Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA2473

Datum uitspraak1996-07-10
Datum gepubliceerd2007-04-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersH96.0266
Statusgepubliceerd


Indicatie

n de zomer van 1995 heeft [eiseres] samen met haar toenmalige partner een zogenaamde "Wasteland-party" bezocht, die werd gehouden in en om twee discotheken in de Reguliersdwarsstraat te Amsterdam: "Richter" en "De Blitz". Ter gelegenheid van dit feest was een loopbrug over de openbare weg gebouwd tussen genoemde discotheken, ter hoogte van de eerste verdiepingen daarvan. [Eiseres] is tijdens genoemd feest staande op deze loopbrug gefotografeerd zonder dat zij daarvoor toestemming had verleend.


Uitspraak

B 1.0849 MCH Vonnis 10 juli 1996 (bij vervroeging) bref délai ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM, EERSTE MEERVOUDIGE KAMER. Vonnis in de zaak met rolnummer H 96.0266 van: [eiseres] eiseres bij dagvaarding op verkorte termijn van 18 januari 1996, procureur mr Tj.A. Meijer, t e g e n : 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid , De Geïllustreerde Pers B.V. gevestigd te Amsterdam, 2. [gedaagde 2] wonende te 's-Gravenhage, g e d a a g d e n, procureur mr H.J.M. Boukema. Partijen worden hierna enerzijds [eiseres] en anderzijds De Geïllustreerde Pers c.s. of, indien gedaagden afzonderlijk worden bedoeld, De Geïllustreerde Pers en [gedaagde 2] genoemd. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Nadat was gehandeld overeenkomstig het in artikel 79 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde, heeft [eiseres] bij conclusie van eis met bewijsstukken gesteld en gevorderd overeenkomstig de inleidende dagvaarding. Bij conclusie van antwoord met bewijsstukken hebben De Geïllustreerde Pers c.s. de vordering bestreden. Vervolgens hebben partijen de zaak doen bepleiten ter openbare terechtzitting van 3 juni 1996, [eiseres] door mr F.M. Bus, advocaat te Utrecht en De Geïllustreerde Pers c.s. door hun procureur, waarbij door laatstgenoemde nog een bewijsstuk is overgelegd. Ten slotte hebben partijen stukken overgelegd voor vonnis. Daaronder bevinden zich van beide zijden pleitaantekeningen en thans ook het van de pleidooizitting opgemaakte proces-verbaal. GRONDEN VAN DE BESLISSING. 1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet betwiste inhoud van de overgelegde bewijsstukken staat in dit geding het volgende vast. a. In de zomer van 1995 heeft [eiseres] samen met haar toenmalige partner een zogenaamde "Wasteland-party" bezocht, die werd gehouden in en om twee discotheken in de Reguliersdwarsstraat te Amsterdam: "Richter" en "De Blitz". Ter gelegenheid van dit feest was een loopbrug over de openbare weg gebouwd tussen genoemde discotheken, ter hoogte van de eerste verdiepingen daarvan. b. [eiseres] is tijdens genoemd feest staande op deze loopbrug gefotografeerd door [gedaagde 2], zonder dat zij daarvoor toestemming had verleend. Deze foto toont [eiseres] met één been over de naar schatting 1 1/2 meter hoge reling van de loopbrug geslagen waarbij haar jurk openvalt. Voor haar bevindt zich een gehurkte man die zijn gezicht tegen haar schaamstreek drukt. c. Deze foto is ongeveer vijf maanden na het bewuste feest paginagroot afgedrukt in het tijdschrift "Nieuwe Revu" nummer 49, 29 november - 6 december 1995. De foto illustreerde een artikel met als opschrift: SEX. HET JAAR WAARIN ALLES KAN. Van incestplegers tot fistfucken op TV. Van SM op Internet tot openbare sex op de Amsterdamse Wasteland-parties. 