Jurisprudentie
AZ7079
Datum uitspraak2007-01-23
Datum gepubliceerd2007-01-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.715501-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-01-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.715501-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
verdachte heeft gedurende een korte periode werkzaamheden in professioneel ingerichte hennepkwekerijen verricht.
Uitspraak
RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer : 14.715501-06
Datum uitspraak: 23 januari 2007
OP TEGENSPRAAK
ex artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering
VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende bij Stichting Jezus Centrum Nederland "Labora" te Voorthuijzen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 november 2006 en de terechtzitting van 8 en 9 januari 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank
het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
- hetgeen door mr. X.B. Sijmons, de raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is, onder 1 primair (ZT003) ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2005 tot en met 31 december 2005
in de gemeente Wervershoof, in een pand gelegen aan [adres 1],
één of meerma(a)l(en) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair (ZT003) voor het geval het bovenstaande onder 1. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden ten laste gelegd, dat
[A.H.] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode
van 01 mei 2005 tot en met 31 december 2005 in de gemeente Wervershoof,
in een pand gelegen aan [adres 1], met elkaar, althans één van
hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk
heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en)
van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep
een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of
omstreeks de periode van 01 november 2005 tot en met 31 december 2005, in elk
geval in of omstreeks de periode van 01 mei 2005 tot en met 31 december 2005
in de gemeente Wervershoof en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans
éénmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
door zijn/een caravan naar dat pand te brengen en/of die caravan aldaar te
laten staan (in welke caravan (een) bewaker(s) van die hennepplantage kon(den)
overnachten) en/of één of meerma(a)l(en) hennepplanten en/of stekken van
hennepplanten naar en/of in dat pand te brengen;
Aan de verdachte is, onder 2 primair (ZT005) ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2005 tot en met 06 maart 2006
in de gemeente Landsmeer, in een pand gelegen aan [adres 2] te
Den Ilp, één of meerma(a)l(en) (telkens) tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair (ZT005) voor het geval het bovenstaande onder 2. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden ten laste gelegd, dat
[A.H.] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode
van 01 november 2005 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Landsmeer,
in een pand gelegen aan [adres 2] te Den Ilp, met elkaar,
althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens)
opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en)
van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep
een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte
in of omstreeks de periode van 01 november 2005 tot en met 31 december 2005,
in elk geval in of omstreeks de periode van 01 november 2005 tot en met
06 maart 2006, in de gemeente Landsmeer en/of (elders) in Nederland,
meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
door het huurcontract van dat pand op zijn, verdachtes, naam af te sluiten
en/of het pand in te richten en/of te verbouwen, althans te helpen inrichten
en/of te helpen verbouwen, opdat dat pand geschikt werd gemaakt om
hennepplanten in te telen en/of potten met aarde te vullen en/of de benodigde
goed(eren) naar dat pand te transporteren;
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging gedateerd 8 januari 2007 is toegelaten, onder 3 (ZT 010) ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2005 tot en met 6 maart 2006
op één of meer verschillende tijdstip(pen) in de gemeente Heerhugowaard en/of
(elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke
organisatie werd gevormd door een (duurzaam) samenwerkingsverband van
personen te weten hij, verdachte, en/of [A.H.] en/of [P.H.] en/of [M.S.] en/of [J.V.] en/of [A.B.] en/of [S.W.] en/of
één of meer ander(e) perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- de misdrijven als omschreven in artikel 3 onder B en/of C van de Opiumwet,
te weten het meerdere keren (in de uitoefening van beroep of bedrijf)
opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken, in elk geval
