Jurisprudentie
AZ9416
Datum uitspraak2007-02-14
Datum gepubliceerd2007-02-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers09/754170-03
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-02-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers09/754170-03
Statusgepubliceerd
Indicatie
Artikel 140 Sr, artikel 2, 10, 10a (voorbereidingshandelingen) Opiumwet, artikel 26, 55 Wet wapens en munitie.
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod. Medeplegen van feiten, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden door voorwerpen voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van die feiten.
Medeplegen van feiten, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden en bevorderen
door een ander middelen te verschaffen tot het plegen van die feiten en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van die feiten. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in
artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod. Het leiding geven aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verweer verworpen dat sprake zou zijn van schending artikel 5 en 6 EVRM. Verweer betreffende de bevoegdheid ex artikel 126k Wetboek van Strafvordering verworpen.
Uitspraak
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
NEVENZITTINGSPLAATS HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 14 februari 2007
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 30 en 31 januari 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [medeverdachte]is van Bewaring De Sprang te ’s-Gravenhage.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 10 juni 2004 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
-232.310 pillen/tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of
-76.887 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
-40.000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
en/of metamfetamine en/of
-139 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of
metamfetamine en/of amfetamine (telkens) een of meer middel(en) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval (telkens) een of meer middel(en) vermelde op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij op of omstreeks 10 juni 2004 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen voorhanden heeft gehad:
-drie, althans een of meer Licht(e) Antitank Wapen(s) (model M 80,) en/of
negen, althans een of meer handgrana(a)t(en) (type 91), zijnde (een) wapen(s) van categorie II onder 7° en/of
-drie, althans een pistoolmitrailleur(s) (kaliber 9x19mm) en/of een pistoolmitrailleur (kaliber 9 millimeter Auto (9x17 mm)), zijnde (een) wapen(s) van categorie II onder 2° en/of
-drie, althans een of meer pisto(o)l(en) (merk Makarov (kaliber 7.65 mm) en/of
-een revolver (merk Colt (kaliber .357 Magnum)), zijnde (telkens) (een) wapen(s) van categorie III onder 1° en/of
-66 althans een of meer patro(o)n(en) (kaliber .357 Magnum) en/of
-33, althans een of meer patro(o)n(en) (kaliber .38 Special),
zijnde (telkens) munitie van categorie II en/of
-100, althans een of meer patro(o)n(en) (kaliber .45 ACP) en/of
-21, althans een of meer patro(o)n(en) (kaliber .22) en/of
-104, althans een of meer patro(o)n(en) (kaliber 7.65 mm) en/of
-131, althans een of meer patro(o)n(en) (kaliber 9 X 19 mm) en/of
-28, althans een of meer patro(o)n(en) (kaliber .380 Auto (9x17mm)),
zijnde (telkens) munitie van categorie III.
3.
hij op of omstreeks 10 juni 2004 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwetbehorende lijst I , voor te bereiden en/of te bevorderen.
-een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
-zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
-voorwerpen, vervoermiddelen en/of stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden hebbende verdachte en/of zijn mededader(s):
(een) vacuümzak(ken) en/of een vacuümmachine en/of een sealapparaat en/of een weegschaal en/of 25, althans een of meer jerrycan(s), althans een of meerdere appara(a)t(en) en/of artikel(en) dat/die voor de productie van en/of verpakking van verdovende middelen aldaar gebruikt kon worden voorhanden gehad.
4.
hij op of omstreeks 12 november 2003 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen, 548 pillen/tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine, in elke geval een middel vermeld op Lijst I bij de Opiumwet, zijnde (telkens) MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of
N-ethyl MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine, in elke geval een middel vermeld op Lijst I bij de Opiumwet, immers heeft/hebben hij verdachte en/of (een van) zijn mededaders opzettelijk:
-een reis voor medeverdachte [medeverdachte] geboekt naar Zuid-Oost Azië en/of een vliegticket met bestemming Hong Kong en/of een vliegticket Hong Kong-Singapore voor die [medeverdachte] gekocht/geboekt en/of
-overleg gevoerd met mensen in Zuid-Oost Azië die de pillen/tabletten in ontvangst zouden nemen en/of
-afspraken gemaakt over de persoon die de pillen/tabletten naar Zuid-Oost Azië zou vervoeren/brengen en/of
-zich, voorzien van die pillen/tabletten naar Schiphol begeven en/of aldaar ingechecked en/of zich begeven naar de douane, terwijl de uitvoering van at misdrijf niet is voltooid.
5.
Primair
hij op of omstreeks 26 november 2003, althans in de maand november 2003 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten:
het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van synthetische drugs, in elk geval een of meerdere hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine, althans een middel als vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet, zijnde (telkens) MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine, althans (telkens) een middel(en) als vermeld op lijst 1 behorende bij de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen:
-een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
-zich of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
-voorwerpen, vervoermiddelen en/of stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s):
100 liter, althans een hoeveelheid benzylmethylketon (BMK) voor de bereiding en/of bewerking en/of verwerking van synthetische drugs, vervoerd en/of afgeleverd en/of verstrekt, althans voorhanden gehad, waarvan hij/zij wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat die stoffen bestemd waren tot het plegen van die/dat feit(en).