1995 is het jaar waarin alles mag, kan en moet. Waarom? Het artikel wordt op de omslag van het tijdschrift als volgt aangekondigd: Het jaar van de OPENBARE SEX. Fistfucking op TV. Vrijpartijen in de disco. Orgiën op straat. Hoe Nederland sex buiten de deur ontdekt. [eiseres] heeft voor de publikatie van de foto geen toestemming gegeven. d. De Geïllustreerde Pers is uitgever van onder andere de Nieuwe Revu.. Dit tijdschrift wordt in een oplage van enkele honderdduizenden wekelijks verspreid onder abonnees, in de losse verkoop en in leesmappen. Daarnaast is de inhoud van het tijdschrift te raadplegen op de homepage van de Nieuwe Revu op Internet. 2. [eiseres] vordert: dat de Rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: 1. Gedaagden beveelt iedere verveelvoudiging of openbaarmaking in tijdschriften, op Internet of anderszins van enige foto waarop eiseres is geportretteerd, daaronder in het bijzonder begrepen de foto die in de nr. 49 van 1995 op blz. 30 is afgebeeld, te staken en gestaakt te honen; 2. Gedaagden beveelt de negatieven, alsmede alle kopieën van de foto's met het portret van eiseres en ander beeldmateriaal waar bet portret van eiseres op voorkomt, binnen 8 dagen na betekening van het in de onderhavige procedure te wijzen vonnis, aan eiseres af te geven; 3. Gedaagden beveelt aan alle exploitanten van leesmappen waarin de Nieuwe Revu is opgenomen, binnen 2 dagen na betekening van het in de onderhavige procedure te wijzen vonnis schriftelijk te verzoeken alle exemplaren van nr. 49 van de , jaargang 1995, uit de leesmappen te verwijderen of bladzijde 30 uit alle exemplaren van voornoemd tijdschrift te scheuren; 4. Gedaagden beveelt binnen. 2 dagen na betekening van het in de onderhavige procedure te wijzen vonnis schriftelijk opgave te doen van alle namen en adressen van derden, zowel in Nederland als in enig ander land, aan wie zij toestemming hebben gegeven een foto met het portret van eiseres, daaronder in het bijzonder begrepen de foto die in de nr. 49 van 1995 op biz: 30 is afgebeeld, openbaar te maken en/of te verveelvoudigen, alsmede binnen 2 dagen na betekening van het in de onderhavige procedure te wijzen vonnis schriftelijk aan deze derden te verzoeken iedere openbaarmaking en/of verveelvoudiging van foto's met het portret van eiseres te staken en gestaakt te houden. 5. Gedaagden veroordeelt tot betaling van een dwangsom van f10.000, = per dag of per geval, zulks ter keuze van eiseres, van gehele of gedeeltelijke overtreding van één of meer van de opgelegde bevelen; 6. Gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan eiseres van een vergoeding van de door haar geleden ,schade van f 25.000,–, althans van een zodanig bedrag als de Rechtbank in goede justitie gerechtvaardigd acht, met dien verstande dat als de één betaalt, de ander zal zijn gekweten; 7. Gedaagden veroordeelt in de kosten van dit geding. 3. [eiseres] heeft allereerst tegen de achtergrond van voormelde vaststaande feiten aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij een redelijk belang heeft dat zich verzet tegen openbaarmaking van de foto, die als portret in de zin van artikel 21 van de Auteurswet (AW) is aan te merken. De publikatie van de foto vormt volgens [eiseres] namelijk een ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Zij heeft er grote bezwaren tegen dat haar wijze van feestvieren buiten de kring van de aanwezigen op het feest bekend wordt, omdat bekenden van haar en anderen in haar omgeving haar gedrag zedeloos zullen vinden. Zij waande zich echter veilig in de beschermde omgeving van dit volgens haar besloten feest, tussen gelijkgestemde zielen. Met betrekking tot de door haar gestelde immateriële schade heeft zij tijdens pleidooi nog aangevoerd dat haar partner haar heeft verlaten omdat hij de onderhavige publikatie als gezichtsverlies heeft ervaren. Verder heeft haar zoon ernstig onder de situatie geleden: hij heeft enkele dagen niet naar school durven gaan en zijn schoolprestaties zijn sindsdien zeer slecht. Haar verhouding met hem is daardoor ook onder druk komen te staan. Ook is de relatie met haar familie, vrienden en kennissen bekoeld en is zij nog steeds een bron van vermaak voor mensen uit haar woon-en werkomgeving. 