Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA3418

Datum uitspraak2007-04-19
Datum gepubliceerd2007-04-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers22-000081-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

De verdachte heeft een persoon, die op de grond lag, met een schaar in het bovenlichaam gestoken en voorts met die schaar stekende en hakkende bewegingen gemaakt in de richting van het bovenlichaam en het hoofd van die persoon. Door op de bewezenverklaarde wijze te handelen heeft de verdachte, gelet op het steekwapen en de plaatsen op het lichaam waar de verdachte het slachtoffer raakte danwel probeerde te raken, - op zijn minst het voorwaardelijke - opzet gehad om de verdachte zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, waarbij van geluk gesproken mag worden dat het handelen van de verdachte uiteindelijk heeft geresulteerd in slechts kleine verwondingen bij het slachtoffer.


Uitspraak

Rolnummer: 22-000081-07 Parketnummer: 10-641310-06 Datum uitspraak: 19 april 2007 TEGENSPRAAK Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 21 december 2006 in de strafzaak tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Etiopië) op [geboortedag] 1971, thans gedetineerd [detentie-adres]. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 april 2007. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 impliciet primair, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest. De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Vrijspraak Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 impliciet primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken. Met name is hierbij overwogen dat niet geheel duidelijk is of de verdachte heeft gestoken c.q. stekende bewegingen heeft gemaakt met de schaar die in het kader van het onderzoek is veiliggesteld, dan wel met een kleinere niet heel scherpe schaar. Het hof heeft derhalve niet kunnen vaststellen dat het opzet van de verdachte, ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet, is gericht geweest op de levensberoving van het slachtoffer. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: (zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt) Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van het onder 1 impliciet subsidiair bewezenverklaarde: Poging tot zware mishandeling. Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenst vreemdeling is verklaard. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Strafmotivering De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep, tot vrijspraak van de verdachte terzake van het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde en tot veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft een persoon, die op de grond lag, met een schaar in het bovenlichaam gestoken en voorts met die schaar stekende en hakkende bewegingen gemaakt in de richting van het bovenlichaam en het hoofd van die persoon. Door op de bewezenverklaarde wijze te handelen heeft de verdachte, gelet op het steekwapen en de plaatsen op het lichaam waar de verdachte het slachtoffer raakte danwel probeerde te raken, - op zijn minst het voorwaardelijke - opzet gehad om de verdachte zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, waarbij van geluk gesproken mag worden dat het handelen van de verdachte uiteindelijk heeft geresulteerd in slechts kleine verwondingen bij het slachtoffer. Hoewel het hof heeft begrepen dat de bemoeizucht en de krenkende opmerkingen van het latere slachtoffer de verdachte in het verkeerde keelgat zijn geschoten - de verdachte was naar eigen zeggen slechts in de buurt van de kerk om een vriend op te zoeken toen het latere slachtoffer toenadering zocht tot de verdachte omdat hij hem niet vertrouwde, waarna dit latere slachtoffer hem onder meer de woorden toevoegde dat mensen zoals de verdachte achter de tralies horen - had de verdachte echter nog niet mogen handelen zoals bewezenverklaard. Voorts heeft de verdachte, na de voornoemde steekpartij, het slachtoffer bedreigd door een snijbeweging met zijn hand langs zijn keel te maken. Dit is een feit dat geëigend is angst op te roepen bij het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte als vreemdeling verbleven in Nederland terwijl hij wist dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Aldus handelende heeft de verdachte er blijk van gegeven aanwijzingen van de Nederlandse overheid niet te respecteren. Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 21 februari 2007, reeds eerder is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten en zeer veelvuldig voor overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57, 197, 285(oud) en 302 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden. Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Dit arrest is gewezen door mr. I. Ritter, mr. J. Kramer en mr. S. van Dissel, in bijzijn van de griffier mr. L. Hansman. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 april 2007.