Jurisprudentie
BA3458
Datum uitspraak2007-02-16
Datum gepubliceerd2007-04-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers131437
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-04-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers131437
Statusgepubliceerd
Indicatie
Het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) heeft in verband met sluiting van het asielzoekerscentrum (AZC) te Heemskerk gedaagden overgeplaatst naar het AZC te Drachten. Gedaagden hebben aan deze overplaatsingsbeschikking geen gevolg gegeven. Het COA vordert gedaagden te veroordelen het AZC Heemskerk te ontruimen. De voorzieningenrechter dient in kort geding uit te gaan van de rechtmatigheid van het overplaatsingsbesluit. Indien beroep is ingesteld tegen het overplaatsingsbesluit dient de rechter in kort geding bij zijn beslissing in aanmerking te nemen welke uitspraak op het beroep bij de administratieve rechter mag worden verwacht, en zal hij na deze prognose de belangen van partijen bij toewijzing, respectievelijk weigering van de gevraagde voorziening in zijn beoordeling kunnen betrekken. Tegenover het eenduidige advies van de grote hoeveelheid artsen en andere medische behandelaars dat gedaagde gebonden is aan zijn behandeling in de regio Alkmaar, heeft het COA in redelijkheid niet kunnen volstaan met de enkele mededeling dat gedaagde naar Drachten kan worden overgeplaatst, omdat een behandeling van de aandoeningen van gedaagde aldaar ook mogelijk is. Er rust op het COA een zware inspanningsverplichting om te bezien of er, na sluiting van AZC Heemskerk, andere opvangmogelijkheden voor gedaagden in de regio Alkmaar aanwezig zijn. Het tegen het overplaatsingsbesluit ingestelde beroep heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter een zeer goede kans van slagen. De belangen van gedaagden wegen in vergelijking met de belangen van het COA zo zwaar dat de uitslag van het beroep dient te worden afgewacht. De vordering tot ontruiming zal worden afgewezen.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 131437 / KG ZA 07-19
Vonnis in kort geding van 16 februari 2007
in de zaak van
de rechtspersoon volgens artikel 2 van de Wet centraal orgaan opvang asielzoekers
CENTRAAL ORGAAN OPVANG ASIELZOEKERS (COA),
gevestigd te Rijswijk,
eiseres,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. C. Frijlink te 's-Gravenhage,
tegen
1. [GEDAAGDE],
2. [GEDAAGDE],
beiden wonende de te Heemskerk,
gedaagden,
procureur mr. M.B. Meindersma,
advocaat mr. C.G.J.M. Lucassen te Arnhem.
Partijen zullen hierna het COA en de heer en mevrouw [gedaagden], dan wel tezamen gedaagden genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van het COA.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Gedaagden zijn vreemdelingen in de zin van artikel 1, aanhef en onder m, Vreemdelingenwet 2000 en zij verblijven thans in het asielzoekerscentrum (AZC) Heemskerk te Heemskerk. Bij hen verblijft ook hun zoon Ruslan [naam], die thans 16 jaar is.
2.2. Bij algemene brief van 12 oktober 2006 gericht aan de bewoners van het AZC Heemskerk heeft het COA de bewoners geïnformeerd over de sluiting van dit AZC op 21 februari 2007 en over de gevolgen hiervan voor de bewoners, te weten een verhuizing naar een ander AZC.
2.3. Bij brief van 22 november 2006 heeft het COA de heer [gedaagde] onder meer bericht dat de verhuizing van hem (en zijn gezin) naar het AZC Drachten te Drachten staat gepland op woensdag 29 november 2006 om 10.30 uur. In die brief heeft het COA voorts onder meer het volgende bericht:
“(…) Tenslotte wil ik u op het volgende wijzen:
Indien u op de bovengenoemde datum niet meewerkt aan uw verhuizing of indien u zonder meer kenbaar maakt hieraan geen gevolg te zullen geven, is het COA voornemens u over te plaatsen op de voet van artikel 11 van de Rva 2005. Alvorens het COA het besluit tot overplaatsing neemt, zal met u een zienswijzegesprek worden gehouden, zoals bedoeld in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.”