Subsidiair
hij op of omstreeks 26 november 2003, althans in november 2003 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen 100 liter, althans een hoeveelheid, benzylmethylketon (BMK), zijnde een geregistreerde stof van categorie 1 van bijlage 1, behorend bij
deze wet, voorhanden heeft gehad.
6.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2003 tot en met 21 juni 2004 te 's-Gravenhage en/of Amsterdam en/of Loosdrecht en/of Hilversum en/of Bergen (provincie Noord-Holland) en/of (een) andere plaats(en) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende (telkens) MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
7.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2003 tot en met 16 juni 2004, althans in de periode van 1 januari 2004 tot en met 16 juni 2004 te Amsterdam en/of 's-Gravenhage en/of Loosdrecht en/of Bergen (provincie Noord-Holland) en/of (een) andere plaats(en) in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Groot-Britannië en/of Zuid-Oost Azië tezamen en in vereniging met een ander of ander(en), althans alleen (telkens) om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen of buiten het grondgebeid van Nederland brengen van MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens):
-een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daarbij gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
-zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) verdachte's mededader(s)
-een of meer telefoongesprek(ken)/bespreking(en) gevoerd en/of faxen verstuurd over de invoer van PMK en/of BMK, althans grondstoffen voor de productie van synthetische drugs vanuit Zuid Oost Azië naar Nederland, althans Europa en/of
- een of meer telefoongesprek(ken)/bespreking(en) gevoerd over de wijze van transport en/of de deklading en/of de af te leggen route van de/die PMK en/of BMK, althans grondstoffen voor de productie van synthetische drugs en/of
- een of meer telefoongesprek(ken)/bespreking(en) gevoerd over het adres en/of bedrijf dat als geadresseerde/ontvanger op de bill of lading vermeld kon worden en/of
-investeerders benaderd en/of geld ingezameld en/of overgemaakt, althans ter beschikking gesteld/gehad voor het transport van (die) PMK en/of BMK, althans grondstoffen voor de productie van synthetische drugs en/of
-een of meer telefoongesprek(ken)/besprekingen gevoerd over de prijs en/of kwaliteit van (monsters) van de/die PMK en/of BMK, althans de grondstoffen voor de productie van synthetische drugs en/of
-een monster van de/die PMK/BMK, althans grondstoffen voor de productie van synthetische drugs vanuit Zuid-Oost-Azië mee naar Nederland genomen, teneinde dat monster aan de afnemer(s) te kunnen laten zien en/of een monster van de/die PMK/BMK, althans grondstoffen voor de productie van synthetische drugs aan de afnemer(s) laten zien/getoond.
8.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2003 tot en met 21 juni 2004 te 's-Gravenhage en/of Amsterdam en/of Loosdrecht en/of Bergen (Noord-Holland) en/of Almere en/of (een) andere plaats(en) in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Groot-Brittannië en/of Zuid-Oost Azië tezamen en in vereniging met een ander of ander(en) als oprichter is opgetreden en/of leiding heeft gegeven aan, althans heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven namelijk het meermalen/eenmaal (telkens):
-het opzettelijk verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een of meerdere hoeveelheid/hoeveelheden MDMA, zijnde MDMA een middel voorkomend op de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens artikel 3a van die Wet en/of
-het plegen van voorbereidingshandelingen daartoe en/of
-het in de handel brengen van en/of voorhanden hebben van PMK en/of BMK, althans van (een) geregistreerde stof(fen) van categorie 1 van bijlage I bij de richtlijn (behorend bij de Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën) en/of
-het voorhanden hebben van (verboden) wapens en/of munitie,
zijnde deze misdrijven strafbaar gesteld in de artikelen 2 lid 1 onder B Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën alsmede artikel 26 jo. 55 Wet Wapens Munitie:
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) hiertoe (telkens)
- afspraken gemaakt over af te nemen hoeveelheden MDMA en/of over de prijs van MDMA (pillen) en/of over leveringstijdstip(en) en/of vervoer en/of transport geregeld en/of de beschikking gehad over grondstoffen voor de vervaardiging van MDMA en/of een of meerdere hoeveelheden MDMA opgeslagen in een safehouse en/of
- overleg gevoerd en/of afspraken en/of contacten gelegd omtrent de invoer van een of meerdere partij(en) PMK/BMK, althans
- grondstoffen ter vervaardiging van synthetische drugs per zeeschip via de havens van Antwerpen en/of Hamburg en/of Bremen en/of
- opdrachten gegeven en/of investeringen en/of betalingen gedaan en/of transporten geregeld en/of kennis op het gebied van transport/logistiek ter beschikking gesteld en hand- en/of spandiensten verricht en/of beschikt over een of meerdere partij(en) wapens en/of munitie.
