Jurisprudentie
BA3989
Datum uitspraak2007-04-27
Datum gepubliceerd2007-04-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/552460-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-04-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/552460-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
De verdachte heeft met zijn auto een motorrijder aangereden, waardoor deze is komen te overlijden. Gezien de hoge leeftijd van de verdachte (92 jaar) acht de rechtbank geen andere straf dan een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, met afstrek van de tijd die het rijbewijs reeds ingehouden is geweest, op zijn plaats.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/552460-06
Uitspraak d.d.: 27 april 2007
Tegenspraak/ dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
Geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1914,
wonende te [adres en woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 april 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 oktober 2006 in de gemeente Hattem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (zijnde een personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Burgemeester Honcooplaan, althans enige weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers is hij, verdachte,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
de kruising van de Burgemeester Honcooplaan en/of de Apeldoornseweg en/of de Veenwal opgereden, zonder zich ervan te vergewissen dat die kruising vrij was van verkeer en/of heeft hij, verdachte, geen voorrang verleend aan een voor hem, verdachte, van links komende bestuurder van een motor, zijnde [slachtoffer], terwijl voor hem, verdachte, kort voor de kruising -door middel van een verkeersbord B6 en/of haaientanden- was aangegeven dat hij, verdachte, voorrang moest verlenen,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en/of de door [slachtoffer] bestuurde motor,
waardoor [slachtoffer] werd gedood, althans zwaar lichamelijk letsel (meerdere fracturen onder andere in ribben en/of pols en/of bekken en/of enkel) heeft bekomen;
art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 25 oktober 2006 in de gemeente Hattem als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, de Burgemeester Honcooplaan, althans enige weg,
waarbij hij, verdachte,
de kruising van de Burgemeester Honcooplaan en/of de Apeldoornseweg en/of de Veenwal is opgereden, zonder zich ervan te vergewissen dat die kruising vrij was van verkeer en/of geen voorrang heeft verleend aan een voor hem, verdachte, van links komende bestuurder van een motor, zijnde [slachtoffer], terwijl voor hem, verdachte, kort voor de kruising -door middel van een verkeersbord B6 en/of haaientanden- was aangegeven dat hij, verdachte, voorrang moest verlenen,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en/of de door [slachtoffer] bestuurde motor,
waarbij voornoem[slachtoffer] is overleden, althans letsel heeft bekomen en/of schade heeft geleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmotivering en bewezenverklaring
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er aan de zijde van verdachte geen sprake was van verwijtbare schuld in de zijn van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdediging voert hiertoe aan:
- de verdachte heeft niet “bewust” geen voorrang verleend;
- de verdachte is niet zomaar de kruising opgereden zonder te kijken
- de verdachte was niet onder invloed van alcoholhoudende drank
- de verdachte heeft geen inschattingsfout gemaakt en/of onnodige risico’s genomen en
- er waren geen bijzondere omstandigheden die hem tot in acht nemen van extra voorzichtigheid hadden moeten noppen.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat in het onderliggende dossier voldoende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, aanwezig zijn om tot wettig en overtuigend bewijs van het onder primair ten laste gelegde te komen. De verdediging heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Door een getuige is gezien dat de motor fel licht voerde. Uit de verkeersongevalsanalyse en de verklaringen van de verbalisanten blijkt dat er sprake was van goed zicht. Er staan duidelijke haaientanden op de rijbaan en op de Burgemeester Honcooplaan stonden voor het kruispunt borden van het model B6 (verleen voorrang). Daarnaast is uit metingen gebleken dat de motorrijder niet te hard heeft gereden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 oktober 2006 in de gemeente Hattem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (zijnde een personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Burgemeester Honcooplaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers is hij, verdachte,
aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
de kruising van de Burgemeester Honcooplaan en de Apeldoornseweg en de Veenwal opgereden, zonder zich ervan te vergewissen dat die kruising vrij was van verkeer en heeft hij, verdachte, geen voorrang verleend aan een voor hem, verdachte, van links komende bestuurder van een motor, zijnde [slachtoffer], terwijl voor hem, verdachte, kort voor de kruising -door middel van een verkeersbord B6 en haaientanden- was aangegeven dat hij, verdachte, voorrang moest verlenen,
waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en de door [slachtoffer] bestuurde motor,
waardoor [slachtoffer] werd gedood.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, te weten: een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd die het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting aansluiting gezocht bij door rechtbanken gehanteerde oriëntatiepunten. Zij heeft daarbij enerzijds in aanmerking genomen dat door de handelwijze van verdachte een persoon is komen te overlijden. Het onomkeerbare gevolg van het overlijden van het slachtoffer zal blijvend leed en gevoelens van onmacht bij de nabestaanden tot gevolg hebben. Een strafoplegging in welke vorm dan ook zal dat leed nimmer ongedaan kunnen maken. Anderzijds heeft de rechtbank in haar strafoplegging meegewogen de hoge leeftijd van de verdachte, dat verdachte nog niet eerder met justitie in aanraking is geweest en het feit dat verdachte contact heeft gezocht met de nabestaanden.
Het vorenstaande heeft geleid tot een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op artikel 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte onder primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ontzegt verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt, dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 167 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. Buijs, voorzitter, en mrs. Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 april 2007.