Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA2864

Datum uitspraak2007-04-05
Datum gepubliceerd2007-04-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/500728-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank heeft een 33-jarige man schuldig bevonden aan diefstal uit een woning. Daar het bewezenverklaarde feit hem niet kan worden toegerekend, is hij ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis gelast.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Tegenspraak Parketnummer: 11/500728-06 Zittingsdatum : 22 maart 2007 Uitspraak : 5 april 2007 VERKORT STRAFVONNIS De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres en woonplaats], thans gedetineerd in de P.I. Haarlem, locatie De Vest, te Haarlem. De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. 1.De tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 19 december 2006 te Zwijndrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres slachtoffer] heeft weggenomen een hoeveelheid (munt)geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming. 2.De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft -het tenlastegelegde feit, met uitzondering van de braak/verbreking/inklimming, bewezen achtend- gevorderd dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar wordt geplaatst. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen blauwe Gazelle damesfiets wordt bewaard ten behoeve van de rechthebbende en het inbeslaggenomen [valutasoort] muntgeld wordt teruggegeven aan verdachte. 3.2 De verdediging De verdediging heeft een bewijsverweer en een strafmaatverweer gevoerd. 4. De bewijsbeslissingen 4.1 Partiële vrijspraak De rechtbank acht geen bewijs voorhanden dat verdachte zich de toegang tot de woning heeft verschaft en/of de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming. Verdachte zal daarom in zoverre worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. 4.2 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 19 december 2006 te Zwijndrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning aan [adres slachtoffer] heeft weggenomen een hoeveelheid muntgeld toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. 4.3 De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen, waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. 5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Het bewezenverklaarde levert op: DIEFSTAL. 6. De strafbaarheid van de verdachte 6.1 De rapporten van de deskundigen Uit het door klinisch psychologe drs. B.W. Roelofs-Van Bon omtrent verdachte uitgebrachte rapport d.d. 12 maart 2007 komt onder meer naar voren - zakelijk weergegeven -: Bij betrokkene is sprake van een paranoïde schizofrene stoornis, afhankelijkheid van cannabis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Betrokkene was ten tijde van het tenlastegelegde psychotisch. Dit betekent dat zijn denken verward is en dat zijn realiteitstoetsing is gestoord. Dit beïnvloedt zijn gedrag zodanig dat van een vrije beschikking over de eigen wil geen sprake meer is. Vanuit gedragskundig oogpunt concludeert onderzoekster daarom tot een volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Uit het door psychiater L. Beverloo omtrent verdachte uitgebrachte rapport d.d. 14 maart 2007 komt onder meer naar voren - zakelijk weergegeven -: Er is sprake van schizofrenie, paranoïde type, misbruik van cannabis en een persoonlijkheidsstoornis NOA. Tijdens het tenlastegelegde was hier ook sprake van. Uit zowel het proces-verbaal als uit het onderzoek blijkt dat betrokkene zich ten tijde van het tenlastegelegde volledig liet leiden door zijn paranoïde psychose. Betrokkene was niet in staat een reële inschatting te maken van de consequenties voor zijn handelen. Daarom is betrokkene ontoerekeningsvatbaar te achten. 6.2 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank heeft kennis genomen van de conclusies van voornoemde deskundigen met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en kan zich daarmee, gezien de onderbouwing ervan, verenigen, zodat de rechtbank deze conclusies overneemt. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen, voldoende vast is komen te staan dat het tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit niet aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank zal verdachte dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging. 7. De redenen, die tot de maatregel hebben geleid 7.1 Motivering De rechtbank heeft de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal uit een woning, waarbij hij door de bewoonster werd betrapt. De diefstal vond plaats in de voor het slachtoffer veilig geachte woning, waardoor inbreuk is gemaakt op de privacy en de gevoelens van veiligheid en geborgenheid van het slachtoffer. Dergelijke feiten berokkenen de benadeelden ergernis, overlast en schade. Tevens hebben dergelijke feiten negatieve gevolgen voor het algemene gevoel van veiligheid in de maatschappij. De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van een op naam van verdachte staand uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 januari 2007, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden meerdere malen is veroordeeld ter zake van vermogens- en geweldsdelicten. Uit het rapport van de klinisch psychologe drs. B.W. Roelofs-Van Bon, voornoemd, komt omtrent een eventueel te nemen maatregel onder meer het navolgende naar voren - zakelijk weergegeven -: Betrokkene is driemaal onderzocht in een dubbelrapportage Pro Justitia (psycholoog en psychiater). In 2001 wordt hij onderzocht, nadat hij zijn ouders tijdens een psychose had afgeperst. De psycholoog (A. Wallace) concludeert tot een ernstige psychiatrische c.q. psychotische stoornis die een affectieve component bevat. De psychiater (Th. Bos) concludeert tot een paranoïde schizofrene stoornis (met grootheidswanen) en een