4. De Geïllustreerde Pers c.s. hebben allereerst betwist dat de door [gedaagde 2] gemaakte foto van [eiseres] een portret is in de zin van artikel 21 AW. Zij stellen dat de basis voor zo'n portret het gelaat van een persoon is. Van [eiseres] die schuin van achteren is gefotografeerd, is geen gelaat te zien, althans, van haar gelaat is niet zoveel te zien dat iemand die haar niet kent, haar op straat zal herkennen, aldus De Geïllustreerde Pers c.s. 5. Dit verweer gaat niet op. Voor het begrip "portret" zoals dat in artikel 21 AW wordt gehanteerd is niet zozeer het (gehele) gelaat zelf, als wel de herkenbaarheid van het gelaat bepalend. Anders dan De Geïllustreerde Pers c.s. menen zijn van het gelaat van [eiseres] op de foto karakteristieke en daarmee herkenbare trekken te zien, zoals de haardracht, de neus, een gedeelte van de oogpartij en de bril. Het is, naar de rechtbank ter zitting heeft kunnen waarnemen, wel degelijk mogelijk dat aan het gelaat herkend wordt van de afbeelding, ook door onbekenden. Artikel 21 AW is dan ook van toepassing. 6. De Geïllustreerde Pers c.s. hebben zich voorts verweerd door te stellen dat geen beroep toekomt op bescherming van haar persoonlijke levenssfeer, omdat deze geen betrekking heeft op hetgeen zich op straat afspeelt. In dit verband hebben zij aangevoerd dat vrijwillig in de openbaarheid is getreden, op een publiek schavot, in het kader van een exhibitionistisch evenement, ten overstaan van toeschouwers, fotografen en cameraploegen, met in seksueel opzicht grenzeloos gedrag. 7. Dit standpunt kan evenmin als juist worden aanvaard. Anders dan De Geïllustreerde Pers c.s. menen kan de persoonlijke levenssfeer zich immers ook uitstrekken tot bepaalde gebeurtenissen die - gedeeltelijk - in het openbaar plaatsvinden. De omstandigheid dat [eiseres] zich boven de openbare weg bevond toen de foto werd genomen en dat personen die zich op dat moment in de Reguliersdwarsstraat bevonden haar - al dan niet conform haar bedoeling - mogelijk konden zien, vormt voor De Geïllustreerde Pers c.s. nog geen vrijbrief om zonder haar toestemming een foto van haar in een compromitterende pose te publiceren in een landelijk weekblad. Het in dit verband door [gedaagde 2] ter gelegenheid van het pleidooi ingeroepen derdenbeding op het bordje naast de ingang met de mededeling dat binnen foto's werden gemaakt, kan hem niet baten. Het gaat immers niet om de foto als zodanig, maar om de openbaarmaking ervan. De verstilde weergave van een momentopname in een weekblad met een oplage van enkele honderdduizenden is aan te merken als een aanzienlijk grotere en indringender openbaarheid dan die gebeurtenis zelf in een nachtelijke Amsterdamse straat. De rechtbank is dan ook met [eiseres] van oordeel dat het door haar gestelde belang zich verzet tegen openbaarmaking van de onderhavige publikatie. 8. De Geïllustreerde Pers c.s. hebben zich op hun beurt eveneens beroepen op een grondrecht, namelijk de vrijheid van meningsuiting, meer in het bijzonder het recht van vrije nieuwsgaring. Zij hebben daartoe het volgende aangevoerd. De Geïllustreerde Pers c.s. beogen een nuttige functie te vervullen die bijdraagt aan het openbare debat in onze pluriforme maatschappij. Zij dienen een algemeen belang door van normveranderingen zoals door [eiseres] gepersonifieerd verslag te doen. In deze context bezien heeft de publikatie van deze foto volgens hen onmiskenbaar nieuws-en informatiewaarde. Onder deze omstandigheden moet in hun visie de belangenafweging die in het kader van artikel 21 AW behoort plaats te vinden in hun voordeel uitvallen. 