het opzettelijk aanwezig hebben, van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer
dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
artikel 3a, vijfde lid van die wet
en/of
- de misdrijven als omschreven in artikel 311 lid 1 onder 4 en 5 van het
Wetboek van Strafrecht, te weten het meerdere keren ten behoeve van
hennepkwekerijen plegen van diefstal(len) van electriciteit
en/of
- de misdrijven als omschreven in artikel 285 en/of 282 en/of 282a en/of 300
en/of 302 en/of 312 en/of 317 van het Wetboek van Strafrecht, te weten het
bedreigen van één of meer perso(o)n(en) en/of de gijzeling en/of de
wederrechtelijke vrijheidsberoving van één of meer perso(o)n(en) en/of het
plegen van geweld tegen één of meer perso(o)n(en) en/of het door middel van
geweld of bedreiging van geweld wegnemen van goederen van één of meer
perso(o)n(en) en/of de afpersing van één of meer perso(o)n(en) en/of andere
geweldsmisdrijven
en/of
- de misdrijven als omschreven in artikel 420 bis en/of artikel 420 ter en/of
artikel 420 quater Wetboek van Strafrecht, te weten het witwassen van gelden
afkomstig van de verkoop van hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a,
vijfde lid van die wet, in elk geval gelden afkomstig uit/van een of meer
misdrij(f)v(en);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3. is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de te laste gelegde deelneming aan een criminele organisatie overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens vaste rechtspraak dient er, wil er sprake zijn van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Wetboek van Strafrecht, een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband te bestaan. Dit samenwerkingsverband heeft een bepaalde mate van begrenzing ten opzichte van haar omgeving, de leden werken onderling samen aan een gemeenschappelijke doelstelling en hebben daarbij een zekere rolverdeling.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een georganiseerd samenwerkingsverband van enkele personen die als verdachten voorkomen in het zogeheten Talio-onderzoek. Dit blijkt uit het gegeven dat enkele medeverdachten een nauwe en volledige samenwerking hebben gehad bij het opzetten en beheren van diverse hennepkwekerijen.
Bij deze gezamenlijke uitvoering van hennepteelt blijkt uit de diverse verklaringen van medeverdachten dat de betrokkenen een rolverdeling hadden. Uit het dossier blijkt voorts dat de groep personen die met regelmaat in de kwekerijen werkte in de loop der tijd enigszins wisselde van samenstelling. Deze vaste samenwerkingsrelaties gedurende een nauw omschreven periode vormen een sterke aanwijzing voor de samenhang in het samenwerkingsverband. Naast personen die op incidentele basis werden ingeschakeld was er een duidelijke, ook voor de betrokkenen kenbare kern van medewerkers. De organisatie kende daarmee een onderscheid tussen “binnen” en “buiten”.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen dat het oogmerk van de organisatie ook gericht was op de diefstal van elektriciteit. Uit de verklaringen van [A.H.] van 10 oktober 2006 bij de politie en de verklaringen van [S] blijkt dat de diefstal van stroom met enige regelmaat verbonden was met de hennepteelt.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gesteld dat de in de tenlastelegging opgenomen geweldsdelicten tot het bijkomend oogmerk van de organisatie dienen te worden gerekend.
De rechtbank volgt haar daarin niet.
Wat de gijzeling van 12 december 2005 betreft overweegt de rechtbank dat deze weliswaar het initiatief is geweest van enkele personen binnen de organisatie, maar dat niet blijkt dat dit geweld is toegepast om de samenhang binnen dan wel de identiteit van de organisatie in stand te houden. Evenmin blijkt uit het dossier dat geweld of bedreiging met geweld hoorde tot de vaste of regelmatig toegepaste methoden om realisering van de andere doelen van de organisatie, te weten hennepteelt en de diefstal van elektriciteit te vergemakkelijken.
Tot een soortgelijke conclusie komt de rechtbank ten aanzien van witwassen als een veronderstelde doelstelling van de organisatie. Voor zover de verdachten van het Talio-onderzoek behoren tot de organisatie als hiervoor beschreven kan wel worden aangenomen dat zij hun verdiensten uit de hennepteelt – individueel - voor hun levensonderhoud hebben besteed. In zoverre is er sprake geweest van witwassen. Het dossier biedt naar het oordeel van de rechtbank echter geen aanwijzingen dat het witwassen op een grootschalige en georganiseerde wijze geschiedde. Gelet hierop kan het witwassen naar het oordeel van de rechtbank niet als het (neven)doel van de criminele organisatie worden beschouwd.
De vraag resteert of verdachte als deelnemer van de criminele organisatie kan worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval.