9.
hij op of omstreeks 21 juni 2004 te Amsterdam (in een woning gelegen aan de Hamontstraat)een of meer wapens van categorie III onder 1, te weten:
-een pistool (merk Jennings (kaliber .22 LR)) en/of
-een revolver (merk Amadeo Rossi (kaliber .38 Special)),
en/of (voor dat/die wapen(s) geschikte) munitie van categorie III, te weten:,
-5, althans een of meer patro(o)n(en) (kaliber .22 LR) en/of
-7, althans een of meer patro(o)n(en) (kaliber .38 Special (merk GECO)) en/of
-3, althans een of meer patro(o)n(en) (kaliber .38 Special (merk Winchester)
voorhanden heeft gehad.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Op vordering van de officier van justitie is feit 4 op de tenlastelegging ter terechtzitting van 17 januari 2006 gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage I bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijsbeslissing
3.1 Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder 2, 4 en 7 ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit:
Tijdens de doorzoeking op 10 juni 2004 van de door medeverdachte [medeverdachte] bewoonde woning aan de [adres] te Amsterdam zijn de wapens en munitie, genoemd in het onder 2 tenlastegelegde feit, aangetroffen. De rechtbank heeft echter uit het dossier en het verhandelde ter zitting niet kunnen afleiden dat verdachte een zekere mate van bewustheid bezat van de aanwezigheid van die wapens en munitie. Het dossier bevat vele afgeluisterde telefoongesprekken, doch uit geen enkel gesprek blijkt van enige betrokkenheid van verdachte bij die wapens en munitie. Het voor de rechtbank vaststaande feit dat verdachte voornoemde woning aan [adres] bezocht, medeverdachten naar het pand stuurde en betrokken is geweest bij de huurverlenging van het pand, is nog niet voldoende om te concluderen dat verdachte beschikkingsmacht had over de in die woning aangetroffen wapens en munitie.
Met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde feit:
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en overweegt daartoe het volgende.
Om tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde te kunnen komen, dient bewezen te worden dat verdachte wist dat medeverdachte [medeverdachte] pillen voorhanden had.
Verdachte ontkent elke vorm van betrokkenheid bij de uitvoer door [medeverdachte] van pillen. Hij ontkent te hebben geweten dat [medeverdachte] pillen vervoerde.
De zich in het dossier bevindende tapgesprekken over “spullen van de kong si die [medeverdachte] bij zich had op Schiphol” en “dat [medeverdachte] vertrokken is uit de plaats van A TANG” en “een klein gedeelte dat door [medeverdachte] zou worden weg gebracht”, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende om wetenschap van het voorhanden hebben van de pillen aan te nemen, zoals de officier van justitie wel heeft gedaan.
In het dossier heeft de rechtbank geen aanwijzingen gevonden dat de criminele organisatie, waarvan verdachte deel uit maakt, zich bezig zou houden met de uitvoer van pillen naar Azië.
Het subsidiair tenlastegelegde feit kan niet bewezen worden ook niet nu het een voltooid delict betreft. Medeverdachte [medeverdachte] is door de douane aangesproken achter het security filter in vertrekhal 3 en in het paspoort van [medeverdachte] is aangetroffen een uitreisstempel van Schiphol.
Met betrekking tot het onder 7 tenlastegelegde feit:
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten containers bevattende PMK of BMK hebben willen invoeren en overweegt daartoe het volgende.
De inhoud van de afgeluisterde telefoongesprekken, waarbij veelvuldig sprake is van versluierd taalgebruik, doet vermoeden dat verdachten zich bezig hielden met illegale activiteiten. Wat betreft de aard daarvan is niet komen vast te staan dat het ging om de invoer van PMK of BMK. Weliswaar is onder medeverdachten op 26 november 2003 een hoeveelheid van 100 liter BMK en op 10 juni 2004 een jerrycan met restanten BMK aangetroffen, doch een rechtstreeks verband tussen de aangetroffen BMK en de inhoud van de in te voeren containers heeft de rechtbank niet kunnen vinden. De rechtbank kan niet uitsluiten dat het ging om andere dan de ten laste gelegde illegale activiteiten, zoals de invoer van grote hoeveelheden merkvervalste goederen of sigaretten waarover geen accijns werd betaald. Evenmin valt helemaal uit te sluiten dat er sprake was van legale handel, zoals de invoer van potten en pannen en messensets, zoals aangetroffen in de door de douane gecontroleerde containers.
4.2 Bewijsoverwegingen
4.2.1.Bewijsverweer ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat, nu in het reeds uitgewerkte vonnis van medeverdachte [medeverdachte] bewijsmiddelen (tapgesprekken) zijn gebruikt die de schuld van zijn cliënt zouden impliceren, voornoemde bewijsmiddelen niet meer mogen worden gebezigd als bewijs in de onderhavige zaak.
