Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ9929

Datum uitspraak2006-11-07
Datum gepubliceerd2007-03-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersK06/1537
Statusgepubliceerd


Indicatie

Klacht ex artikel 12 Sv., artikel 245 Sr. Het hof is van oordeel dat beklaagde zich heeft schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen bij iemand beneden zestien jaar, in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan, acht het hof van een gering leeftijdsverschil tussen klaagster en beklaagde geen sprake. Nu er bovendien aantoonbaar geen sprake is van een liefdesrelatie tussen klaagster en beklaagde en voorts, gelet op de aanwezigheid van B. en A., evenmin sprake is van gelijkwaardigheid tussen klaagster en beklaagde, acht het hof, mede gelet op de ernst en omvang van het beweerdelijk gepleegde strafbare feit, termen aanwezig om het beklag gegrond te verklaren en de vervolging van beklaagde te bevelen, terzake van het seksueel binnendringen bij iemand beneden zestien jaar, in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht.


Uitspraak

K06/1537 GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 7 november 2006 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van: [klaagster], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: klaagster, te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. C.M. Brouwers, advocaat te Eindhoven, over de beslissing van de officier van justitie te Breda tot het niet vervolgen van: [beklaagde], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: beklaagde, te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr.[advocaat], wegens het plegen van ontuchtige handelingen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. De feitelijke gang van zaken. Op 13 november 2005 heeft klaagster aangifte gedaan van het plegen van ontuchtige handelingen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, beweerdelijk jegens haar gepleegd door beklaagde. Op 27 maart 2006 is door de officier van justitie aan klaagster bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat er onvoldoende bewijs is. Hierop heeft klaagster bij schrijven van 7 april 2006 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 10 april 2006, met het verzoek de vervolging te bevelen. De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 21 juli 2006 het hof geraden het beklag af te wijzen. Op 29 augustus 2006 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klaagster en haar advocaat. Bij tussenbeschikking van 26 september 2006 heeft het hof besloten de zaak aan te houden, teneinde beklaagde te kunnen horen. Op 10 oktober 2006 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van de advocaat van beklaagde. De advocaat-generaal heeft, in afwijking van het schriftelijk verslag, het hof geraden het beklag gegrond te verklaren. De beoordeling. Klaagster, geboren op [geboortedatum] 1990, stelt het slachtoffer te zijn geworden van verkrachting, althans ontuchtige handelingen, door (onder meer) beklaagde. Klaagster stelt dat zij op 12 november 2005 een nachtelijke afspraak had met een zekere [betrokkene 1] en dat deze haar met de auto zou komen ophalen. Toen deze [betrokkene 1] arriveerde en klaagster bij hem in de auto stapte, bemerkte klaagster dat ook [betrokkene 2] en beklaagde (geboren op [geboortedatum] 1989) zich in de auto bevonden. Klaagster stelt dat [betrokkene 1] vervolgens de auto vergrendelde en wegreed. In de polder stapte [betrokkene 1] uit en liep naar de zijde waar klaagster zat. Volgens de stelling van klaagster sloeg [betrokkene 1] haar toen in het gezicht, waardoor zij angstig werd. Hierna verzette zij zich niet tegen de seksuele handelingen die vervolgens door alledrie de jongens met haar werden verricht. Klaagster stelt te hebben gedaan alsof zij het lekker vond om er sneller vanaf te zijn, vooral nu door [betrokkene 1] tegen haar was gezegd dat de drie jongens door zouden gaan totdat klaagster het lekker zou gaan vinden. Beklaagde, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] verklaren dat klaagster vrijwillig meedeed en zelf seks wilde. Alledrie verklaren dat klaagster pas nadat zij [betrokkene 2] en beklaagde had gezien in de auto is gestapt en niet tegen hun aanwezigheid protesteerde. Over het slaan door [betrokkene 1] leggen zij een ontkennende verklaring af. Het dossier bevat verklaringen van de moeder en zus van klaagster, waaruit blijkt dat klaagster zeer emotioneel was op de dag na het gebeuren. Het proces-verbaal van bevindingen maakt melding van een inbeslaggenomen videoband die door beklaagde is gemaakt in de auto ten tijde van de seksuele verrichtingen. De beeldkwaliteit is slecht. Klaagster wordt in een nader verhoor geconfronteerd met de bevindingen van de verbalisanten, die naar aanleiding van beeld en geluid van de video-opname concluderen dat het klinkt alsof de vier personen het naar hun zin hadden. Klaagster ontkent dat zij het naar haar zin had, maar stelt dat zij heeft gedaan alsof. [betrokkene 1] (bijna 5 jaar ouder dan klaagster) en [betrokkene 2] (bijna 4 jaar ouder dan klaagster) zijn gedagvaard om ter zitting te verschijnen. De strafzaak tegen beklaagde is echter geseponeerd. Het hof is van oordeel dat beklaagde zich heeft schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen bij iemand beneden zestien jaar, in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan, acht het hof van een gering leeftijdsverschil tussen klaagster en beklaagde geen sprake. Nu er bovendien aantoonbaar geen sprake is van een liefdesrelatie tussen klaagster en beklaagde en voorts, gelet op de aanwezigheid van [betrokkene 1] en [betrokkene 2], evenmin sprake is van gelijkwaardigheid tussen klaagster en beklaagde, acht het hof, mede gelet op de ernst en omvang van het beweerdelijk gepleegde strafbare feit, termen aanwezig om het beklag gegrond te verklaren en de vervolging van beklaagde te bevelen, terzake van het seksueel binnendringen bij iemand beneden zestien jaar, in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op het vorenstaande zal het hof het beklag gegrond verklaren en de vervolging van beklaagde bevelen terzake van het seksueel binnendringen bij iemand beneden zestien jaar. De beslissing. Het Hof verklaart het beklag gegrond en beveelt de vervolging van beklaagde terzake van het seksueel binnendringen bij iemand beneden zestien jaar. Aldus gegeven door mr. G.A.M. Stevens, als voorzitter, mrs. P.A.M. Hendriks en A.M.G. Smit, als raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, als griffier. op 7 november 2006.