Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ9927

Datum uitspraak2006-05-30
Datum gepubliceerd2007-03-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersK05/1213
Statusgepubliceerd


Indicatie

Klacht ex artikel 12 Sv.; niet-ontvankelijk nu geen aangifte is gedaan. Het standpunt van de advocaat-generaal in raadkamer ingenomen – hoe sympathiek en moreel correct ook – dat, nu het aan foutieve handelswijze van de politie te wijten is dat klaagster niet zelfstandig aangifte heeft gedaan, zulks ertoe moet leiden dat het hof klaagster, op grond van de aangifte van haar zoon, ontvankelijk dient te verklaren in haar beklag, is voor het hof onvoldoende, gelet ook op de wettelijke regeling in artikel 12 e.v. van het Wetboek van Strafvordering.


Uitspraak

K05/1213 GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 30 mei 2006 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van: [klaagster], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: klaagster, te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mevrouw [naam], werkzaam bij de naamloze vennootschap D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V., gevestigd te ‘s-Hertogenbosch, over de beslissing van de officier van justitie te Maastricht tot het niet vervolgen van: [beklaagde 1], wonende te [woonplaats], en [beklaagde 2], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: beklaagden, en ieder afzonderlijk: beklaagde, wegens vernieling c.q. openlijke geweldpleging en/of poging tot doodslag. De feitelijke gang van zaken. Op 17 augustus 2004 is de zoon van klaagster, [slachtoffer], slachtoffer geworden van vernieling c.q. openlijke geweldpleging en/of poging tot doodslag, beweerdelijk gepleegd jegens hem door beklaagden. [slachtoffer] heeft terzake deze feiten op 17 augustus 2004 aangifte gedaan. Klaagster heeft niet zelfstandig aangifte dienaangaande of van enig ander strafbaar feit gedaan. Namens klaagster is bij schrijven van 23 augustus 2005 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 25 augustus 2005, met het verzoek de vervolging te bevelen. De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 22 februari 2006 het hof geraden klaagster ten dele niet-ontvankelijk te verklaren in haar beklag en voor het overige het beklag af te wijzen. Op 2 mei 2006 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van [naam], gemachtigde van klaagster. De advocaat-generaal heeft het hof geadviseerd om klaagster in haar beklag in alle opzichten ontvankelijk te verklaren maar het beklag af te wijzen. De beoordeling. Klaagster stelt dat beklaagden zich schuldig hebben gemaakt aan vernieling, openlijke geweldpleging en/of poging tot doodslag. Klaagster is eigenaresse van de personenauto waarin haar zoon, [slachtoffer], reed toen beklaagden vanaf een brug stenen op de personenauto gooiden, waardoor de auto werd beschadigd en haar zoon letsel heeft opgelopen. Klaagster heeft geen aangifte bij de politie gedaan terzake enig strafbaar feit. De beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering vereist onder meer dat er sprake is van een strafbaar feit dat niet (verder) wordt vervolgd. Daarvan is eerst sprake wanneer het strafbare feit daadwerkelijk ter kennis van het openbaar ministerie is gekomen, hetgeen doorgaans in de vorm van een aangifte geschiedt. Nu klaagster in casu geen aangifte heeft gedaan terzake van enig strafbaar feit, is er door het openbaar ministerie ten aanzien van klaagster geen beslissing genomen over het al dan niet vervolgen, zodat zich in casu geen situatie voordoet als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster kan derhalve niet in haar beklag worden ontvangen. Het hof zal het beklag zal op die grond afwijzen. Het standpunt van de advocaat-generaal in raadkamer ingenomen – hoe sympathiek en moreel correct ook – dat, nu het aan foutieve handelswijze van de politie te wijten is dat klaagster niet zelfstandig aangifte heeft gedaan, zulks ertoe moet leiden dat het hof klaagster, op grond van de aangifte van haar zoon, ontvankelijk dient te verklaren in haar beklag, is voor het hof onvoldoende, gelet ook op de wettelijke regeling in artikel 12 e.v. van het Wetboek van Strafvordering. Overigens wijst het hof erop dat het onderhavige feitencomplex in totaliteit in het kader van de behandeling van de eveneens bij het hof aanhangig gemaakte klachtzaak van [slachtoffer] (kenmerk K05/1210) door het hof is beoordeeld, zodat klaagster in materiële zin niet in haar belangen is geschaad. De beslissing. Het hof verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar beklag en wijst het beklag op die grond af. Aldus gegeven door mr. F. van Beuge, als voorzitter, mrs. G.A.M. Stevens en F.J.M. Walstock, als raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. L.A.H. Tappenbeck, als griffier. op 30 mei 2006.