers blootgesteld aan de risico's van XTC, en de risico's die kleven aan het voorhanden hebben van een vuurwapen op de koop toegenomen. De bewezen verklaarde feiten zijn dan ook ernstig van aard.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf, waarvan een deel voorwaardelijk, geboden is.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a,14b,14c,27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart bewezen dat het 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte 1 primair, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
gevangenisstraf voor de duur van VIJFTIEN MAANDEN waarvan een gedeelte groot VIJF MAANDEN voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter en mr. N.R. Boonstra en mr. H.K. Elzinga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 01 mei 2007, zijnde mr. Elzinga buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.