Verdachte heeft in een tweetal hennepkwekerijen van de organisatie verschillende werkzaamheden voor de leider van de organisatie [T.H.] verricht. De rechtbank is echter van oordeel dat, voor zover er een samenwerkingsverband is geweest tussen [T.H.] en verdachte, onvoldoende is gebleken van de duurzaamheid van dit samenwerkingsverband. De rechtbank acht de tijdspanne van de contacten tussen verdachte en [T.H.] hiervoor te kort.
3. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
Onder 1 primair (ZT003)
hij in de periode van 01 mei 2005 tot en met 31 december 2005 in de gemeente Wervershoof, in een pand gelegen aan [adres 1], meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld hoeveelheden van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende
hennep;
Onder 2 primair (ZT005)
hij in de periode van 01 november 2005 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Landsmeer, in een pand gelegen aan [adres 2] te Den Ilp, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld hoeveelheden van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
5. NADERE MOTIVERING
Hennepteelt
Bouwen
Het (helpen) inrichten van een ruimte om deze gereed te maken voor het kweken van hennep levert niet zonder meer “telen” op in de zin van artikel 3 onder B van de Opiumwet. Echter, indien het blijkens de gebezigde bewijsmiddelen ten tijde van het inrichten van de ruimte aan verdachte bekend is dan wel aan verdachte bekend moet worden verondersteld dat de bestemming van de ruimte is het kweken c.q. telen van hennep, alsmede vast staat dat deze ruimte vervolgens als hennepkwekerij in gebruik is genomen, kan dit naar het oordeel van de rechtbank anders liggen. Er kan immers sprake zijn van een zodanige nauwe en volledige samenwerking van verdachte met de personen die de planten plaatsen en verzorgen, dat verdachte moet worden beschouwd als medepleger van het telen. Afhankelijk van de intensiteit van de samenwerking is sprake van medeplichtigheid dan wel medeplegen.
Beroep of bedrijf
De bewezen verklaarde hennepkwekerijen bevatten meer dan 500 planten en waren blijkens de aangetroffen apparatuur professioneel ingericht. Uit de wetsgeschiedenis valt af te leiden dat de wetgever in dat geval de strafverzwarende omstandigheid “opzettelijk handelen in beroep of bedrijf” op het oog heeft gehad. Daarbij komt dat verdachte een financieel belang had bij zijn betrokkenheid in de hennepkwekerijen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Per kwekerij overweegt de rechtbank verder het volgende.
Wervershoof
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte slechts zijdelings bij deze hennepkwekerij is betrokken. Verdachte heeft verklaard dat hij twee tot drie keer plantjes naar de kwekerij heeft gebracht en voorts dat hij zijn caravan ter beschikking heeft gesteld. Deze caravan werd door zijn medeverdachten gebruikt als overnachtingsplek om de hennepkwekerij te bewaken. Nu zijn rol van ondergeschikte betekenis is geweest dient verdachte volgens de raadsman te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde medeplegen, en kan slechts de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid bewezen worden verklaard.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten aanzien van de kwekerij in Wervershoof dient te worden aangemerkt als medepleger. De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende feiten en omstandigheden.
Uit diverse verklaringen blijkt dat verdachte niet alleen - zoals hij zelf heeft verklaard - een aantal keren hennepplanten heeft gebracht en zijn caravan ter beschikking heeft gesteld. [M.S] heeft verklaard dat verdachte heeft geholpen bij de opbouw van de kwekerij (Map 1, P268), na het oogsten heeft geholpen met het "aarde erin lopen", de planten water of voeding heeft gegeven en tenslotte aan "aan het eind de boel heeft helpen weghalen"(map 1, P262). [K.H.] heeft hieromtrent verklaard dat verdachte allerhande werkzaamheden heeft verricht (map 2, P801).
Gelet op het voorgaande, alsmede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent het bouwen van een hennepkwekerij en het feit dat verdachte op de hoogte was van het feit dat hij meehielp bij het bouwen van een hennepkwekerij, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte medepleger is geweest in de hennepkwekerij te Wervershoof.
Den Ilp
Enige betrokkenheid van verdachte bij de kwekerij in Den Ilp wordt door de verdediging niet betwist. Verdachte heeft naar het oordeel van de verdediging slechts ondersteunende werkzaamheden verricht en heeft zijn werkzaamheden tussentijds gestaakt en zich aldus gedistantieerd van de handelwijze van de groep die zich bezig hield met hennepkwekerijen. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Het subsidiair tenlastegelegde kan op grond van genoemde door verdachte verrichtte werkzaamheden wel worden bewezen.
