Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA0546

Datum uitspraak2007-03-13
Datum gepubliceerd2007-03-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/650063-06 + 13.021332-04 (TUL)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bedreiging leden van het Koninklijk Huis. Alle rapporteurs spreken als hun deskundig oordeel uit dat verdachte ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting komt het oordeel van de deskundigen aangaande de ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte de rechtbank juist voor. De rechtbank neemt het oordeel over. Dit betekent dat verdachte ingevolge het bepaalde in artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht niet strafbaar is en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte vormt een gevaar voor zichzelf en/of voor de algemene veiligheid van personen. De rechtbank gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van één jaar.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummer 09/650063-06 + 13.021332-04 (TUL) 's-Gravenhage, 13 maart 2007 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], adres: [adres], thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, Penitentiair Complex Scheveningen, Unit 4 (BIBA en BBG). De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 6 december 2006 en 27 februari 2007. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. G. van der Steen, advocaat te Wassenaar, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd dat het telastgelegde feit bewezen wordt verklaard en dat verdachte ontslagen zal worden van alle rechtsvervolging, alsmede dat de rechtbank op basis van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht zal gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor een termijn van één jaar. Ten aanzien van de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf waartoe verdachte bij vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 25 november 2004 is veroordeeld, heeft de officier van justitie gevorderd dat deze zal worden afgewezen. De telastlegging. Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A. Bewijsoverweging. De raadsman heeft namens verdachte aangevoerd dat verdachte [prins] niet heeft bedreigd, doch diens echtgenote en kinderen, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van - kort gezegd - de bedreiging van [prins]. Voorts heeft de raadsman gesteld dat nu de echtgenote van [de prins] geen aangifte heeft gedaan, verdachte dient te worden vrijgesproken van de bedreiging van de echtgenote van [de prins]. Verdachte heeft op 15 augustus 2006 aan de centrale meldkamer van de politie Haaglanden onder meer gemeld dat hij [prinses] en/of haar dochtertjes binnen veertien dagen een kogel door de kop zou schieten, poppen en/of verbranden. Gelet op de aard van de bedreiging, de omstandigheid dat deze melding werd gedaan aan politiebeambten én gelet op de personen die door verdachte werden bedreigd, was de politie zonder meer gehouden van deze bedreiging via de daartoe geëigende kanalen melding te maken aan het Koninklijk Huis en de dienst Koninklijke en diplomatieke beveiliging. Aldus heeft [de prins] kennis gekregen van deze bedreiging en hij heeft via de hem daartoe ten dienste staande kanalen aangifte gedaan. Dat deze bedreiging niet direct aan de in die bedreiging genoemde personen is gedaan doet niet af aan de strafwaardigheid van deze handeling. Niet vereist is dat een bedreiging direct aan de bedreigde persoon wordt gedaan, voldoende is dat deze bedreiging hem (indirect) heeft bereikt. Aan dit vereiste is, gelet op hetgeen daarover in het proces-verbaal is gerelateerd voldaan. In de telefonische melding rept verdachte over prinses [prinses] en haar kinderen. Hij spreekt niet over [de prins]. Kan desondanks worden aangenomen dat hij [de prins] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht? Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend bewezen worden dat ook [de prins] op deze wijze is bedreigd. Verdachte bedreigt zijn echtgenote en zijn kinderen met de dood, een uiterst gewelddadige bedreiging waardoor het gezin van [de prins] wordt getroffen. In die context dreigt verdachte ook dat indien de politie niets doet er ook andere mensen doodgaan en dat over twee weken andere dingen in het [prinses]-huis belangrijk zijn. Al deze bedreigingen in onderlinge samenhang bezien vormen evenzeer een bedreiging tegen het leven van [de prins] als dat van zijn echtgenote en hun kinderen. Gelet op bovenstaande treft het door de raadsman gevoerde verweer dat [de prins] niet zou zijn bedreigd geen doel. Ook het verweer dat de in de ogen van de verdediging bedreigde, prinses [prinses], geen aangifte heeft gedaan treft, gelet op het bovenstaande, geen doel. Het behoeft verder geen bespreking dat [de prins] als wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarige dochters gerechtigd is tot het doen van aangifte namens zijn dochters. De bewijsmiddelen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. Strafbaarheid van de verdachte. Met betrekking tot de persoon van verdachte en diens strafbaarheid heeft de rechtbank acht geslagen op onderstaande, verdachte betreffende, rapportages: - het verslag van het consultbezoek van D.H.M. Lefrandt, psychiater, gedateerd 25 augustus 2006, alsmede op - de psychologisch rapportage van prof. dr. J.J. Baneke, klinisch en forensisch psycholoog, gedateerd 12 november 2006; - de psychiatrische rapportage van dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater, gedateerd 14 november 