9. Aan de orde zijn enerzijds het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] en anderzijds de vrijheid van meningsuiting van De Geïllustreerde Pers c.s. Deze in beginsel gelijkwaardige grondrechten staan in dit geval met elkaar op gespannen voet zodat één van de twee voor de ander moet wijken. Op grond van het hiervoor onder 7. overwogene staat vast dat De Geïllustreerde Pers c.s. door de uitoefening van hun grondrecht inbreuk hebben gemaakt op grondrecht. Hierna zal worden beoordeeld of deze inbreuk toelaatbaar is, dan wel - alle belangen afwegend - de grens van het toelaatbare is overschreden. 10. Derhalve dient thans te worden beoordeeld of het belang van [eiseres] bij bescherming van haar persoonlijke levenssfeer dient te wijken voor het belang van De Geïllustreerde Pers c.s. bij de onbelemmerde uitoefening van hun recht op vrijheid van meningsuiting. De rechtbank acht dat niet het geval. Voor dat oordeel neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. De door De Geïllustreerde Pers c.s. van [eiseres] ter illustratie van eerder genoemd artikel afgedrukte foto is geruime tijd voordat zij deze publiceerden gemaakt. De actualiteit van een opzienbare gebeurtenis waarvoor zij aandacht wensten was kennelijk geen reden voor De Geïllustreerde Pers c.s. om eerder tot publicatie over te gaan. Het betreffende artikel ziet niet in het bijzonder op het fenomeen van de Wastelandparties, al worden daaraan wel enkele regels gewijd. [eiseres] is geen bekende, in de openbaarheid tredende figuur, van wier handel en wandel regelmatig verslag wordt gedaan in de pers, zodat daarin geen rechtvaardiging kan worden gezocht voor publicatie van deze foto, waarvan De Geïllustreerde Pers c.s. redelijkerwijs konden weten dat publicatie voor de herkenbaar afgebeelde persoon onaangenaam en schadelijk zou kunnen zijn. De mogelijkheid heeft bestaan om aan [eiseres] toestemming voor publicatie te vragen. Indien de betreffende foto al een goede illustratie is bij het onderhavige artikel - het oordeel daarover ligt bij de redactie van de Nieuwe Revu, niet bij de rechtbank - dan maakt het onderwerp van de foto in het licht van het oogmerk dat met publicatie wordt nagestreefd het niet noodzakelijk dat het gelaat van [eiseres] herkenbaar wordt afgedrukt. Zo De Geïllustreerde Pers c.s. op grond van hun recht op vrije meningsuiting al belang hebben bij publicatie van deze foto, dan dienen zij van dat recht op zodanige wijze gebruik te maken dat de belangen van anderen, in dit geval de belangen van [eiseres] daardoor niet onnodig worden geschaad. In de wijze waarop De Geïllustreerde Pers c.s. tot publicatie van deze foto zijn overgegaan zijn zij in dat opzicht over de schreef gegaan, nu met de belangen van [eiseres] in het geheel geen rekening is gehouden, terwijl publicatie op deze wijze niet vereist was om een misstand in de samenleving aan de kaak te stellen, die niet op een andere wijze zou kunnen worden onthuld, nog daargelaten of ook in de zienswijze van De Geïllustreerde Pers c.s. wel sprake is van een misstand die diende te worden onthuld. De slotsom is dat, gelet op alle omstandigheden van het geval, het belang van De Geïllustreerde Pers c.s. bij publicatie op deze wijze dient te wijken voor het belang van [eiseres] bij bescherming van haar persoonlijke levenssfeer. 11. Met betrekking tot de door [eiseres] gestelde immateriële schade overweegt de rechtbank, dat voldoende aannemelijk is dat zij dergelijke schade heeft geleden, waarbij de rechtbank vooral gewicht toekent aan de verstoorde relatie met haar zoon en met haar woon- en werkomgeving. Blijkens de verklaring van [eiseres] tijdens pleidooi was haar partner aanwezig op het feest, zodat de verbreking van hun relatie door die partner niet zonder meer als een gevolg van de onderhavige publikatie kan worden beschouwd. 