Indien geen gebruik wordt gemaakt van ‘wezenlijk andere’ bewijsmiddelen, kan twijfel rijzen over de onpartijdigheid van de rechtbank, zoals vereist op grond van artikel 6 van het EVRM, aldus de raadsman.
De raadsman trekt deze conclusie uit de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake Schwarzenberger (10 augustus 2006, Appl. 75737/01 EHRC 2006, afl. 10, nr. 124).
Op grond van het bovenstaande, zo stelt de raadsman, zouden de tapgesprekken - gelet op de specifieke duiding die de rechtbank aan de gesprekken zou hebben gegeven in het vonnis tegen [medeverdachte] - moeten worden uitgesloten van het bewijs. Dientengevolge komt de raadsman tot de conclusie dat zijn cliënt moet worden vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 3.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Het Europees Hof heeft in bovengenoemde uitspraak bepaald dat de enkele omstandigheid dat een zittingsrechter eerder in een zaak van een medeverdachte een beslissing heeft genomen ten aanzien van hetzelfde delict niet voldoende is om aan zijn onpartijdigheid te twijfelen. Om de vraag te beantwoorden of sprake is van partijdigheid, moet worden gekeken naar de specifieke omstandigheden van het geval.
Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank dat in het aanvullende vonnis in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] niet specifiek over de betrokkenheid van verdachte is gesproken.
In enkele van de voor het bewijs gebezigde tapgesprekken komt de naam [medeverdachte] voor. De rechtbank heeft eerst nu vastgesteld dat [medeverdachte] verdachte [verdachte] betreft. De in het aanvullend vonnis van [medeverdachte] tussen haakjes vermelde zinsnede “naar de rechtbank begrijpt [verdachte]” behelst niet een dergelijke vaststelling. Het gebruik van bewijsmiddelen in de zaak tegen [medeverdachte] waarin [medeverdachte] voorkomt, impliceert dan ook geenszins de schuld van verdachte. De bewijsvoering in het vonnis tegen [medeverdachte] moet enkel in de context van de bewijsvoering tegen [medeverdachte] worden gezien.
De eventuele overlap van een aantal van de bewijsmiddelen (tapgesprekken) betekent op grond van het voorgaande niet dat de rechtbank niet meer met een onbevangen blik naar de zaak tegen verdachte [verdachte] zal en kan kijken. De rechtbank beoordeelt de zaak tegen verdachte op haar eigen merites.
Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank op dat de samenstelling van de rechtbank die het vonnis van [medeverdachte] heeft gewezen, afwijkt van de huidige samenstelling.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de door de raadsman opgeworpen vrees voor partijdigheid noch objectief noch subjectief is gerechtvaardigd. Er is geen sprake van een schending van artikel 6 EVRM.
4.2.2. Ten aanzien van feit 5.
4.2.2.1. Verweer van de raadsman betreffende de bevoegdheid ex artikel 126k Wetboek van Strafvordering
De raadsman heeft gesteld dat de verbalisanten een garagebox aan de Nijenrodeweg te Amsterdam zijn binnengegaan en deze hebben doorzocht. In deze garagebox hebben zij een hoeveelheid van 100 liter BMK aangetroffen. Echter, tot deze doorzoeking waren de betrokken verbalisanten volgens de raadsman niet bevoegd. Het bevel als bedoeld in artikel 126k lid 1 van het Wetboek van Strafvordering mocht er alleen toe strekken de garagebox op te nemen, aldaar sporen veilig te stellen of aldaar een technisch hulpmiddel te plaatsen teneinde de aanwezigheid of verplaatsing van een goed vast te kunnen stellen. Mitsdien waren deze doorzoeking en inbeslagneming onrechtmatig en is het daaruit verkregen bewijs, in casu de 100 liter BMK, onrechtmatig verkregen, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Van een doorzoeking van de genoemde garagebox is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest. Verbalisanten hebben op bevel van de officier van justitie, zo begrijpt de rechtbank, de garagebox betreden en aldaar, ten einde die plaats op te nemen en, waar nodig en mogelijk sporen veilig te stellen, zoekend rond gekeken. Op het ogenblik dat verbalisanten tijdens de opneming in de garagebox 5 boodschappentassen met 10 jerrycans vloeistof aantroffen ontstond voor hen, mede gelet op de afgeluisterde telefoongesprekken en de aan het betreden van de garagebox voorafgaande observatie van de medeverdachten, redelijkerwijs het vermoeden dat een strafbaar feit uit de Opiumwet wordt gepleegd en waren zij op grond van artikel 9, derde lid van de Opiumwet bevoegd tot inbeslagneming van de aangetroffen jerrycans met inhoud.