2006; - de aanvullende psychiatrische rapportage van dr. Kaiser voornoemd, gedateerd 5 februari 2007; - de psychologische rapportage van drs. M.H. de Groot, klinisch psycholoog, gedateerd 14 februari 2007; - de toelichting van dr. Kaiser voornoemd, gedateerd 27 februari 2007. Voorts heeft de rechtbank dienaangaande acht geslagen op hetgeen drs. De Groot ter terechtzitting van 27 februari 2007 als getuige-deskundige heeft verklaard. Uit bovenstaande rapporten blijkt dat de deskundigen Baneke, Kaiser en De Groot - ieder voor zich - concluderen dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in casu van schizofrenie van het paranoïde type. Deskundige Baneke is voorts tot de conclusie gekomen dat er ook sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Voornoemde deskundigen zijn verder van oordeel dat de ziekelijke stoornis het handelen van verdachte ten tijde van het telastgelegde in zodanige mate heeft bepaald dat hij zijn wil dienaangaande in het geheel niet kon bepalen. Mitsdien spreken alle rapporteurs als hun deskundig oordeel uit dat verdachte ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting komt het oordeel van de deskundigen aangaande de ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte de rechtbank juist voor, zodat zij dit oordeel over neemt en het hare maakt. Dit betekent dat verdachte ingevolge het bepaalde in artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht (hierna ook: Sr) niet strafbaar is en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ten aanzien van de kans op herhaling heeft deskundige Kaiser gesteld dat deze moeilijk voorspeld kan worden, doch dat hij recidive niet uitsluit. Deze deskundige verwacht voorts dat verdachte, ook als hij behandeld wordt, weer psychotisch zal worden. Tevens stelt deze deskundige dat er actieve psychotische symptomen zijn en dat bij verdachte een grote mate van impulsiviteit aanwezig zal blijven. Ook Baneke spreekt als zijn deskundig oordeel uit dat, gezien de combinatie van stoornissen en verdachtes voorgeschiedenis, er kans op herhaling bestaat indien verdachte toenemend psychotisch wordt. Ten slotte acht ook deskundige De Groot de kans op recidive niet uit te sluiten, vooral niet als de psychotische symptomatologie weer manifest wordt. Voorts merkt laatstgenoemde deskundige op dat er rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat verdachte zich in de toekomst niet houdt aan de aanwijzingen van zijn behandelaars of zijn medicatie niet inneemt, waardoor de kans op recidive toeneemt. Kaiser, Baneke en De Groot zijn dan ook van oordeel dat een klinische behandeling in een psychiatrische kliniek geboden is, zodat zij de rechtbank adviseren de klinische behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een artikel 37 Sr plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis. Gelet op de vorengenoemde psychiatrische en psychologische rapportages vermelde persoonlijkheidsstructuur van verdachte, de verklaring van de getuige-deskundige De Groot zoals deze is afgelegd ter terechtzitting van 27 februari 2007, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte een gevaar vormt voor zichzelf, zoals bedoeld in HR31-01-2006, LJN:AU7080, en/of voor de algemene veiligheid van personen. Verdachte is tot zijn daden gekomen onder de omstandigheid dat hij al lange tijd zijn medicatie niet in nam hetgeen ertoe heeft bijgedragen dat hij psychisch ontregeld raakte, op welke ontwikkeling door de hulpverlening op inadequate wijze is gereageerd. De rechtbank wijst in deze context dan ook op de kans op recidive indien verdachte niet behandeld zal worden en verdachte, zonder adequate behandeling, weer zal stoppen met het innemen van zijn medicijnen. Op grond van deze omstandigheden bestaat het gevaar dat verdachte zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen en hij zich opnieuw aan strafbare feiten, soortgelijk aan de onderhavige, zal schuldig maken. Gelet op vorenstaande is aan de wettelijke criteria, zoals genoemd in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, voldaan en zal de rechtbank gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van één jaar. Vordering tenuitvoerlegging. Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijk veroordeling van de officier van justitie heeft de rechtbank overwogen dat verdachte in gevolge artikel 39 Sr niet strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit dat hij gedurende de proeftijd heeft begaan. Mitsdien zijn er geen termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie zodat de rechtbank de vordering na voorwaardelijk veroordeling zal afwijzen. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen: 37, 39, 285 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing. De rechtbank, verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd; verklaart het bewezenverklaarde strafbaar; verklaart verdachte niet strafbaar; ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging; gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar; in verzekering gesteld op : 24 augustus 2006; in voorlopige hechtenis gesteld op : 25 augustus 2006; wijst af de vordering d.d. 25 januari 2007 tot ten uitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Amsterdam, d.d. 25 november 2004, gewezen onder parketnummer 13.021332-04. verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs De Graaff, voorzitter, Bockwinkel en Teerds, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van der Steen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 maart 2007.