Gedaagden hebben niet meegewerkt aan de verhuizing.
2.4. Het COA heeft de heer [gedaagde] bij brief van 29 november 2006 alsnog in de gelegenheid gesteld om zich uiterlijk op maandag 4 december 2006 bij het AZC Drachten te melden. In de brief is tevens opgenomen dat het COA voornemens is gebruik te maken van de bevoegdheid in artikel 11, eerste lid van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005), om hem naar deze opvanglocatie over te plaatsen indien hij zich niet tijdig meldt bij het AZC Drachten. Tevens staat in de brief vermeld:
“(…) Vooruitlopend op het eventueel te nemen besluit tot overplaatsing naar AZC Drachten op grond van artikel 11, eerste lid van de Rva 2005, stel ik u hierbij in de gelegenheid uw zienswijze hierop kenbaar te maken. Dit is een zienswijze conform artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht. U kunt uw zienswijze binnen één dag, na uitreiking van deze brief, schriftelijk of telefonisch (mondeling) mededelen. (…) Voor zover u zich wilt beroepen op uw medische situatie, verzoek ik u hiervan ondersteunende stukken te overleggen.”
2.5. Bij brief van 30 november 2006 heeft het COA gedaagden onder meer het volgende bericht:
“(…) Op het zienswijzegesprek van 30 november 2006 heeft u aangegeven dat u niet wilt verhuizen naar AZC Drachten om de volgende redenen:
1) meneer [gedaagde] heeft moeite met reizen over langere afstanden, de afstand tussen Heemskerk en Drachten is te groot;
2) er is in de buurt van Drachten geen geschikte opleiding voor de zoon;
3) volgens de advocaat krijgt de familie dit jaar nog een verblijfsvergunning. Zij willen daar op wachten om vervolgens te kunnen verhuizen naar O&I Alkmaar.
Het COA wijst uw argumenten om de volgende redenen af:
1) Het SMA uit juni 2004 spreekt van de noodzaak een rolstoeltoegankelijke woning te hebben op korte reisafstand van een algemeen ziekenhuis. De afstand tussen AZC Drachten en het ziekenhuis in Drachten is slechts 4,2 kilometer. De verhuizing is een eenmalige reis die door het COA gefaciliteerd zal worden dmv. speciaal rolstoelvervoer. De medische opvang van AZC Heemskerk heeft aangegeven dat er geen belemmeringen voor deze overplaatsing bestaan. De beschikbare ruimte in AZC Drachten is rolstoeltoegankelijk.
2) Uw zoon volgt een opleiding tot arbeidsmarktgekwalificeerd assistent (niveau 1) bij het ROC. Een vergelijkbare opleiding is beschikbaar bij het ROC in Drachten, Friese Poort.
3) De casemanager van AZC Heemskerk heeft navraag gedaan bij de IND. Er blijkt geen beslissing bekend te zijn en over de termijn waarop een eventuele beslissing genomen zal worden is ook niets bekend. Gezien de beperkte beschikbaarheid van MIVA appartementen is het dus niet raadzaam om het MIVA appartement in Drachten niet te accepteren.
Tot op heden weigert u naar Drachten te vertrekken. Daardoor ben ik genoodzaakt u op grond van artikel 11, eerste lid Rva 2005 over te plaatsen naar AZC Drachten. Met onmiddellijke ingang zullen aan u geen verstrekkingen in het kader van de Rva 2005 meer worden toegekend op uw huidige locatie. U ontvangt deze verstrekkingen alleen nog op AZC Drachten. Indien u niet binnen 48 uur na uitreiking van deze beschikking arriveert op AZC Drachten eindigt uw recht op Rva-verstrekkingen ingevolge artikel 7, eerste lid sub i Rva 2005 na het verstrijken van deze termijn.
