Jurisprudentie
BA1347
Datum uitspraak2007-03-23
Datum gepubliceerd2007-03-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/551614-05
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-03-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/551614-05
Statusgepubliceerd
Indicatie
Rechtbank veroordeelt verdachte van dodelijk ongeval te Vaasen tot een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/551614-05
Uitspraak d.d.: 23 maart 2007
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1921,
wonende te [adres en woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 maart 2007.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 19 mei 2006 te Vaassen, althans in de gemeente Epe, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, (zijnde een personenauto), daarmede rijdende uit een uitrit vanaf een parkeerplaats gelegen aan de weg, de Houtzagersstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers is zij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
uit voornoemde uitrit (vanaf de parkeerplaats gelegen aan voornoemde weg), de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Houtzagersstraat, opgereden, terwijl het zicht naar links, althans het zicht op de weg, (zeer) beperkt was door een aldaar aanwezige trekker met oplegger,
waarbij zij, verdachte, de bestuurder van een fiets, zijnde [slachtoffer], niet voor heeft laten gaan, althans geen voorrang heeft verleend,
en/of waarbij of waardoor een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig en (de door) voornoemde [slachtoffer] (bestuurde fiets), tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] werd meegesleept/meegeduwd en/of voor het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig terecht is gekomen, waarbij zij, verdachte, (vervolgens) gas heeft gegeven en/of over voornoemde [slachtoffer] is
heengereden,
waardoor de heer [slachtoffer], (op 30 mei 2006) is overleden, althans zwaar lichamelijk letsel, te weten (ernstig) hersenletsel, heeft bekomen;
art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
zij op of omstreeks 19 mei 2006 te Vaassen, althans in de gemeente Epe, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, uit een uitrit vanaf een parkeerplaats gelegen aan de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Houtzagersstraat, is opgereden zonder een bestuurder van een fiets voor te laten gaan,
waarbij of waardoor een botsing heeft plaatsgevonden tussen deze fietser en het door haar -verdachte- bestuurde motorrijtuig,
waarbij en/of waardoor [slachtoffer], althans een ander, (op 30 mei 2006) is overleden, althans letsel aan een persoon is ontstaan en/of schade aan goederen is toegebracht;
art 54 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 19 mei 2006 te Vaassen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, (zijnde een personenauto), daarmede rijdende uit een uitrit vanaf een parkeerplaats gelegen aan de weg, de Houtzagersstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers is zij, verdachte, aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend,
uit voornoemde uitrit (vanaf de parkeerplaats gelegen aan voornoemde weg), de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Houtzagersstraat, opgereden, terwijl het zicht naar links beperkt was door een aldaar aanwezige trekker met oplegger,
waarbij zij, verdachte, de bestuurder van een fiets, zij[slachtoffer], niet voor heeft laten gaan,
waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig en (de door) voornoemde [slachtoffer] (bestuurde fiets), tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] werd meegesleept/meegeduwd
en/of voor het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig terecht is gekomen, waarbij zij, verdachte, (vervolgens) gas heeft gegeven en/of over voornoemde [slachtoffer] is
heengereden,
waardoor de heer [slachtoffer] (op 30 mei 2006) is overleden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, te weten een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd die het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, ten aanzien van het onder primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking dat door de handelwijze van verdachte – waarbij zij niet goed heeft gekeken of er verkeer aan kwam en daardoor geen voorrang heeft verleend aan een fietser, met alle gevolgen van dien – een ongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een jonge jongen ([slachtoffer]) is komen te overlijden. Het is de rechtbank gebleken dat verdachte haar rol in het, door haar veroorzaakte, ongeval niet geheel ziet.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank termen aanwezig boven de eis van de officier van justitie uit te gaan. Een andere straf of maatregel is niet mogelijk, gezien de leeftijd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast acht de rechtbank het niet meer verantwoord dat de verdachte nog deel neemt aan het verkeer, door middel van het besturen van een motorrijtuig.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op van artikel 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte onder primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ontzegt verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 (twee) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 167 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. Buijs, voorzitter, en mrs. Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 maart 2007.