Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA1894

Datum uitspraak2006-08-03
Datum gepubliceerd2007-03-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-008549-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Valsheid in geschrift. Verdachte heeft willens en wetens de aanmerkelijk kans aanvaard dat hij gebruik zou maken van een valse cheque.


Uitspraak

Parketnummer: 20-008549-05 Uitspraak : 3 augustus 2006 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 29 maart 2005 in de strafzaak met parketnummer 02-030179-03 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1935], wonende te [adres]. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd. Tenlastelegging Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat: hij op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 februari 2002 tot en met 25 april 2002 te Oostende en/of Zevenbergen en/of Roosendaal, in elk geval in België en/of Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een cheque (van [naam corporatie] te New York, getrokken op de [naam bank]), - zijnde een voor omloop bestemd krediet- of handelspapier, althans een geschrift, dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers hebben/heeft verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk de (oorspronkelijke) naam van de begunstigde op die cheque weggeretoucheerd/verwijderd en/of (vervolgens) op die cheque op de plaats van de naam van de begunstigde "[naam van verdachte]****" aangebracht/geplaatst en/of (vervolgens) op de achterkant van die cheque "[naam van verdachte] [adres van verdachte]" en/of zijn, verdachtes, handtekening/paraaf aangebracht/geplaatst, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken; en/of hij op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 februari 2002 tot en met 25 april 2002 te Oostende en/of Zevenbergen en/of Roosendaal, in elk geval in België en/of Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste cheque (van [naam corporatie] te New York, getrokken op de [naam bank]), - zijnde een voor omloop bestemd krediet- of handelspapier, althans enig geschrift, dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken hierin dat die cheque door verdachte en/of zijn mededader(s) ter incasso/verzilvering is aangeboden/ingediend bij de [naam bank] te Roosendaal en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat valselijk de (oorspronkelijke) naam van de begunstigde op die cheque is weggeretoucheerd/verwijderd en/of (vervolgens) op die cheque op de plaats van de naam van de begunstigde "[naam van verdachte]****" is aangebracht/geplaatst en/of (vervolgens) op de achterkant van die cheque "[naam van verdachte] [adres van verdachte]" en/of zijn, verdachtes, handtekening/paraaf is aangebracht/geplaatst en/of voornoemde cheque toen en daar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft afgeleverd of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of moest(en) vermoeden dat die cheque bestemd was voor gebruik als echt en onvervalst. Gelet op de inhoud van artikel 226, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, naar welk artikel de dagvaarding bij het subsidiair ten laste gelegde verwijst, verstaat het hof dat het de kennelijke bedoeling van de steller ervan is geweest om in de laatste zinsnede van het subsidiair ten laste gelegde ten laste te leggen: "terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die cheque bestemd was voor gebruik als echt en onvervalst". Bijgevolg leest het hof de tenlastelegging verbeterd in die zin. De verdachte is door deze verbetering niet in de verdediging geschaad. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij in de periode van 1 februari 2002 tot en met 25 april 2002 te Roosendaal, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse cheque van [naam corporatie] te New York, getrokken op de [naam bank], - zijnde een voor omloop bestemd krediet- of handelspapier, als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken hierin dat die cheque door verdachte of zijn mededader ter incasso is aangeboden bij de [naam bank] te Roosendaal en bestaande die valsheid hierin dat valselijk op die cheque op de plaats van de naam van de begunstigde "[naam van verdachte]****" is aangebracht en op de achterkant van die cheque "[naam van verdachte] [adres van verdachte]" en zijn, verdachtes, handtekening/paraaf is geplaatst. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen Indien tegen dit arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling die aan het arrest wordt gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Voor het bewijs dat de naam van de begunstigde valselijk is aangebracht, heeft het hof in het bijzonder in aanmerking genomen de verklaring d.d. 24 mei 2002 van [naam], Senior International Investigator van IBM Nederland N.V., opgenomen op pagina's 26-28 van het proces-verbaal van politie met dossiernummer IFT004-02/27, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als volgt. "Door onze afdeling werd navraag gedaan bij IBM Corporation, North Castle Drive 3B-42A te Armonk, New York. Uit de door hen verstrekte informatie bleek ons op 9 mei 2002 dat de originele cheque van IBM, voorzien van nummer 0000024727 nog in de kluis van IBM te New York aanwezig was. Bedoelde cheque is dus nog niet uitgegeven." Het hof is van oordeel dat uit die verklaring de valsheid rechtstreeks voortspruit. Het hof overweegt voorts met betrekking tot het bewezen verklaarde als volgt. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de cheque zou hebben ontvangen van een hem tot dan toe onbekende Afrikaanse man, [betrokkene] geheten, van wie hij verder geen gegevens heeft. Deze man zou via een Afrikaans advocatenkantoor, waarmee verdachte in het verleden zaken heeft gedaan (waarvan verdachte overigens de naam niet kon noemen), in contact met verdachte zijn gebracht. Verdachte wist niet, hoe hij deze [betrokkene] kon bereiken. Ook wist hij er geen verklaring voor te geven, waarom die [betrokkene] niet zelf een bankrekening in België opende en daardoor zich een aan de verdachte toegezegde provisie van $ 40.000 of daaromtrent zou besparen. Voorts zou volgens de verdachte de cheque ter waarde van meer dan 400.000 USD overhandigd zijn zonder dat er duidelijke, op schrift gestelde, afspraken waren gemaakt, onder andere over de wijze van uitbetaling van de aan de verdachte toegezegde provisie. Tenslotte heeft verdachte er geen aannemelijke verklaring voor gegeven, dat hij [medeverdachte] heeft ingeschakeld om een bankrekening in Nederland te openen en de cheque af te geven, één en ander tegen de helft (alzo omstreeks $ 20.000) van de hem toegezegde provisie. Onder al deze omstandigheden en in aanmerking genomen dat hij geen enkel onderzoek naar de echtheid van de cheque of naar de betrouwbaarheid van [betrokkene] heeft ingesteld, wat onder die omstandigheden in de rede zou hebben gelegen, heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijk kans aanvaard dat hij gebruik zou maken van een valse cheque. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 226, tweede lid juncto artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden Bij de straftoemeting heeft het hof in het bijzonder rekening gehouden met de schade die het bewezenverklaarde feit kan berokkenen aan (de integriteit van) het (internationale) betalingsverkeer. Met oplegging van voorts een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 14a(oud), 14b (oud), 14c en 226 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: Opzettelijk gebruik maken van enig in het eerste lid van artikel 226 van het Wetboek van Strafrecht vermeld vals geschrift, als ware het echt en onvervalst. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Aldus gewezen door mr. A. de Lange, voorzitter, mr. H.D. Bergkotte en mr. P.R. Feith, in tegenwoordigheid van mw. H. Van Zandbeek, griffier, en op 3 augustus 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.