Ik wijs u er tevens op dat, indien u binnen de u gestelde termijnAZC Heemskerk niet verlaten heeft, u daarmee jegens het COA onrechtmatig handelt. U verblijft vanaf dat moment immers zonder recht of titel op dit centrum. Het COA ziet zich dan genoodzaakt u middels een gerechtelijke procedure te doen ontruimen. Het COA stelt u reeds nu aansprakelijk voor alle schade die het ten gevolge van uw onrechtmatig handelen lijdt en nog zal lijden. (…)
U kunt tegen deze beslissing binnen 4 weken na de dag van uitreiking beroep aantekenen bij de rechtbank 's-Gravenhage. (…)”
2.6. De heer [gedaagde] heeft aan het COA een brief gezonden, gedateerd op 1 december 2006 met als onderwerp “Bezwaarschrift ex. Artikel 6 : 4 lid 1 in verbinding met artikel 7 : 1 Awb tegen besluit 24 november 2006 en 29 november 2006 van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers te noemen: overplaatsing.”
Deze brief is doorgestuurd naar de rechtbank ''s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, als zijnde beroepschrift.
2.7. Bij brief van 31 januari 2007 aan de rechtbank Zutphen heeft mr. Lucassen voornoemd de gronden van het beroep aangevuld en daarbij onder verwijzing naar verklaringen van verschillende medische behandelaars van gedaagden gesteld dat er zodanige medische omstandigheden zijn dat het COA in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten om de heer [gedaagde] en zijn gezin over te plaatsen naar het AZC Drachten.
2.8. Op 15 juni 2004 heeft de Medische Opvang Asielzoekers (MOA) een medisch advies betreffende gedaagde sub 1 gedaan. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) 4. Geconstateerde, geobjectiveerde problemen:
Cliënt heeft een stofwisselingsziekte en problemen met zijn luchtwegen. Tevens wordt hij in ernstige mate gehinderd door bewegingsbeperkingen ten gevolge van een chronische ziekte, waardoor hij rolstoelafhankelijk is geworden. Voor zijn ziekste staat hij sinds zijn aankomst in AZC Egmond, onder regelmatig behandeling bij drie verschillende specialisten in het MCA te Alkmaar.
5. Prognose
De ziekte en mobiliteitsbeperking van dhr. [gedaagde] zijn chronisch. Gezien deze ernstige mobiliteitsbeperkingen, kan het reizen naar het ziekenhuis een negatieve invloed op zijn gezondheid hebben.
6. Conclusie en advies
Op grond van het bovenstaande reden is er een medische indicatie om de familie over te plaatsen naar AZC Alkmaar. Gezien de rolstoelafhankelijkheid van de heer Guseinov zal zijn woning rolstoeltoegankelijk moeten zijn. (…)”
2.9. Bij brief van 11 december 2006 aan het COA heeft de heer L.M. Pluijmen, medisch maatschappelijk werker verbonden aan het Medisch Centrum Alkmaar, in opdracht van dr. W. Bronsveld, behandelend internist, onder meer het volgende bericht:
“(…) In verband met de zeer uitgebreide medische behandeling die de heer [gedaagde] ondergaat bij een groot aantal specialisten in ons ziekenhuis in verband met o.a. ernstige Diabetes Mellitis, revalidatie i.v.m. een onderbeenamputatie en niet in de laatste plaats vanwege een PTSS. Met name dit laatste maakt het voor de heer erg moeilijk om weer aan een groot aantal nieuwe specialisten te wennen in een fase waarin hij nog heel kwetsbaar blijkt. Ik verzoek u dan ook rekening te houden met het gerezen bezwaar tegen een overplaatsing uit de regio zodanig dat er overdracht zal moeten plaatsvinden van de zorg aan een groot aantal voor hem nieuwe zorgverleners. (…)”
2.10. Bij brief van 17 januari 2007 aan de advocaat van [gedaagde] c.s. heeft E. van der Weele-Bosman, diabetesverpleegkundige verbonden aan het Medisch Centrum Alkmaar, onder meer het volgende bericht:
“(…) Dhr. [gedaagde] is bij mij onder behandeling ivm Diabetes mellitus. Dhr. heeft sterk wisselende bloedsuikers en hierdoor ook al verschillende complicaties, zoals o.a. onderbeenamputatie en vaatlijden opgelopen tgv de diabetes mellitus. Momenteel verkeert dhr. in veel stress aangezien dhr. te horen heeft gekregen om naar het AZC in Drachten te verhuizen. Dhr. heeft hier in Alkmaar al zijn specialisten zitten waar hij inmiddels een vertrouwensband mee opgebouwd heeft. Dhr. wil hierdoor graag onder behandeling blijven van deze specialisten, aangezien ze op de hoogte zijn van de situatie van dhr. en nieuwe specialisten niet en die moeten zich ook weer helemaal inlezen. De glucosewaarde begonnen hierdoor ook zich wat meer te stabiliseren. De verhuizing naar Drachten maakt het niet mogelijk om bij deze specialisten te blijven. Deze situatie levert dhr. erg veel stress op waardoor zijn glucosewaarden nog meer ontregeld raken. En juist gezien alle complicaties die dhr. al heeft tgv de diabetes mellitus is het belangrijk dat de glucosewaarde goed gereguleerd worden. Ik verzoek u hierbij rekening te houden met het bezwaar tegen de overplaatsing naar het AZC in Drachten. (…)”
2.11. Bij brief van 21 januari 2007 aan de advocaat van [gedaagde] c.s. heeft R.C. Jansen, huisarts, het volgende bericht:
“(…) Ik vind dit uit medisch oogpunt gezien zo langzamerhand een onverkwikkelijke zaak worden. De heer [gedaagde] is lijdende aan een buitengewoon uitgebreide en ernstige diffuse idiopathische skelethyperostose. Zijn ernstige diabetes mellitus die al geleid geeft tot een onderbeensamputatie is hiervoor een risico factor. Tevens bestaat er op psychisch gebied een PTSS en tot overmaat van ramp heeft zijn vrouw onlangs een herseninfarct doorgemaakt. Betrokkenen hebben met huisarts en behandelend specialisten een vertrouwensband opgebouwd die geleid heeft tot stabilisatie van het ziekte proces. Raadzaam zou zijn dat hij in de regio herplaatst wordt zodat hij bij de begeleiding van zijn ziekten adequaat ondersteund kan worden. (…)”
2.12. Bij brief van 23 januari 2007 aan het COA heeft mevrouw T. Blom Luberti, revalidatiearts verbonden aan het Medisch Centrum Alkmaar, onder meer het volgende bericht:
“(…) De medische situatie van de heer [gedaagde] is uiterst complex, ik verwijs u naar de uitvoerige correspondentie hieromtrent. Patiënt is bekend met diverse diagnoses, een aantal ziektebeelden zijn matig stabiel en vragen voortgezette zorg. Daarnaast uiteraard de psychosociale situatie waarvoor patiënt nog steeds onder behandeling is van een psychiater via de COA onder de diagnose PTSS. Ik denk dat het gezien de complexe situatie buitengewoon belangrijk is dat patiënt onder behandeling kan blijven bij de specialisten bij wie hij nu bekend is en bij wie regelmatig contact plaats vindt. Deze specialisten zijn inmiddels allemaal goed op de hoogte van zijn situatie, kennen ook elkaars behandelwijze en de bijzonderheden, hetgeen de kwaliteit van de verleende zorg verbetert. In een nieuwe omgeving zullen al deze contacten opnieuw gestart moeten worden met de nodige risico’s van dien. (…)
Ik doe dan ook een dringend beroep op uw welwillendheid om het besluit dit gezin over te plaatsen naar het AZC Drachten terug te draaien en toch te kijken of er in de regio Alkmaar voor hen een geschikte vorm van opvang mogelijk is. (…)”
2.13. Bij brief van 5 januari 2007 heeft mr. C. Frijlink namens het COA gedaagden onder meer het volgende bericht:
“(…) Thans verzoek, en voor zover nodig sommeer, ik u voor de laatste maal het AZC Heemskerk binnen drie dagen na dagtekening van deze brief te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden en mij dit schriftelijk te bevestigen.
