Jurisprudentie
AZ8955
Datum uitspraak2007-02-16
Datum gepubliceerd2007-02-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-000750-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-02-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-000750-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, met dodelijke afloop.
De naar rechts afslaande vrachtwagenbestuurder ziet de fietser over het hoofd door de dode hoek van zijn vrachtauto.
Uitgangspunt is dat hij die zich in het verkeer van een gevaar bewust behoort te zijn, zichzelf in de gelegenheid moet stellen vast te stellen dat dit gevaar zich niet voordoet. Het hof komt in onderhavige zaak tot de slotsom dat verdachte in de gegeven omstandigheden al die handelingen heeft verricht die redelijkerwijs van hem als beroepschauffeur verwacht mochten worden en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Uitspraak
Parketnummer: 21-000750-06
Uitspraak d.d.: 16 februari 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Zutphen van
10 februari 2006 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
wonende te [postcode, plaats, straatnaam en straatnummer].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van
2 februari 2007 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen nu het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd, zoals deze tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd, dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de inhoud van de wijziging van de tenlastelegging bijlage IIb)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Niet is gebleken dat verdachte zeer dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gereden in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Bewezenverklaring
De raadsman heeft ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde vrijspraak bepleit en daarbij betoogd dat verdachte zich niet zodanig heeft gedragen dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt of het verkeer heeft gehinderd. Mede gelet op de voorhanden zijnde getuigenverklaringen kan naar het oordeel van de raadsman niet gekomen worden tot een wettige en overtuigende bewezenverklaring.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het klopt dat hij op 23 september 2004 te Doetinchem als bestuurder van een vrachtwagen heeft gereden op de C. Missetstraat. Ter hoogte van het kruispunt met de Spinbaan heeft verdachte naar rechts ingestuurd en daarbij een fietser aangereden. Getuige [1], die met zijn auto op de Spinbaan stond, heeft verklaard dat hij zag dat verdachte de vrachtauto in beweging bracht om de bocht naar rechts te maken. De fietser stond ter hoogte van de rechtervoorband dan wel maximaal een halve meter achter de rechtervoorband van de vrachtauto. Toen de vrachtauto langzaam in beweging kwam, zag hij dat de fietser ook in beweging kwam. Het voorwiel van de fiets raakte de rechtervoorband van de vrachtauto en de fietser kwam meteen ten val. Op het moment dat de fietser het wegdek raakte werd hij ook meteen overreden door de rechtervoorband van de vrachtauto. De getuige [2], die met de voorzijde van zijn auto schuin tegenover de vrachtauto van verdachte op de C. Missetstraat stond, zag, nadat verdachte de vrachtauto voor de tweede keer weer in beweging had gebracht rechtsaf de Spinbaan op, dat er een persoon met een fiets onder het rechtervoorwiel van de vrachtwagen vandaan kwam. Het was meteen duidelijk dat de man overreden was. Aangezien de vrachtauto nog enkele meters doorreed, zag hij dat de man onder de achteras terecht kwam. De man werd hierbij gedeeltelijk overreden door een van de achterwielen van de vrachtauto. Volgens getuige [3], die in een file op de C. Missetstraat stond, zag deze circa twee meter voor hem een stilstaande vrachtauto. Verder zag hij dat er een man op een fiets rechts zijn auto passeerde. De vrachtauto sloeg vervolgens rechtsaf de Spinbaan in en raakte de fietser die ten val kwam. Deze kwam onder de vrachtwagen terecht. Ter plaatse aanwezig was ook getuige [4]. Hij zag een aantal personenauto’s en een vrachtwagen voor hem. Op een gegeven moment stuurde de vrachtwagenchauffeur iets naar rechts en rechts van de vrachtwagen stond een fietser. De fietser stond stil naast het trottoir richting de molen. Vervolgens heeft getuige [4] even links naar de brandweerkazerne gekeken en daarna meteen weer voor zich uit. Hij zag dat de fietser al half onder het wiel van de vrachtauto lag. De vrachtauto reed nog wat door voordat hij stilstond.