persoonlijkheidsstoornis NOA. De cannabisverslaving wordt door de psychiater niet als oorzaak gezien. Er wordt een opname ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht geadviseerd. In februari 2003 wordt hij onderzocht door psycholoog (G. Mensing) en psychiater (H. Gerritsen). Het delict betreft een winkeldiefstal en bedreiging van een politieagent. De psychiater concludeert tot recidiverende psychoses ten gevolge van cannabisgebruik. De psycholoog vindt het niet duidelijk of de psychose het gevolg is van schizofrenie dan wel cannabisgebruik. Wederom wordt een maatregel ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht geadviseerd. In 2004 is hij gearresteerd nadat hij - enkele weken na zijn ontslag uit een psychiatrisch ziekenhuis - het huis van zijn ouders heeft vernield, de politie met de dood heeft bedreigd en zich gewelddadig verzet bij arrestatie. Drs. H.A. Gerritsen, psychiater, concludeert dat er bij betrokkene sprake is van recidiverende psychoses, vermoedelijk samenhangend met cannabisafhankelijkheid bij een man met antisociale en narcistische trekken. Differentiaaldiagnostisch kan gedacht worden aan schizofrenie, paranoïde type. Hij concludeert dat betrokkene bij het tenlastegelegde zo evident psychotisch was, dat hij als ontoerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. Het recidiverisico wordt op 100% gesteld (...). Het recidivegevaar is groot. (...) Betrokkene is floride psychotisch, het ontbreekt hem aan ziektebesef en ziekte-inzicht. Er is sprake van een antisociale persoonlijkheidsproblematiek. Hij gebruikt cannabis. Bij betrokkene ontbreekt een stabiele thuissituatie, hij is momenteel zonder vaste woon- en verblijfplaats, hij heeft geen gestructureerde dagbesteding. Tot zelfstandig wonen is hij ook niet in staat. (...) Betrokkene is inmiddels driemaal opgenomen geweest ter psychiatrische behandeling. Een behandeling gericht op ziektebesef en ziekte-inzicht is bij die behandelingen telkens mislukt. Een behandeling gericht op zelfstandig wonen is ook mislukt, betrokkene bleek hiertoe niet in staat. Mogelijk zou een behandeling vanuit de principes van bemoeizorg en gericht op begeleid wonen recidive kunnen voorkomen. Daarbij zou opnieuw kunnen worden gepoogd betrokkene te motiveren tot het gebruik van medicatie. Een dergelijke behandeling zou aanvankelijk klinisch, later ambulant dienen plaats te vinden. Onderzoekster adviseert daarom vanuit gedragskundig oogpunt tot een opname in een psychiatrisch ziekenhuis. Uit het rapport van de psychiater L. Beverloo, voornoemd, komt omtrent een eventueel te nemen maatregel onder meer het navolgende naar voren - zakelijk weergegeven -: Er is sprake van een chronisch psychotisch toestandsbeeld passend bij de diagnose schizofrenie paranoïde type (...). Betrokkene is bekend met recidiverende psychoses en fors cannabisgebruik. (...) De kans van recidive op een dergelijk delict, ingegeven door zijn psychotische belevingen, is zeer groot te achten. Betrokkene toont geen enkel besef van zijn ziekte en is absoluut niet gemotiveerd voor behandeling. Dat is in het verleden meerdere malen geprobeerd, echter tot op heden niet gelukt. Langdurig gebruik van antipsychotische medicatie in combinatie met aanpak van huisvesting (beschermd wonen), financiën, sociale contacten en dagbesteding is noodzakelijk om het recidivegevaar te verminderen. (...) Langer durende klinische opname is aangewezen met als eerste inzet medicatiegebruik. Dan kan vervolgens door koppeling aan een ACT-team, met als focus 'bemoeizorg', de behandeling worden voortgezet. Samengevat is het advies, gezien de huidige stand van zaken, betrokkene te doen opnemen in het kader van gedwongen verpleging in een algemeen psychiatrisch ziekenhuis, de duur van een jaar niet te boven gaand. De rechtbank is van oordeel, gelet op de rapportages van voornoemde deskundigen, het verhandelde ter terechtzitting en mede gelet op de Justitiële Documentatie, dat verdachte een gevaar vormt voor zichzelf, voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen en goederen, zodat de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar is geboden. 7.2 De in beslaggenomen voorwerpen In het kader van het onderzoek zijn in beslag genomen: - een blauwe Gazelle damesfiets, - [valutasoort] muntgeld, waaromtrent niet is gebleken van een last tot teruggave. Ten aanzien van de fiets is niet vastgesteld kunnen worden wie de rechthebbende is. De rechtbank zal daarom bewaring van dit voorwerp ten behoeve van de rechthebbende gelasten. Ten aanzien van het [valutasoort] muntgeld zal de rechtbank teruggave aan verdachte gelasten. 8. De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde maatregel is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften: artikelen 37, 39 en 310 van het Wetboek van Strafrecht. 9. De beslissing De rechtbank verklaart de aan verdachte tenlastegelegde braak/verbreking/inklimming niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan (partieel) vrij; verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis; verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5. vermelde strafbare feit oplevert; verklaart de verdachte hiervoor niet strafbaar en ontslaat hem te dier zake van alle rechtsvervolging; * gelast PLAATSING van verdachte IN EEN PSYCHIATRISCH ZIEKENHUIS voor de termijn van EEN (1) JAAR. Ten aanzien van de in beslaggenomen goederen: - gelast de bewaring van de in beslag genomen fiets ten behoeve van de rechthebbende; - gelast de teruggave aan veroordeelde van het in beslag genomen [valutasoort] muntgeld. Dit vonnis is gewezen door: mr. H. Bedee, voorzitter mr. F.L.J.M. Heijnen en mr. M.I. Blagrove, rechters in tegenwoordigheid van mr. S. van Vugt, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 april 2007. Mr. Heijnen en mr. Blagrove zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.