Tot slot stel ik u reeds nu voor alsdan aansprakelijk voor alle schade die het COA ten gevolge van uw onrechtmatig handelen lijdt en nog zal lijden. (…)”
3. Wettelijk kader
3.1. Ingevolge artikel 11 lid 1 Rva 2005 bepaalt het COA in welke opvangvoorziening een asielzoeker wordt geplaatst en is het COA bevoegd een asielzoeker naar een andere voorziening over te plaatsen. Ingevolge het tweede lid van artikel 11 Rva 2005 worden, na overplaatsing van een asielzoeker naar een andere opvangvoorziening, de in artikel 9 lid 1 Rva 2005 bedoelde verstrekkingen in deze andere voorziening aangeboden.
4. Het geschil
4.1. Het COA vordert - samengevat – dat de voorzieningenrechter gedaagden zal veroordelen het AZC Heemskerk binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het hunne en de hunnen, met machtiging aan het COA om dit vonnis, na betekening, ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm indien gedaagden aan deze veroordeling niet voldoen en met veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding.
4.2. Gedaagden voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. Vooraleerst is van belang wat de betekenis is van genoemd besluit van het COA van 30 november 2006. Gegeven artikel 11 lid 1 Rva 2005 is het COA gerechtigd een dergelijk besluit tot overplaatsing te nemen. De voorzieningenrechter volgt dan ook het COA in haar standpunt dat de voorzieningenrechter in kort geding dient uit te gaan van de rechtmatigheid van dit besluit.
Gedaagden hebben gesteld dat de bij brief van 31 januari 2007 ingediende gronden van het beroep zijn gericht tegen genoemd besluit van 30 november 2006, hetgeen door het COA niet bestreden is. De voorzieningenrechter gaat er bij de beoordeling van het onderhavige kort geding derhalve vanuit dat er beroep is ingesteld tegen de overplaatsingsbeslissing. Dit doet niet af aan het feit dat de voorzieningenrechter in kort geding dient uit te gaan van de rechtmatigheid van het overplaatsingsbesluit, omdat het instellen van beroep geen schorsende werking heeft (artikel 6:16 Algemene wet bestuursrecht). Voor het toetsingskader is van belang dat de Hoge Raad in zijn arrest van 18 februari 1994, NJ 1995, 718 het volgende heeft overwogen:
“(…) In een zodanig geval dient de rechter in kort geding bij zijn beslissing omtrent de gevraagde voorziening in aanmerking te nemen welke uitspraak op het beroep bij de administratieve rechter mag worden verwacht, en zal hij na deze prognose de belangen van partijen bij toewijzing, respectievelijk weigering van de gevraagde voorziening in zijn beoordeling kunnen betrekken (…)”
Het COA heeft terecht aangevoerd dat bij het maken van deze prognose bedacht dient te worden dat in de bestuursrechtprocedure het overplaatsingsbesluit van het COA slechts marginaal mag worden getoetst.