4.2.2.2. Medeplegen voorbereidingshandelingen afleveren 100 liter BMK
Anders dan de raadsman van verdachte heeft betoogd, acht de rechtbank bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de voorbereidingshandelingen voor het vervoer en afleveren van 100 liter BMK op 26 november 2003.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft ontmoet op 10 november 2003 alsmede, op initiatief van verdachte, op 18 november 2003. Vanuit het buitenland informeert verdachte vervolgens op 25 november 2003 telefonisch naar de zaken met [medeverdachte]. Op 26 november 2003 belt verdachte om te horen of er vandaag een afspraak is gemaakt om de verschuldigde som van de vierde vennootschap over te maken/betalen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte] toegezegd heeft dat die dag te doen rond twee a drie uur ‘s middags. Verdachte geeft [betrokkene] dan opdracht om hem te bellen zodra er bericht is. Als er kort na dit telefoongesprek door [betrokkene] aan [betrokkene] wordt gevraagd hoe laat die ene komt, zegt [betrokkene] dat [medeverdachte] om 15.00 uur komt. [betrokkene] en [medeverdachte] hebben daarbij telefonisch afgesproken dat [medeverdachte] dan de auto van [betrokkene] zal lenen.
Uit het proces-verbaal van de observatie blijkt dat [betrokkene] op 26 november 2003 na twee uur in de middag met zijn auto naar [adres] rijdt en dat, na zijn bezoek, de hoedenplank schuin omhoog ligt en er iets “wits” onder de hoedenplank zit terwijl de hoedenplank daarvoor normaal in de auto lag. Vervolgens draagt [medeverdachte] de auto rond drie uur in de middag over aan [medeverdachte] en wordt waargenomen dat de inhoud van de auto uiteindelijk in een garagebox wordt opgeslagen. De inhoud blijkt later te bestaan uit 10 jerrycans met BMK, een grondstof voor het vervaardigen van verdovende middelen.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog dat nu de jerrycans in boodschappentassen zaten er niet kan worden geconcludeerd dat het waargenomen “wits” de jerrycans zijn geweest. Op de foto’s van de boodschappentassen is duidelijk waar te nemen dat deze (mede) uit witte vlakken bestaan en daarnaast kan niet worden uitgesloten dat de tassen open waren. Bovendien staat vast dat eerst na het bezoek aan [adres] iets wits is waargenomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat de jerrycans met 100 liter BMK van [adres] afkomstig waren temeer nu daar sporen van grondstoffen voor de productie van verdovende middelen zijn aangetroffen en [betrokkene] zijn bezoek aan [adres] voorafgaand aan zijn ontmoeting met [medeverdachte] heeft aangekondigd bij de bewoner van [adres], medeverdachte [medeverdachte]. Dat de verbalisanten tijdens de observatie niet hebben waargenomen dat [betrokkene] boodschappentassen met jerrycans in zijn auto heeft geladen gedurende het tijdsbestek dat hij op [adres] was, doet aan het voorgaande niets af.
Evenmin volgt de rechtbank de raadsman in zijn betoog dat verdachte slechts spreekt over geld dat [medeverdachte] nog verschuldigd is en niet op de hoogte was van deze concrete levering van de BMK aan [medeverdachte]. Verdachte heeft in de dagen voorafgaand aan 26 november 2003, tezamen met [betrokkene], meerdere malen contact met [medeverdachte] en heeft daartoe ook het initiatief genomen in verband met zijn vertrek naar het buitenland. Voorts informeert de verdachte op de dag voor en de dag van de overdracht van de middelen naar de zaken met [medeverdachte]. Bovendien komt het door [betrokkene] genoemde tijdstip van de afspraak met [medeverdachte] overeen met het tijdstip van de waargenomen overdracht van de BMK. Gelet op het voorgaande kan het niet anders dan dat verdachte, mede gelet op zijn uit de gesprekken blijkende leidinggevende rol ten aanzien van de andere verdachten, wetenschap had van de levering van de 100 liter BMK. Dat verdachte daarbij sprak over betalingen ligt naar het oordeel van de rechtbank in het verlengde van zijn betrokkenheid daarbij nu een levering van een partij met een aanzienlijke straatwaarde niet zal geschieden zonder dat duidelijkheid bestaat over betaling van (openstaande) rekeningen.
4.2.3. Ten aanzien van feit 6: de handel in verdovende middelen
De raadsman heeft aangevoerd dat de in zaaksdossier 3 weergegeven telefoongesprekken tussen verdachte en zijn mededaders geen betrekking hebben op de verkoop cq het afleveren van verdovende middelen maar op de in die gesprekken genoemde artikelen. De raadsman verwijst in dit verband naar de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] over hun handel in onder meer messenkoffers, pannen, camera’s en airconditionings.
De rechtbank deelt deze lezing niet en overweegt in dit kader het volgende.
In de telefoongesprekken, die de rechtbank tot bewijsmiddel voor het bewezenverklaarde feit heeft geselecteerd en die zij in onderlinge samenhang leest, wordt afwisselend gesproken over een product van een met een nummer aangeduide vennootschap en artikelen in combinatie met een specifieke kleur (zoals foto’s in een lichte of donkere kleur, blauwe cd’s, blauwe camera’s, roze en blauwe aircons). Daarnaast wordt gesproken over het proeven van de producten alsmede over de sterke geur van het product. Uit de gesprekken blijkt voorts dat voornoemde producten en artikelen zich meestal bevinden bij medeverdachte [medeverdachte] en vaak in opdracht van verdachte dan wel met zijn instemming slechts bij medeverdachte [medeverdachte] kunnen worden opgehaald.