Gelet op het vorenstaande, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat door verdachte op de in de bewezenverklaring omschreven wijze gevaar op de weg is veroorzaakt, waarbij er een verkeersongeval met dodelijke afloop heeft plaatsgevonden.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 september 2004 te Doetinchem als bestuurder van een
voertuig (vrachtauto), daarmee heeft gereden op de weg/wegen, de C. Missetstraat en/of (het T-kruisingsvlak C. Missetstraat met) de Spinbaan, waarbij hij:
- bij het afslaan naar rechts een fietser die zich op de C. Missetstraat of (het
T-kruisingsvlak C. Missetstraat met) de Spinbaan rechts naast dan wel rechts dicht achter hem bevond, niet voor heeft laten gaan en
- niet zijn voertuig tot stilstand heeft gebracht binnen een afstand waarover deze vrij was,
waarbij hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig tegen een fietser
is aangereden en/of gebotst en die fietser heeft overreden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezene levert op
ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte in de gegeven omstandigheden al die handelingen heeft verricht die redelijkerwijs van hem verwacht mochten worden. Zo heeft verdachte veelvuldig en tijdig gekeken in de spiegels en de voor de situatie vereiste zorgvuldigheids- en oplettendheidseisen in acht genomen door met name voorzichtig te rijden. Verdachte heeft als vakbekwame chauffeur defensief gereden.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Uitgangspunt is dat hij die zich in het verkeer van een gevaar bewust behoort te zijn, zichzelf in de gelegenheid moet stellen vast te stellen dat dit gevaar zich niet voordoet.
Concreet betekent dit in het onderhavige geval het volgende. Verdachte heeft tijdens de terechtzitting van het hof verklaard ermee bekend te zijn dat het zicht vanaf de bestuurdersplaats van de vrachtauto beperkt was vanwege een zogenoemde dode hoek aan –onder meer- de rechter(voor)zijde van de cabine. Verdachte had zich bewust behoren te zijn van het daarmee gepaard gaande gevaar dat juist fietsers als het onderhavige slachtoffer bij het gebruik maken van de voor hen gereserveerde fietsstrook aan zijn zicht onttrokken zouden kunnen zijn. Hieruit vloeit voort dat verdachte zichzelf in beginsel in de gelegenheid had moeten stellen vast te stellen dat dit gevaar zich hier niet voordeed. “In beginsel”: het vaststellen dat zich in de dode hoek geen fietser bevond, is immers geen absolute eis. Het gaat er om wat op dit punt in de gegeven omstandigheden en gelet op de aanwezige risico’s redelijkerwijze van een beroepschauffeur als verdachte verwacht had mogen worden. Verdachte reed op 23 september 2004 omstreeks 17.30 uur binnen de bebouwde kom van Doetinchem met een vrachtauto die aan de toen geldende wettelijke eisen voldeed. Tevens is vastgesteld dat de rechterbuitenspiegel, de breedtespiegel en de zogenaamde “dode-hoek”-spiegel (zichtverbeterend systeem) van de vrachtauto ten tijde van het ongeval juist stonden afgesteld. Niet is gebleken dat dit anders zou zijn voor de trottoirspiegel, uitgaande van het postuur en de zitpositie van verdachte (vergelijk de brief van deskundige [1], beleidsadviseur techniek van Transport en Logistiek Nederland d.d. 21 november 2005), zodat ook een juiste afstelling van deze spiegel moet worden aangenomen.