5.2. In het onderhavige geval leidt toepassing van dit criterium tot het volgende.
5.3. Het COA heeft zich op het standpunt gesteld dat het haar taak, de centrale opvang van asielzoekers, op een doelmatige en deskundige wijze dient uit te voeren. De overheidsgelden die het COA ontvangt, dienen op een zorgvuldige wijze te worden besteed. In het kader hiervan kan het gewenst zijn dat bepaalde opvanglocaties worden gesloten als gevolg van de gedwongen inkrimping van het COA wegens een lagere instroom aan asielzoekers. Voor de sluiting van het AZC Heemskerk is bovendien redengevend dat de bestuursovereenkomst met de gemeente Heemskerk en de door de gemeente verleende tijdelijke ontheffing van het bestemmingsplan op grond van artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening afloopt. Gelet op het voorgaande stelt het COA een zwaarwegend belang te hebben bij overplaatsing van gedaagden naar AZC Drachten.
5.4. Gelet op het bepaalde in artikel 11 lid 1 Rva 2005 geldt in het algemeen dat het COA zonder meer bevoegd is om een vreemdeling over te plaatsen van AZC Heemskerk naar AZC Drachten. Gezien de hiervoor weergegeven redenering van het COA heeft zij ook een zwaarwegend belang om in het kader van de sluiting van het AZC Heemskerk te besluiten tot overplaatsing van de aldaar verblijvende asielzoekers / vreemdelingen. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan de vreemdeling zich er met recht op beroepen dat van hem niet kan worden verwacht dat hij gevolg geeft aan een overplaatsingsbeslissing. De voorzieningenrechter is van oordeel dat die situatie zich thans in het onderhavige geval voordoet en acht het volgende daartoe redengevend.
5.5. Uit de medische verklaringen als genoemd sub 2.8. tot en met 2.12, blijkt dat de heer [gedaagde] diverse ernstige geestelijke en lichamelijke aandoeningen heeft, waarvoor hij bij ongeveer tien artsen en een diabetesverpleegkundige onder behandeling is in het Medisch Centrum Alkmaar. Uit onder meer de verklaring van de huisarts R.C. Jansen blijkt dat de heer [gedaagde] met hem en de behandelend specialisten een vertrouwensband heeft opgebouwd die geleid heeft tot een stabilisatie van het ziekteproces. Gezien de overgelegde verklaringen heeft een groot aantal van de behandelaars van de heer [gedaagde] ernstige bezwaren tegen overplaatsing naar een AZC waar hij niet onder hun behandeling kan blijven. Volgens onder meer de revalidatiearts en de internist is het mede gezien de PTSS waar de heer [gedaagde] aan lijdt voor hem erg moeilijk om weer aan een groot aantal nieuwe specialisten te wennen en is het daarom buitengewoon belangrijk dat hij kan blijven bij de specialisten bij wie hij nu bekend is. De inhoud van de medische verklaringen ten aanzien van de heer [gedaagde] doet al het ergste vermoeden, maar deze verklaringen werden ter zitting ondersteund door de constatering van de voorzieningenrechter dat de heer [gedaagde] in ernstige mate lijdt onder zijn lichamelijke en geestelijke gezondheid. De enige omschrijving die recht doet aan de toestand van de heer [gedaagde] is die van een menselijk wrak, met wie zo min mogelijk gesold moet worden. De stelling van het COA dat de heer [gedaagde] wel kan worden behandeld in Drachten, nu het Bureau Medische Advisering (BMA) in haar advies van 16 augustus 2006 heeft geoordeeld dat er zelfs in Rusland voldoende adequate behandelmogelijkheden voor de heer [gedaagde] aanwezig zijn, doet in dit verband niet ter zake. Het advies van BMA van 16 augustus 2006 is opgesteld in het kader van de vraag of de heer [gedaagde] in aanmerking komt voor een vrijstelling van het vereiste te beschikken over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en ziet derhalve op de vraag of gedaagden in staat zijn (tijdelijk) terug te keren naar hun land van herkomst teneinde een mvv-aanvraag in te dienen en de behandeling van deze aanvraag aldaar af te wachten. Dat is in de onderhavige procedure echter niet aan de orde. Gedurende het verblijf van gedaagden in Nederland onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid, dient die overheid onder meer zorg te dragen voor een adequate medische behandeling.