Gelet op de enorme hoeveelheden XTC pillen in verschillende kleuren en MDMA poeder die in de woning van medeverdachte [medeverdachte] op [adres] te Amsterdam zijn aangetroffen, welke verdovende middelen gelet op de omvang slechts bedoeld kunnen zijn voor de handel, kan het niet anders dan dat in voornoemde gesprekken in versluierde taal wordt gesproken over de handel in verdovende middelen. De in voornoemde telefoongesprekken genoemde producten en artikelen komen voorts niet overeen met bovengenoemde opsomming van de door medeverdachte [medeverdachte] geïmporteerde goederen. Bovendien is niet gebleken dat verdachte en zijn medeverdachten handelden in (grote hoeveelheden) airconditionings, camera’s, foto’s dan wel in cd’s, nu verdachte hier niet inhoudelijk over heeft willen verklaren en deze spullen noch op [adres], noch op de verblijfplaatsen van verdachte en zijn mededaders zijn aangetroffen. Daarnaast geldt dat producten als airconditionings, camera’s dan wel cd’s in de regel worden aangeduid met een type(nummer) en niet met een kleur. Dat airconditionings, cd’s en camera’s wellicht in de genoemde kleuren te leveren zijn, doet aan al het voorgaande niets af.
4.3 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
1.
hij op 10 juni 2004 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad:
-232.310 pillen/tabletten bevattende MDMA en
-76.887 gram van een materiaal bevattende MDMA en
-40.000 gram van een materiaal bevattende MDMA en/of metamfetamine en
-139 gram van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde MDMA en metamfetamine en amfetamine middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3.
hij op 10 juni 2004 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en afleveren van MDMA en methamfetamine en amfetamine, zijnde MDMA en methamfetamine en amfetamine telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden,
-voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten, hebbende verdachte en zijn mededaders:
vacuümzakken en een vacuümmachine en een sealapparaat en een weegschaal en 25 jerrycans, die voor de verpakking van verdovende middelen aldaar gebruikt konden worden, voorhanden gehad.
5. primair.
hij op 26 november 2003 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten:
het opzettelijk bereiden, verkopen en verstrekken van hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen:
-een ander middelen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en
-stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten,
hebbende zijn mededaders:
100 liter benzylmethylketon (BMK) voor de bereiding van synthetische drugs vervoerd en afgeleverd, waarvan zij wisten dat die stoffen bestemd waren tot het plegen van die feiten.
6.
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2003 tot en met 21 juni 2004 te Amsterdam en andere plaatsen in Nederland tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en methamfetamine en amfetamine, zijnde MDMA en methamfetamine en amfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
8.
hij in de periode van 1 augustus 2003 tot en met 21 juni 2004 te Amsterdam en andere plaatsen in Nederland en Zuidoost Azië leiding heeft gegeven aan een organisatie, welke organisatie het oogmerk had tot het plegen van misdrijven namelijk het meermalen/eenmaal:
-opzettelijk verkopen en afleveren van hoeveelheden MDMA, zijnde MDMA een middel voorkomend op de bij de Opiumwet behorende lijst I en
-het plegen van voorbereidingshandelingen daartoe en
-het voorhanden hebben van BMK, een geregistreerde stof van categorie I van bijlage I bij de richtlijn behorend bij de Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën,
zijnde deze misdrijven strafbaar gesteld in de artikelen 2 onder B en C en artikel 10 en 10a van de Opiumwet:
immers hebben verdachte en zijn mededaders hiertoe telkens
afspraken gemaakt over af te nemen hoeveelheden MDMA en over de prijs van MDMA pillen en over leveringstijdstippen en meerdere hoeveelheden MDMA opgeslagen in een safehouse.
9.
hij op 21 juni 2004 te Amsterdam (in een woning gelegen aan de Hamontstraat) wapens van categorie III onder 1, te weten:
-een pistool (merk Jennings (kaliber .22 LR) en
-een revolver (merk Amadeo Rossi (kaliber .38 Special),
en (voor die wapens geschikte) munitie van categorie III, te weten:,
-5, patronen (kaliber .22 LR) en
-7, patronen (kaliber .38 Special (merk GECO) en
-3, patronen (kaliber .38 Special (merk Winchester)
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
3. Medeplegen van feiten, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden door voorwerpen voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van die feiten.
5.
Primair: Medeplegen van feiten, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden en bevorderen door een ander middelen te verschaffen tot het plegen van die feiten en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van die feiten.
6. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
8. Het leiding geven aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
9. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van de feiten 1 en 3
Nu het onder 1 bewezenverklaarde feit ziet op het voorhanden hebben van grote hoeveelheden MDMA, methamfetamine en amfetamine en het onder 3 bewezenverklaarde feit ziet op het voorbereiden van de handel in voornoemde stoffen, duidt de rechtbank dit feitencomplex aan als een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De vordering van de officier van justitie en motivering van de sanctie
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - zakelijk weergegeven - tot het navolgende gerekwireerd:
- bewezenverklaring van de op de dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 primair, 6, 7, 8 en 9 opgenomen feiten;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met aftrek van de tijd, die verdachte in uitleveringsdetentie en in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- onttrekking aan het verkeer van de wapens en patronen genoemd onder 1 en 2 op de beslaglijst alsmede van de valse brief (3) en de valse bill of lading (6);
- verbeurdverklaring van het testrapport van PMK(4);
- teruggave aan verdachte van de koffer (6).
6.2 Redelijke termijn
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden en dat dit verdisconteerd dient te worden bij een eventuele strafoplegging. Naast een verwijzing naar artikel 6 EVRM stelt de raadsman dat ook artikel 5 EVRM is geschonden nu de voorlopige hechtenis, gelet op de onschuldpresumptie, langer heeft voortgeduurd dan noodzakelijk.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Nadat begin 2003 het onderzoek is gestart onder de naam Fagot naar een groep Chinezen die zich bezig zouden houden met vervaardiging en verkoop van XTC, zijn op 21 juni 2004 meerdere verdachten aangehouden in verband met het aantreffen van 100 kg MDMA, 50 kg XTC pillen en wapens tijdens een huiszoeking op 10 juni 2004 op [adres] in Amsterdam. Verdachte kon niet worden aangehouden omdat hij zich in Zuidoost Azië bevond.
Op 5 juli 2004 is verdachte in Hong Kong aangehouden. Direct daarna is om uitlevering verzocht.
Verdachte heeft zich tegen zijn uitlevering verzet.
Op 1 december 2005 is verdachte in Nederland aangekomen en op 2 december 2005 door de rechter-commissaris gehoord.
Op 17 januari 2006 heeft er een regiezitting plaats gevonden. De rechtbank heeft de onderzoekswensen van de verdediging gehonoreerd. De rechter-commissaris heeft medeverdachte [medeverdachte] op 2 februari 2006 gehoord.
Op 23 maart 2006 heeft ook een zitting plaats gevonden buiten aanwezigheid van verdachte en zijn raadsman. Op 18 en 19 april 2006 was de inhoudelijke behandeling gepland.
Op 18 april 2006 heeft de raadsman van verdachte om aanhouding verzocht om medeverdachte [medeverdachte] als getuige te laten horen.
De rechtbank heeft op basis van voorhanden medische informatie betreffende de gezondheidstoestand van medeverdachte [medeverdachte], onaannemelijk geacht dat [medeverdachte] binnen aanvaardbare termijn gehoord kon worden. Na afwijzing van het aanhoudingsverzoek heeft de verdediging de rechtbank gewraakt. Na afwijzing van het wrakingsverzoek heeft de raadsman de verdediging neer gelegd. De rechtbank kon niet anders dan de zaak aanhouden, teneinde verdachte de gelegenheid te geven zich te wenden tot een nieuwe advocaat.
Op 16 mei 2006 heeft de raadsman de verdediging weer op zich genomen.
Op 11 juli 2006 heeft er een zitting plaats gevonden.
De rechtbank heeft op verzoek van de verdediging de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris teneinde medeverdachte [medeverdachte] als getuige te horen.
Op 28 en 29 augustus 2006 heeft het verhoor van medeverdachte [medeverdachte] plaats gevonden.
Op 2 oktober en op 29 november 2006 heeft er nog een zitting plaats gevonden in de aanloop naar de inhoudelijke behandeling op 30 en 31 januari 2007.
Over de gang van zaken in de periode van 17 januari 2006 en 18 april 2006 heeft de verdediging een ander standpunt dan de rechter-commissaris.
De rechtbank stelt vast dat op 17 januari 2006 de stukken in handen zijn gesteld van de rechter-commissaris met een (beperkte) open terugverwijzing. De rechter-commissaris heeft op verzoek van de verdediging medeverdachte [medeverdachte] als getuige opgeroepen voor een verhoor op 13 maart 2006.
De rechter-commissaris heeft het verhoor echter moeten annuleren gelet op de gezondheidstoestand van [medeverdachte], waaromtrent de raadsman van [medeverdachte] de rechter-commissaris op 10 maart 2006 had bericht.
Ook een schriftelijke beantwoording van vragen van de verdediging door [medeverdachte] heeft de rechter-commissaris bij schrijven (gericht aan de raadsman van verdachte) van 7 april 2006 onmogelijk geacht.
Tussen 5 juli 2004 en 30 januari 2007 ligt een periode van meer dan twee jaar.