Toen verdachte, zoals hij ter zitting van het hof heeft verklaard, op de C. Missetstraat reed, was er sprake van een drukke verkeerssituatie. Bij de kruising met de Spinbaan, reed verdachte stapvoets en aangezien hij op de kruising rechtsaf wilde gaan, heeft hij eerst in zijn rechterbuitenspiegel, breedtespiegel, trottoirspiegel én de zogenoemde “dode-hoek”-spiegel gekeken en daarna zijn richtingaanwijzer naar rechts aangezet. Verdachte heeft vervolgens voorgesorteerd op de suggestiestrook om uiteindelijk rechtsaf te kunnen slaan. Op de fietsstrook naast hem zag verdachte niemand, maar wel zag hij een tegemoetkomende auto en een blauwe auto vanuit de Spinbaan aanrijden. Verdachte heeft daarop zijn vrachtwagen op het kruispunt tot stilstand gebracht. De blauwe auto stopte en gaf verdachte de ruimte om de bocht naar rechts te maken. Verdachte heeft vervolgens weer in zijn spiegels gekeken en wederom zag hij niets naast hem. Daarna is verdachte opgetrokken en heeft hij naar rechts ingestuurd, waarbij hij een fietser heeft geraakt. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij ter plaatse goed bekend was en dat hij bewust was van de dode hoeken in zijn gezichtsveld. Tot twee keer toe heeft verdachte in de voor hem goed afgestelde spiegels gekeken voordat hij de bocht instuurde. Volgens verdachte is de dode hoek rechts direct naast het rechtervoorwiel alleen te zien door op de bijrijderstoel te gaan zitten en vandaar uit het raam te kijken. Deze handelingen heeft verdachte echter niet verricht, aangezien hij dit niet werkbaar acht. Verdachte heeft gesteld dat wanneer hij terug zou zijn gekeerd op de bestuurdersstoel, de verkeerssituatie volledig zou zijn gewijzigd.
De getuige [1] heeft voorts onder meer verklaard dat verdachte opvallend rustig reed. De vrachtwagen reed stapvoets of stond zelfs nagenoeg stil op het moment dat verdachte in wilde draaien. Verdachte reed duidelijk iets voorbij de Spinbaan om zo geen binnenbocht te maken. Op dat moment stond er een fietser stil naast de vrachtauto. De getuige heeft gezien dat verdachte in zijn rechterbuitenspiegels heeft gekeken. Toen de vrachtauto langzaam in beweging kwam, kwam ook de fietser in beweging. De fietser week volgens de getuige iets van het fietspad af de Spinbaan op en wilde direct weer stoppen, maar zijn voorwiel raakte de rechtervoorband van de vrachtwagen. Getuige [2] heeft verklaard dat hij nagenoeg zeker weet dat verdachte zijn knipperlicht naar rechts had aanstaan en dat de vrachtwagen stilstond op de kruising. Tijdens het maken van de bocht was opvallend dat verdachte de vrachtauto nagenoeg weer tot stilstand bracht. Het leek wel of verdachte twijfelde en extra wilde kijken. De vrachtwagen kwam vervolgens weer in beweging en sloeg de Spinbaan op.
Uit de registratie op de tachograafschijf komt naar voren dat verdachte direct voor het ongeval heeft gereden met een snelheid tussen de 40 en 50 kilometer per uur. Daarna is hij gestopt en vervolgens blijkt verdachte tweemaal te zijn opgetrokken tot een snelheid van circa 5 kilometer per uur, waarna hij opnieuw is gestopt.
Gelet op het voorgaande komt het hof tot het volgende oordeel. Aannemelijk is geworden dat het slachtoffer zich voorafgaande aan het ongeval bevond in de voor verdachte niet zichtbare dode hoek rechts van de vrachtauto. Onder de toen geldende wetgeving kon verdachte zich van hetgeen zich in die dode hoek bevond enkel vergewissen door zich van de bestuurdersstoel naar de bijrijdersstoel te verplaatsen, waarbij de situatie zich op het moment dat hij weer op de bestuurdersstoel zou hebben had plaatsgenomen, volledig kon zijn gewijzigd. Alleen het meenemen van een bijrijder of het op het voertuig aanbrengen van extra, niet verplichte spiegels of camera’s, had verdachte zicht op deze dode hoek kunnen verschaffen. Daarvoor was verdachte echter afhankelijk van zijn werkgever.
Het hof komt tot de slotsom dat verdachte in de gegeven omstandigheden al die handelingen heeft verricht die redelijkerwijs van hem als beroepschauffeur verwacht mochten worden. Nu aldus sprake is van afwezigheid van alle schuld, is verdachte niet strafbaar en dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door
mr Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter,
mr C.M. Hilverda en mr M. van Seventer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr S.C. Tang, griffier,
en op 16 februari 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.