In tegenstelling tot de raadsman is de rechtbank is van oordeel dat verdachte ten aanzien van de hennepkwekerij te Den Ilp wel als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in ruil voor geld het huurcontract van het pand te Den Ilp op zijn naam heeft laten zetten terwijl hij wist dat in dat pand een hennepkwekerij zou worden opgebouwd (Map2, P638). Vervolgens heeft verdachte naar zijn zeggen samen met [T.H.] en [M.S] spullen gehaald voor de opbouw van de kwekerij (P649 en 650), de hennepkwekerij aldaar helpen opbouwen door het verrichten van timmerwerkzaamheden (P651) en potjes met grond gevuld (P651).
Eén en ander wordt bevestigd door de verklaringen van zijn medeverdachten. [M.S] heeft verklaard dat verdachte graag wat geld wilde bijverdienen en dat verdachte hem had gevraagd of hij [S] kon helpen met zijn werk in de hennepkwekerijen van [T.H.]. Verdachte heeft vervolgens kennisgemaakt met [T.H.] en is voor hem aan het werk gegaan. Verdachte heeft in ruil voor geld het huurcontract te Den Ilp op zijn naam gezet en heeft de kwekerij in Den Ilp helpen opbouwen (P221). De eigenaar van het pand te Den Ilp ([T.L.]) heeft een kopie van het huurcontract op naam van verdachte aan de politie overhandigd (ZT005, p. 114 e.v.). Zowel [R.E.] (P545) als [K.H.] (P798) hebben verklaard dat verdachte in Den Ilp potten met aarde heeft gevuld.
Gelet op vorenstaande verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten heeft verdachte de kwekerij te Den Ilp helpen inrichten terwijl hij op de hoogte was van het feit dat hij een hennepkwekerij aan het bouwen was en was hij bovendien actief (als huurder van het pand en het aanschaffen van spullen) betrokken bij de voorbereidende fase van de oprichting van deze hennepkwekerij, zodat verdachte dient te worden aangemerkt als medepleger. De opmerking van de verdediging dat verdachte zich op een gegeven moment heeft gedistantieerd van de werkzaamheden in de hennepkwekerij te Den Ilp doet daar niet aan af.
6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2. primair bewezenverklaarde, telkens:
Medeplegen van het in de uitoefening van in beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8. MOTIVERING VAN DE STRAFFEN
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft gedurende een korte periode werkzaamheden in professioneel ingerichte hennepkwekerijen verricht, waardoor hij heeft bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen als gezondheidsschade voor gebruikers en sociale overlast. De verdachte is volledig aan deze gevolgen van zijn handelen voorbij gegaan even heeft slechts gedacht aan zijn eigen financieel gewin.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 2 januari 2007, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
- het over de verdachte in een andere zaak uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 29 mei 2006 van C. Kater, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen:
Uit de stukken en uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich direct na zijn detentie (uit hoofde van een andere strafzaak) op eigen initiatief heeft aangemeld bij Labora Opvang (Stichting Jezus Centrum Nederland) te Voorthuijzen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte "detentiemoe is en graag wil bouwen aan een toekomst zonder steeds met justitie in aanraking te komen". Op 6 december 2006 is verdachte voor een periode van 18 maanden opgenomen bij Labora Opvang waar hij sindsdien heeft deelgenomen aan het behandelprogramma.
In beginsel acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf een passende sanctie voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank is, gelet op de persoon van de verdachte en de wijze waarop hij zich inzet om zijn leven een andere wending te geven, evenwel van oordeel dat oplegging van een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is.
Tevens zal een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, worden opgelegd, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven.
9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a (oud), 14a, 14b (oud), 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 3, 11 (oud) en 11 van de Opiumwet.
10. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en 2. primair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 150 (HONDERVIJFTIG) UREN.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 75 (VIJFENZEVENTIG) DAGEN.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 (DRIE) MAANDEN.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. R. van de Water en mr. F.J. Lourens, rechters,
in tegenwoordigheid van M. Woudman en mr. A. de Graag, griffiers, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2007.