Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA1502

Datum uitspraak2007-03-21
Datum gepubliceerd2007-03-26
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers258842
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ingesteld verzet tegen de eerste tussentijdse uitdelingslijst in het faillissement van Jomed N.V. De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 31 januari 2007 opposanten ontvankelijk verklaard in hun verzet. Hiertegen loopt beroep in cassatie bij de Hoge Raad. De rechtbank is van oordeel dat, ondanks voorwaardelijke toelating van de vordering van oppasanten, de verzetprocedure niet voortgezet kan worden, nu het beroep in cassatie schorsende werking heeft.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM SECTOR CIVIEL RECHT TUSSENBESCHIKKING Faillissementsnummer: 03.233-F Beslissing naar aanleiding van het door schuldeisers: A en B beiden wonende te Florence, Italië. procureur mr. B.J.H. Crans - hierna te noemen: opposanten, ingediende verzetschrift zoals bedoeld in artikel 186 van de Faillissementswet (Fw), in het faillissement van: de naamloze vennootschap JOMED N.V., statutair gevestigd te Amsterdam, ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zuid-Limburg, dossiernummer: 33.252.637, zaakdoende te 6235 NS Ulestraten, Bamfordweg 1, - hierna te noemen: Jomed. Verloop van de procedure Bij tussenbeschikking van 31 januari 2007 heeft de rechterbank opposanten ontvankelijk verklaard in hun verzet en de zaak verwezen naar de openbare zitting van 7 maart 2007 voor voortzetting van de behandeling van het verzetschrift. Tijdens de verificatieprocedure voorafgaande aan deze voortgezette behandeling is de door opposanten ingediende vordering betwist door mr. F.H. van der Beek namens mr. R.J. Schimmelpenninck in diens hoedanigheid van curator in het faillissement van Jomed (verder de curator), mr. B.F.H. Rumora-Scheltema namens erkende schuldeisers 19, 20, 21 en 24, en mr. J.A. Voerman namens ADJO Corporation N.V. (erkende schuldeiser 18). De rechter-commissaris heeft vervolgens de vordering van opposanten voor het volledige bedrag voorwaardelijk toegelaten en partijen verwezen naar een nader te bepalen terechtzitting van de rechtbank voor de renvooiprocedure. Vervolgens is de rechtbank overgegaan tot de inhoudelijke behandeling van het verzetschrift. Gronden van de beslissing Nu opposanten ontvankelijk zijn en de vordering van opposanten voorwaardelijk is toegelaten, dient de rechtbank te beslissen op het door opposanten ingediende verzet. Omdat de vordering van opposanten voorwaardelijk is toegelaten, hetgeen leidt tot wijziging van de tussentijdse uitdelingslijst, kan het verzet in beginsel gegrond worden verklaard. Gebleken is echter dat tegen genoemde tussenbeschikking beroep in cassatie is ingesteld bij de Hoge Raad en dat op dit cassatieberoep ten tijde van de behandeling ter terechtzitting van het verzetschrift nog niet is beschikt. Evenals in dagvaardingszaken geldt dat een beroep in cassatie tegen een beschikking op een rekest schorsende kracht heeft, zodat de verdere behandeling van de zaak geen doorgang behoort te vinden. De erkende schuldeisers 18,19, 20, 21 en 24 hebben aangegeven dat zij belang hebben bij een einduitspraak op het verzetschrift, aangezien de feitelijke uitdeling op grond van de tussentijdse uitdelingslijst daarvan afhankelijk is, en hebben de rechtbank verzocht zo spoedig mogelijk een eindbeschikking te geven, ook als dat inhoudt dat uitspraak wordt gedaan voordat de Hoge Raad in genoemd cassatieberoep een beschikking heeft gegegeven. De overige partijen hebben zich daartegen niet verzet. Alhoewel het belang van de erkende schuldeisers 18, 19, 20, 21 en 24 bij snelle uitkering aanwezig is en het ook praktisch vrijwel zonder risico lijkt om de uitdelingslijst thans aan te passen opdat uitgekeerd kan worden, kan gegrondverklaring van het verzet hangende het cassatieberoep niet plaatsvinden. Gelet op hetgeen hiervoor reeds is overwogen over de schorsende kracht van een beroep in cassatie is het wijzen van een eindbeschikking, terwijl de procedure is geschorst, in strijd met het systeem van de wet. De rechtbank zal gelet op het bovenstaande haar beslissing op het verzet aanhouden totdat de Hoge Raad een beschikking heeft gegeven in genoemd cassatieberoep. De meest gerede partij dient na uitspraak door de Hoge Raad de rechtbank zo spoedig mogelijk hierover te informeren. De zaak wordt daartoe pro forma aangehouden tot 27 juni 2007. BESLISSING De rechtbank: - verwijst de zaak pro forma naar de openbare zitting van 27 juni 2007 te 09:30 uur. - houdt iedere verdere beslissing aan. Deze beschikking is gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, mr. L. Voetelink en mr. M.E.A. Braeken en in raadkamer uitgesproken op 21 maart 2007.