Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ7135

Datum uitspraak2007-01-03
Datum gepubliceerd2007-01-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-002643-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

242/245 sr: Verdachte is vrijgesproken van het primair ten laste gelegde (medeplegen van) verkrachting, maar veroordeeld voor ontucht waarbij met name de overweging van het hof van belang is "dat het verlies van de regie over de door haar begonnen seksuele verkenning vooral het gevolg is van de ongelijke situatie waarin het slo. zich ten opzichte van verdachte bevond, namelijk tegenover twee jongens die elkaar aanvulden en in enige mate ondersteunden in hun (seksuele) handelingen. Aldus kan naar het oordeel van het hof niet meer worden gezegd dat aan het bewezen verklaarde seksueel binnendringen het ontuchtig karakter ontbreekt, omdat er sprake zou zijn van een in het algemeen sociaal-ethisch aanvaardbaar vrijwillig seksueel contact tussen personen die slechts in geringe mate van leeftijd verschillen, in dit geval veertien jaar." Alle relevante feiten en omstandigheden die tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken in onderlinge samenhang beziend, is het hof tot het oordeel gekomen dat de gedragingen van het slachtoffer, verdachte en de medeverdachte zich in het begin laten kenmerken als een seksuele verkenningstocht tussen leeftijdgenoten, een verkenningstocht die door het slo. werd begonnen. De feiten en omstandigheden laten echter ook zien dat het slo. gedurende die verkenningstocht de regie is verloren waarvan verdachte en de medeverdachte “gebruik” hebben gemaakt, zonder overigens dat dat verlies van de regie in juridische zin heeft geleid tot de in artikel 242 van het wetboek van strafrecht bedoelde dwang


Uitspraak

Parketnummer: 20-002643-06 Uitspraak : 3 januari 2007 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 juni 2006 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-853131-05 en 01-853080-05, tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991, wonende te [woonplaats], Prof vd [adres]. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Omvang van het hoger beroep Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 01/853131-05 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen, met dien verstande dat het gerechtshof hierna tevens voor de overige, door de eerste rechter bewezen verklaarde feiten, gelet op artikel 423, lid 4, van het Wetboek van Strafvordering, na te melden beslissing zal nemen. Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een gedeelte van EUR 1.050,-- toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep - binnen de grenzen van haar eerste vordering - opnieuw gevoegd ter zake van het reeds toegewezen gedeelte van de vordering. De vordering van de benadeelde partij in hoger beroep strekt derhalve tot betaling van EUR 1.050,--. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het beroepen vonnis zal vernietigen en de verdachte ten aanzien van het hem onder parketnummer 01/853131-05 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van 170 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest en met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van EUR 1.050,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en voor de niet aan het oordeel van het hof onderworpen feiten een hoofdstraf zal bepalen van 60 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een leerstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, bestaande uit het deelnemen aan het Terugval Preventie Project van de Rutgers Nisso Groep. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 01-853131-05: 1. hij op of omstreeks 05 oktober 2005 te Cuijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1990) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zijn penis in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of gehouden en/of haar broek en/of string naar beneden heeft/hebben getrokken en/of zijn/hun broek naar beneden heeft/hebben gedaan en/of (vervolgens) een kast voor de deur heeft/hebben geplaatst en/of (vervolgens) op die [slachtoffer] is/zijn gaan liggen en/of (vervolgens) zijn/hun penis(sen) in haar vagina heeft/hebben gebracht en/of (vervolgens) met die penis(sen) op en neer gaande bewegingen heeft/hebben gemaakt en/of (vervolgens) haar bril hebben afgepakt en/of (vervolgens) hebben gezegd dat zij haar bril pas terugkrijgt als zij hen zou pijpen en/of (vervolgens) zijn/hun penis(sen) in haar mond heeft/hebben gebracht en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 05 oktober 2005 te Cuijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1990), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zijn/ hun penis(sen) in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden; meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 05 oktober 2005 te Cuijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1990) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zijn penis in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of gehouden en/of haar broek en/of string naar beneden heeft/hebben getrokken en/of zijn/hun broek naar beneden heeft/hebben gedaan en/of (vervolgens) een kast voor de deur heeft/hebben geplaatst en/of (vervolgens) op die [slachtoffer] is/zijn gaan liggen en/of (vervolgens) zijn/hun penis(sen) in haar vagina heeft/hebben gebracht en/of (vervolgens) met die penis(sen) op en neer gaande bewegingen heeft/hebben gemaakt en/of (vervolgens) haar bril