Voormeld verloop van tijd is, als de rechtbank in aanmerking neemt de ingewikkeldheid van de zaak, de omvang van het dossier, de ernst van de aan verdachte tenlastegelegde feiten en het geschetste tot vertraging leidende gebruik door de verdachte van zijn verdedigingsrechten, niet zodanig lang dat daardoor het recht van de verdachte op berechting van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden. Het verweer dat artikel 5 EVRM geschonden zou zijn treft eveneens geen doel.
Voormeld verweer wordt in zoverre dan ook verworpen.
6.3. Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Vaststaat dat verdachte zeker gedurende een periode van ongeveer tien maanden leiding heeft gegeven aan een criminele organisatie, die zich bezig hield met de (voorbereiding van de) handel in MDMA. Ten behoeve van deze criminele organisatie werden grote hoeveelheden MDMA (pillen en poeder), amfetamine en methamfetamine, alsmede verpakkingsmaterialen, opgeslagen in de woning van medeverdachte [medeverdachte] aan [adres] te Amsterdam. Binnen de organisatie beheerde medeverdachte [medeverdachte] voornoemde voorraden verdovende middelen, terwijl, onder meer, medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] door verdachte belast waren met de verkoop en aflevering daarvan.
MDMA, amfetamine en methamfetamine bevatten voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. Het betreft hier verslavende en bewustzijnsbeïnvloedende middelen ten aanzien waarvan de wetgever (onder meer) het bezit heeft verboden. Zo blijkt uit onderzoek dat na gebruik van (MDMA bevattende) XTC levensbedreigende en psychische klachten kunnen optreden. In de afgelopen jaren zijn na gebruik van XTC meermalen jonge mensen overleden. Met de handel in verdovende middelen zijn grote winsten te behalen. De grote hoeveelheden aangetroffen verdovende middelen duiden erop dat er sprake moet zijn geweest van een omvangrijke handel.
Uit de stukken is de rechtbank gebleken dat sprake is geweest van een goed georganiseerde en professionele aanpak door verdachte en zijn mededaders. Zo had verdachte als leider veelvuldig telefonisch contact met de leden van de organisatie omtrent de voorraad, verkoop, betalingen en het afleveren van de verdovende middelen. Verdachte bevond zich soms voor langere tijd in Zuidoost Azië voor zaken, hetgeen geen invloed had op zijn sturende rol en op de frequentie van de telefonische contacten met de medeverdachten in Nederland.
De telefoongesprekken vonden plaats in versluierde taal om de daadwerkelijke inhoud van de gesprekken te verhullen. De verschillende leden van de organisatie beschikten over meerdere telefoons, die regelmatig (al dan niet op verzoek van verdachte) werden vervangen om het afluisteren door de politie te bemoeilijken. Teneinde zichzelf op de achtergrond te houden, maakten verschillende leden van de organisatie, waaronder verdachte, gebruik van valse identiteitspapieren en stonden woningen en auto’s op naam van een ander.
Voorts heeft verdachte een tweetal wapens en bijbehorende patronen voorhanden gehad. Dergelijke vuurwapens kunnen in handen van particulieren, naar de ervaring leert, ook worden gebruikt voor ernstige criminele activiteiten. Het voorhanden hebben van wapens is strafbaar gesteld, omdat het onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich mee kan brengen. Ook kan de verspreiding van vuurwapens bijdragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Nu de rechtbank verdachte vrij zal spreken van drie tenlastegelegde feiten, komt zij tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de straf meegewogen dat verdachte een leidende rol heeft gehad bij de grootschalige handel in verdovende middelen.
6.4 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een testrapport van PMK, dient te worden verbeurdverklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het onder 1, 5 en 6 bewezenverklaarde feit met behulp van dit rapport, dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid en het kan dienen tot het plegen van soortgelijke feiten.
6.5 Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten twee wapens en patronen alsmede twee valse documenten, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 9 bewezenverklaarde feit met betrekking tot de wapens en patronen, is begaan.
Het ongecontroleerde bezit van deze wapens en patronen is in strijd met de wet en het algemeen belang. Het ongecontroleerde bezit van de valse documenten is eveneens in strijd met het algemeen belang.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht 33, 33a, 36b, 36c, 47, 56, 57, 140
Opiumwet, 2, 10, 10a
Wet wapens en munitie 26, 55
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van de hem onder 2, 4 en 7 tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 3, 5 primair, 6, 8 en 9 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals
hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van NEGEN (9) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in uitleveringsdetentie, verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
– 1 papier, zijnde een testrapport van PMK.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
– 1 wapen, pistool Jennings en een houder van 5 patronen kal. 22 LR;
– 1 wapen, revolver Amadeo Rossi, 10 patronen, kaliber 38; 7 Geco en 3 Winchester;
– 1 valse brief, advocaat Mertens;
– 1 valse bill of loading.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
– 1 koffer, kleur zwart net daarin carbonpapier en kranten van 2001.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M.A. van den Boogaard, voorzitter,
mrs. Scholte en Jansen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Leyten,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 februari 2007.