Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ6484

Datum uitspraak2007-01-23
Datum gepubliceerd2007-01-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830250-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft door brand te stichten in een benedenwoning op de hoek van een blok met vier woningen een uiterst gevaarlijke situatie in het leven geroepen. Er is weinig verbeelding voor nodig om te begrijpen dat het vuur, zonder tijdig ingrijpen, weldra zou zijn overgeslagen naar de overige woningen van het blok. De gevolgen zouden verschrikkelijk zijn geweest.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1951, wonende te [woonplaats verdachte], thans gedetineerd in de [plaats van detentie verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 9 januari 2007. De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. H.W. Knottenbelt, advocaat te Assen. De officier van justitie mr. J. Hoekman acht hetgeen onder 1.en 2. is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: twee jaren gevangenisstraf, waarvan één jaar voorwaardelijk, proeftijd twee jaren, met aftrek van voorarrest en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt dat verdachte zich ter behandeling zal laten opnemen in een verslavingskliniek, en voorts integrale toewijzing van de civiele vordering, tevens in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. zij op of omstreeks 01 oktober 2006 te Assen opzettelijk brand heeft gesticht in een (door [naam betrokkene] bewoonde) woning aan/nabij de Pelikaanstraat (nr.), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in een kamer in die woning (met een aansteker) een kaars aangestoken en die brandende kaars (vervolgens) (nagenoeg) tegen/onder een gordijn, althans een stuk textiel, gezet, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met enig in die woning aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan (een) gordijn(en), althans (een) stuk(ken) textiel, en/of een vloer, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de overige inboedel van die woning en/of voor (een) belendende (duplex)woning(en) en/of voor de inboedel van die belendende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) in die belendende woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was; 2. zij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 14 september 2006 tot en met 16 september 2006 te Assen (telkens) [naam betrokkene] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen en/of goederen in gevaar wordt gebracht en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend tegen die [naam betrokkene] gezegd: "Ik steek de hele boel in (de) fik. Ik haal een liter benzine op en steek de boel in de fik", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of heeft verdachte (telkens) dreigend tegen die [naam betrokkene] gezegd dat zij de woning van die [naam betrokkene] in brand zou steken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1. en 2. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1. zij op 01 oktober 2006 te Assen opzettelijk brand heeft gesticht in een door [naam betrokkene] bewoonde woning aan de Pelikaanstraat nr., immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in een kamer in die woning met een aansteker een kaars aangestoken en die brandende kaars vervolgens (nagenoeg) tegen een gordijn, althans een stuk textiel, gezet, ten gevolge waarvan een gordijn, althans een stuk textiel, en een vloer gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de overige inboedel van die woning en voor belendende duplexwoningen en voor de inboedel van die belendende woningen, en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die belendende woningen aanwezige personen te duchten was; 2. zij op verschillende tijdstippen in de periode van 14 september 2006 tot en met 16 september 2006 te Assen telkens [naam betrokkene] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen en goederen in gevaar wordt gebracht en met brandstichting, immers heeft verdachte telkens opzettelijk dreigend tegen die [naam betrokkene] gezegd: "Ik steek de hele boel in (de) fik. Ik haal een liter benzine op en steek de boel in de fik", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder 1. en 2. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIES Het bewezen verklaarde respectievelijk levert op: onder 1: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, en opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, telkens strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht; onder 2.: bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, en bedreiging met brandstichting, telkens strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, telkens meermalen gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank is zowel ten aanzien van het onder 1. als het onder 2. bewezen verklaarde telkens sprake van één strafbaar feit dat door de omstandigheden waaronder het is begaan tevens een ander strafbaar feit oplevert, als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 21 november 2006, opgemaakt door drs. I.E.I.M. van Eynde, klinisch psycholoog-psychotherapeut te Doorwerth. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -: betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te omschrijven als een alcoholafhankelijkheid. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde was de alcoholafhankelijkheid aanwezig. Gezien de jarenlange alcoholafhankelijkheid en de algemeen als zwak te kwalificeren habitus van betrokkene is te adviseren haar ten aanzien van het haar tenlastegelegde te beschouwen als licht verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsman van de verdachte; Verdachte heeft door brand te stichten in een benedenwoning op de hoek van een blok met vier woningen een uiterst gevaarlijke situatie in het leven geroepen. Er is weinig verbeelding voor nodig om te begrijpen dat het vuur, zonder tijdig ingrijpen, weldra zou zijn overgeslagen naar de overige woningen van het blok. De gevolgen zouden verschrikkelijk zijn geweest. Dit gegeven dient in de aan verdachte op te leggen straf tot uitdrukking te worden gebracht. Anderzijds houdt de rechtbank er in belangrijke mate rekening mee dat het ook verdachte is geweest die de overige bewoners van het blok heeft gewaarschuwd en op ingrijpen door de brandweer heeft aangedrongen. Aldus is persoonlijke schade uitgebleven en is de materiële schade beperkt gebleven. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur geboden is. Naast bestraffing is het van belang dat verdachte wordt behandeld voor haar alcoholverslaving. De rechtbank zal daarom in het kader van een voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf bepalen dat verdachte zich ter behandeling van haar alcoholverslaving zal laten opnemen in een verslavingskliniek. BENADEELDE PARTIJ STICHTING WONINGBEHEER ASSEN De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 1. bewezen verklaarde feitencomplex en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar. SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL Met betrekking tot het onder 1. bewezen verklaarde feitencomplex acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht. Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1. en 2. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. en 2. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan een gedeelte, groot zes maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de hiervoor vermelde proeftijd aan een strafbaar heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen haar te geven door of namens de Verslavingszorg Noord Nederland, zolang deze instelling zulks onder goedkeuring van de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen, nodig oordeelt, hetgeen mede inhoudt dat de verdachte zich ter behandeling van haar alcoholverslaving zal laten opnemen in een verslavingskliniek, zolang genoemde reclasseringsinstelling zulks nodig oordeelt, echter maximaal voor de tijd van één jaar, met opdracht aan die instelling ingevolge artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Stichting Woningbeheer Assen van de som van ? 4894,63 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van ? 4894,63 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 97 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. P.J. Duinkerken en mr. H. de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 23 januari 2007.