Tegenover het eenduidige advies van de grote hoeveelheid artsen en andere medische behandelaars dat de heer [gedaagde] gebonden is aan zijn behandeling in het Medisch Centrum Alkmaar, heeft het COA in redelijkheid niet kunnen volstaan met de enkele mededeling dat hij naar Drachten kan worden overgeplaatst, omdat een behandeling van zijn aandoeningen aldaar ook mogelijk is.
5.6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter rust er op het COA onder de hiervoor weergegeven omstandigheden een zware inspanningsverplichting om te bezien of er, na sluiting van AZC Heemskerk, andere opvangmogelijkheden voor gedaagden in de regio Alkmaar aanwezig zijn.
5.7. Partijen zijn het erover eens dat het voor gedaagden niet mogelijk is in AZC Schagen dan wel AZC Den Helder te verblijven, aangezien deze locaties niet rolstoeltoegankelijk zijn. Ten aanzien van het AZC Alkmaar heeft het COA aangevoerd dat dit een Oriëntatie- en Inburgeringslocatie is, die niet bedoeld is voor asielzoekers als gedaagden die een eerste negatieve beschikking van de IND hebben ontvangen op hun asielaanvraag. Volgens het COA moeten gedaagden in een terugkeerlocatie worden geplaatst. Het COA stelt binnen deze context niet gehouden te zijn om aan gedaagden een plek in een Oriëntatie- en Inburgeringslocatie in Alkmaar aan te bieden. Hiervan zou een verkeerd signaal uitgaan. Er zijn in de regio Alkmaar geen andere dan de hiervoor genoemde AZC’s, aldus het COA.
5.8. De door het COA aangevoerde bezwaren tegen het plaatsen van gedaagden in het AZC Alkmaar zijn op zich zwaarwegende argumenten. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat het COA zich onder de gegeven uitzonderlijke omstandigheden van gedaagden in redelijkheid niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat zij niet gehouden was een modus te vinden voor verblijf van gedaagden in de regio Alkmaar. Het COA had naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit kader moeten onderzoeken of voor gedaagden een uitzondering kon worden gemaakt door hen, ondanks een afwijzing van hun asielaanvraag, te plaatsen in het AZC Alkmaar; bijvoorbeeld door te onderzoeken of het genoemde ‘verkeerde signaal’ opweegt tegen het signaal dat uitgaat van het weghalen van deze ernstig zieke man bij zijn behandelaars in Alkmaar. Ook had onderzocht moeten worden of er mogelijkheden zijn om gedaagden in een zelfstandige woning in de regio Alkmaar te plaatsen. Gesteld noch gebleken is dat het COA deze mogelijkheden heeft onderzocht.
5.9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat het door de heer [gedaagde] ingediende beroepschrift tegen de overplaatsingbeschikking een zeer goede kans van slagen heeft. Afgezien van welke regelgeving dan ook acht de voorzieningenrechter het nauwelijks voorstelbaar dat een rechter in de onderhavige omstandigheden een gedwongen overplaatsing van gedaagden naar AZC Drachten zal sanctioneren. Gezien de gebleken bereidheid van gedaagden om AZC Heemskerk te verlaten, verwacht de voorzieningenrechter dat gedaagden zullen vertrekken, zodra het COA een passende oplossing voor hen heeft gevonden. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangen van gedaagden in vergelijking met de belangen van het COA, zo zwaar wegen dat de uitslag van het beroep dient te worden afgewacht en de vordering dient te worden afgewezen.
5.10. Het COA zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:
- betaald vast recht EUR 62,75
- in debet gesteld vast recht 188,25
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.067,00
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
6.1. wijst de vorderingen af,
6.2. veroordeelt het COA in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op EUR 1.067,00, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 19.23.25.833 ten name van MvJ arrondissement Haarlem onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
6.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2007.?