12. Anders dan De Geïllustreerde Pers c.s. menen, moet naar het oordeel van de rechtbank aan de publikatie van de foto en niet aan [eiseres]s gedrag het grootste gewicht worden toegekend als schadeveroorzakende factor. De Geïllustreerde Pers c.s. hadden schade voor [eiseres] kunnen en moeten voorzien en hebben door desondanks de foto op deze wijze te publiceren jegens haar onrechtmatig, immers in strijd met artikel 21 AW, gehandeld. De op basis daarvan bestaande vergoedingsplicht van De Geïllustreerde Pers c.s. wordt echter verminderd, omdat de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan [eiseres] moet worden toegerekend. Door op een voor het publiek op straat zichtbare plaats de beschreven compromitterende pose aan te nemen, heeft [eiseres] zichzelf blootgesteld aan het risico dat iemand uit dat publiek haar zou kunnen herkennen en heeft zij de kans dat zij daardoor schade zou kunnen lijden aanvaard. 13. Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen begroot de rechtbank de immateriële schade op f 10.000,-, waarvan een vierde gedeelte voor rekening van dient te blijven, zodat terzake een bedrag van f 7.500,- zal worden toegewezen. 14. Met betrekking tot de overige onderdelen van de vordering geldt, dat het onder 1. gevorderde - de rechtbank vat dit op als een verbod - alsmede de onder 2. gevorderde afgifte van de negatieven toewijsbaar is als na te melden. De enkele toezegging van De Geïllustreerde Pers c.s. om aan die vorderingen te voldoen staat daaraan niet in de weg. Bij het derde onderdeel van de vordering heeft [eiseres] geen belang meer, omdat, naar zij ook zelf tijdens het pleidooi heeft verklaard, de leesmappen met het betreffende nummer van de Nieuwe Revu inmiddels niet meer in roulatie zijn. Bij hetgeen overigens in het tweede en vierde onderdeel is gevorderd heeft [eiseres] eveneens onvoldoende belang naast de toewijzing van het eerste en (deels) het tweede onderdeel van de vordering. Het vijfde onderdeel van de vordering is in zoverre toewijsbaar, dat een dwangsom van f 10.000,- wordt verbeurd voor elke hernieuwde publikatie zoals in het eerste onderdeel bedoeld en dat voor elke dag dat genoemde negatieven te laat worden afgegeven f 1.000,- wordt verbeurd, dit laatste tot een maximum van f 25.000,-. 15. Hetgeen door [eiseres] overigens aan haar vordering ten grondslag is gelegd behoeft thans geen bespreking meer. De Geïllustreerde Pers c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. BESLISSING De rechtbank: - verbiedt De Geïllustreerde Pers c.s. iedere verdere verveelvoudiging of openbaarmaking in tijdschriften, op Internet of anderszins van enige foto waarop [eiseres] is geportretteerd, daaronder in het bijzonder begrepen de foto die in de Nieuwe Revu nummer 49 van 1995 op bladzijde 30 is afgebeeld, op straffe van een dwangsom van f 10.000,- per overtreding van dit verbod; - beveelt De Geïllustreerde Pers c.s. de negatieven van de foto's met het portret van [eiseres] binnen 8 dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] af te geven, op straffe van een dwangsom van f 1.000,-, tot een maximum van f 25.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan, dat zij in gebreke mochten blijven aan deze veroordeling te voldoen; - veroordeelt De Geïllustreerde Pers c.s. hoofdelijk tot betaling van een bedrag van f 7.500,- aan [eiseres]; - veroordeelt De Geïllustreerde Pers c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiseres] tot aan deze uitspraak begroot op f 2.570,01 waarvan te betalen: aan [eiseres] f 175,- voor bij haar gevallen kosten aan vast recht en aan de griffier van deze rechtbank: f 2.130,- aan salaris procureur; f 175,- aan overig vast recht; f 90,01 aan exploitkosten. - verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; - wijst af het meer of anders gevorderde. Gewezen door mrs J.A.J. Peeters, voorzitter en A.W.J. Ros en J. Koetsier, leden van genoemde kamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 1996 in tegenwoordigheid van de griffier.