hebben afgepakt en/of (vervolgens) hebben gezegd dat zij haar bril pas terugkrijgt als zij hen zou pijpen en/of (vervolgens) zijn/hun penis(sen) in haar mond heeft/hebben gebracht en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 05 oktober 2005 te Cuijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1990), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zijn/hun penis(sen) in de vagina en/of in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden; Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder parketnummer 01/853131-05 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken. Het hof is niet tot de overtuiging gekomen dat, : - het vastpakken van het slachtoffer [slachtoffer] en het naar beneden trekken van haar broek en/of string; - het voor de deur van haar slaapkamer plaatsen van een (rieten) kast(je); - het tegen het slachtoffer [slachtoffer], zeggen dat zij haar bril pas zou terugkrijgen als zij hen, verdachte en zijn mededader, zou pijpen, voor [slachtoffer] voornoemd zodanig bedreigend zijn geweest, dat zij zich daardoor tegen haar wil gedwongen heeft gevoeld tot het ondergaan van seksuele handelingen als ten laste gelegd. Alle relevante feiten en omstandigheden die tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken in onderlinge samenhang beziend, is het hof tot het oordeel gekomen dat de gedragingen van [slachtoffer], verdachte en de medeverdachte zich in het begin laten kenmerken als een seksuele verkenningstocht tussen leeftijdgenoten, een verkenningstocht die door [slachtoffer] werd begonnen. De feiten en omstandigheden laten echter ook zien dat [slachtoffer] gedurende die verkenningstocht de regie is verloren waarvan verdachte en de medeverdachte “gebruik” hebben gemaakt, zonder overigens dat dat verlies van de regie in juridische zin heeft geleid tot de in artikel 242 van het wetboek van strafrecht bedoelde dwang. Bij één en ander heeft het hof met name gewicht toegekend aan: a) de eigen verklaring(en) van [slachtoffer], waaruit volgt dat ze het in het begin de gedragingen spannend vond en uitdagend was naar één van de jongens, namelijk de [medeverdachte]; b) de omstandigheid dat het geheel zich heeft afgespeeld in haar eigen woning, terwijl de moeder op dat moment in die woning aanwezig was en het slachtoffer [slachtoffer] op geen enkele wijze heeft getracht de hulp van haar moeder in te roepen terwijl zij daartoe wel de gelegenheid heeft gehad; c) de omstandigheid dat [slachtoffer] nadat zij vaginaal gepenetreerd was en voordat zij verdachten oraal bevredigde de slaapkamer verliet, haar moeder haar toen, terwijl zij buiten de slaapkamer was, vroeg of er iets aan de hand was, en zij toen antwoordde dat dat niet het geval was; d) de omstandigheid dat [slachtoffer] uitdrukkelijk tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard dat er "geen agressie in de lucht" hing en bij het schuiven met de kast slechts dacht dat zij niet meer uit de kamer kon, waarna zij later zelf die kast heeft teruggeschoven. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 01/853131-05 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 5 oktober 2005 te Cuijk, tezamen en in vereniging met een ander, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1990), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en zijn mededader hun penis in de vagina en in de mond van die [slachtoffer] gebracht en gehouden. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken. Uit het voorafgaande blijkt dat het hof niet van oordeel is dat [slachtoffer] gedwongen is tot het ondergaan van seksuele handelingen zoals vereist voor verkrachting. Het hof acht echter wel bewezen dat het ondergaan van die seksuele handelingen een ontuchtig karakter had. Daartoe overweegt het hof als volgt. Bij de motivering van de vrijspraak van de ten laste gelegde verkrachting is overwogen dat [slachtoffer] op enig moment de regie over de door haar begonnen seksuele verkenning heeft verloren. Het hof is van oordeel dat dat verlies vooral het gevolg is van de ongelijke situatie waarin [slachtoffer] zich ten opzichte van verdachte bevond, namelijk tegenover twee jongens die elkaar aanvulden en in enige mate ondersteunden in hun (seksuele) handelingen. Aldus kan naar het oordeel van het hof niet meer worden gezegd dat aan het bewezen verklaarde seksueel binnendringen het ontuchtig karakter ontbreekt, omdat er sprake zou zijn van een in het algemeen sociaal-ethisch aanvaardbaar vrijwillig seksueel contact tussen personen die slechts in geringe mate van leeftijd verschillen, in dit geval veertien jaar. De verdediging heeft nog gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat in het geval verdachte zich al schuldig gemaakt zou hebben aan het subsidiair ten laste gelegde dat ook geldt voor het slachtoffer. Ook het slachtoffer heeft door het seksueel binnendringen door verdachte seksueel contact gehad met iemand die ouder dan 12 jaar de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt. Het hof verwerpt dit verweer. Het doet naar het oordeel van het hof, onder verwijzing naar wat hiervoor is overwogen, geen recht aan de feiten. Overigens vindt de stelling naar het oordeel van het hof geen steun in het recht. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1, van dat wetboek. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door drs. K.T.E. Zászlós van 16 januari 2006 blijkt, onder meer : ? Verdachte is een ruim bovengemiddelde intelligente jongeman met een gedragsstoornis Niet Anders Omschreven (NAO) en daarmee samenhangende zwakke (seksuele) impulsregulatie en onrijpe gewetensontwikkeling. ? In diagnostische zin kan er gesproken worden van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Een verklaring voor het seksueel grensoverschrijdend gedrag kan worden gezocht in de gedragsstoornis NAO, die bij verdachte is aangetroffen en voorts in de en daarmee samenhangende zwakke impulsregulatie en het onrijp functionerend geweten. ? Uit zijn voorgeschiedenis blijkt dat verdachte makkelijk ontremd kan raken. De indruk bestaat dat hij in de situatie waarin hij zich samen met zijn vriend en het slachtoffer bevond seksueel geprikkeld is geraakt en vervolgens zijn (seksuele) impulsen onvoldoende onder controle heeft gehad. ? Verdachte is geneigd andermans grenzen op te zoeken en legt de verantwoordelijkheid om hem te begrenzen volledig bij de ander neer. Eventuele signalen en opmerkingen van het slachtoffer worden onvoldoende opgevangen. Verdachte was op dat moment alleen op eigen behoeftebevrediging gericht. Door zijn onrijp functionerend geweten wordt verdachte van binnenuit onvoldoende geremd in zijn seksueel grensoverschrijdend gedrag. ? Op grond van zijn gebrekkige ontwikkeling ten tijde van het ten laste gelegde was verdachte onvoldoende in staat zijn wil op adequate wijze te bepalen. Met de gedragsdeskundige is het hof van oordeel dat op grond van bovenstaande bevindingen verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Er zijn overigens geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf of maatregel Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Bij het bepalen van de strafmaat en strafsoort heeft het hof acht geslagen op de omtrent verdachte uitgebrachte rapporten, alsmede op de omstandigheid, zoals hiervoor bij de strafbaarheid overwogen, dat verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde als licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: - de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht; Ofschoon het hof komt tot een bewezenverklaring van minder dan waarvan in de vordering van de advocaat-generaal is uitgegaan, acht het hof op grond van deze beide omstandigheden, toch een straf, gelijk aan die welke door de advocaat-generaal is gevorderd, geboden. Het hof zal een jeugddetentie opleggen waarvan de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Met oplegging voorts van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Bij de straftoemeting heeft het hof ook en in het voordeel van verdachte in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheden dat: - de verdachte terzake soortgelijke strafbare feiten nog niet eerder is veroordeeld; - de persoonlijke omstandigheden van de verdachte inmiddels in gunstige zin zijn gewijzigd; Het hof zal, gelet op artikel 423, lid 4, van het Wetboek van Strafvordering, een straf bepalen ten aanzien van de niet aan zijn oordeel onderworpen door de eerste rechter bewezen verklaarde feiten. Schadevergoeding De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 1.050,--. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het reeds toegewezen gedeelte van de vordering. Naar het oordeel van het hof kan op basis van de voorhanden zijnde stukken niet in voldoende mate worden vastgesteld of er causaal verband bestaat tussen de gevorderde schade en het bewezen verklaarde feit.. Deze omstandigheid betekent op zich reeds dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij [slachtoffer] kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 47, 77a, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 245 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 01/853131-05 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 01/853131-05 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het onder parketnummer 01/853131-05 subsidiair bewezen verklaarde oplevert: Medeplegen van met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Verklaart verdachte deswege strafbaar. ten aanzien van het onder parketnummer 01/853131-05 subsidiair bewezen verklaarde: Veroordeelt verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 170 (honderdzeventig) dagen. Bepaalt, dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 90 (negentig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van Jeugdreclassering, Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant te Wal 20, 5611 GG Eindhoven en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte. Geeft deze instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen. Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de verdachte opgelegde vrijheidsstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer], in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Veroordeelt de benadeelde partij, [slachtoffer], in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Bepaalt de aan de veroordeelde opgelegde hoofdstraf voor de niet aan het oordeel van het hof onderworpen bewezen verklaarde en gekwalificeerde feiten, bij inleidende dagvaarding onder parketnummer 01/853080-05 sub 1 primair en sub 3, op 60 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een leerstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, bestaande uit het deelnemen aan het Terugval Preventie Project van de Rutgers Nisso Groep. Aldus gewezen door mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. J.W. de Ruijter, in tegenwoordigheid van dhr. P.N.M. de Bruijn, griffier, en op 3 januari 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.