Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ6065

Datum uitspraak2006-12-08
Datum gepubliceerd2007-01-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/700012-06, 03/550671-05 (vtvv
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman ten aanzien van het hem tenlastegelegde onder feit 1 op de dagvaarding, waarin deze heeft gesteld dat verdachte niet betrokken was bij het wegnemen van het geld, nu zij van oordeel is dat verdachte het oogmerk had om zich het geld wederrechtelijk toe te eigenen om stomerijkosten te voldoen.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Strafrecht Parketnummers: 03/700012-06, 03/550671-05 (vtvv) Datum uitspraak: 8 december 2006 Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen de minderjarige [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats en datum verdachte], wonende te [adres verdachte] De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 19 december 2005 in de gemeente Maastricht op de openbare weg, de Koniksemstraat, in elk geval op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf benadeelde partij] en/of [werknemer benadeeld bedrijfj], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [werknemer benadeeld bedrijf], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, - de door die [werknemer benadeeld bedrijf] bestuurde bromfiets heeft/hebben omgeduwd en/of (vervolgens) - een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben getoond aan die [werknemer benadeeld bedrijf] en/of (vervolgens) - die [werknemer benadeeld bedrijf] heeft/hebben toegevoegd de woorden "kom hier, ik steek je neer", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens) - die [werknemer benadeeld bedrijf] meermalen, althans eenmaal heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of (vervolgens) - die [werknemer benadeeld bedrijf] heeft/hebben toegevoegd de woorden "ik steek je neer klootzak", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens) - die [werknemer benadeeld bedrijf] heeft/hebben meegetrokken en/of (daarbij) een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben getoond en/of (daarbij) heeft/hebben toegevoegd dat die [werknemer benadeeld bedrijf] zou moeten betalen; subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: A hij op of omstreeks 19 december 2005 in de gemeente Maastricht op de openbare weg, de Koninksemstraat, in elk geval op een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [werknemer benadeeld bedrijfj] te dwingen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [werknemer benadeeld bedrijf] en/of [bedrijf benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met voornoemd oogmerk - die [werknemer benadeeld bedrijf] meermalen, althans eenmaal heeft getrapt en/of geschopt en/of (vervolgens) - een mes aan die [werknemer benadeeld bedrijf] heeft getoond en/of (daarbij) - die [werknemer benadeeld bedrijf] heeft meegetrokken (in de richting van de bromfiets van die [werknemer benadeeld bedrijf]) en/of (vervolgens) - aan die [werknemer benadeeld bedrijf] heeft gevraagd of deze een mobiele telefoon en/of een beurs en/of geld bij zich had en/of (vervolgens) - met dat mes (op korte afstand) achter die [werknemer benadeeld bedrijf] is aangelopen en/of (vervolgens) - die [werknemer benadeeld bedrijf] dat mes heeft getoond en/of (daarbij) aan die [werknemer benadeeld bedrijf] heeft gevraagd waar hij het geld had, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; en/of B hij op of omstreeks 19 december 2005 in de gemeente Maastricht [werknemer benadeeld bedrijfj] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond aan die [werknemer benadeeld bedrijf] en/of (vervolgens/daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "kom hier, ik steek je neer" en/of "wil je dat ik je steek?" en/of "moet ik je steken?", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; en/of C hij op of omstreeks 19 december 2005 in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [werknemer benadeeld bedrijfj]), meermalen, althans eenmaal heeft getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; en/of D hij op of omstreeks 19 december 2005 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, een hoeveelheid geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geld wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof; 2. hij op of omstreeks 10 december 2005, in de gemeente Maastricht, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2 van de Politiewet 1993, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door [naam verbalisant] (hoofdagent van politie) en/of [naam verbalisant] (brigadier van politie), die was/waren belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was/waren belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtena(a)r(en) hem had(den) bevolen, althans van hem had(den) gevorderd het (afgezet) terrein van Stichting Winterland Maastricht te verlaten, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1. primair hij op 19 december 2005 in de gemeente Maastricht op de openbare weg, de Koninksemstraat, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [bedrijf benadeelde partij], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [werknemer benadeeld bedrijfj], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, - de door die [werknemer benadeeld bedrijf] bestuurde bromfiets heeft omgeduwd en vervolgens - een scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond aan die [werknemer benadeeld bedrijf] en vervolgens - die [werknemer benadeeld bedrijf] heeft toegevoegd de woorden "kom hier, ik steek je neer", en vervolgens - die [werknemer benadeeld bedrijf] meermalen heeft getrapt of geschopt en - die [werknemer benadeeld bedrijf] heeft meegetrokken en daarbij een scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond en daarbij heeft toegevoegd dat die [werknemer benadeeld bedrijf] zou moeten betalen. 2. hij op 10 december 2005, in de gemeente Maastricht, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens artikel 2 van de Politiewet 1993, gedaan door [naam verbalisant], hoofdagent van politie, en [naam verbalisant], brigadier van politie, die waren belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die waren belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaren hem hadden bevolen, het (afgezet) terrein van Stichting Winterland Maastricht te verlaten, geen gevolg gegeven aan dit bevel. Bijzondere overweging ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde De raadsman heeft onder meer vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde bepleit, stellende dat verdachte niet betrokken was bij het wegnemen van het geld. Anders dan de raadsman, acht de rechtbank bewezen dat verdachte het oogmerk heeft gehad van wederrechtelijk toeëigening van een hoeveelheid geld. De rechtbank heeft daarbij onder meer gelet op het volgende. Aangever [werknemer benadeeld bedrijf] heeft verklaard dat de broek van verdachte onder de modderspetters zat, kennelijk als gevolg van het wegrijden met de brommer door de aangever. Hierop heeft verdachte gezegd dat hij (aangever) “dat moest gaan betalen”, doelende op de reinigingskosten van deze modderspetters op zijn - verdachtes - kleding . Verdachte heeft daarbij jegens het slachtoffer geweld gebruikt en hem bedreigd. Medeverdachte [C.] heeft zulks bevestigd en hierover voorts verklaard dat verdachte, naar aanleiding van genoemd voorval, tegen het slachtoffer heeft gezegd: “als je me nu 30 euro kunt geven, is het goed”. Vervolgens heeft [C.] het geld van het slachtoffer weggenomen, nadat verdachte hem dit had bevolen. Ook verdachte zelf heeft bekend dat hij geweld heeft gebruikt omdat hij kwaad was dat zijn broek vuil geworden was. Verdachte heeft voorts verklaard dat er door aangever is gesproken over het brengen van de broek naar de stomerij. Gelet op bovenstaande volgt dat verdachte de stomerijkosten van de broek vergoed wilde hebben en heeft verdachte aldus het oogmerk gehad om het geld zich wederrechtelijk toe te eigenen ten behoeve van voornoemde kosten. De bewijsmiddelen De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt. Feit 1 primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken; Feit 2: opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten. De strafbaarheid van de verdachte Ten aanzien van verdachte is door drs. M.J.G.M. Wetsteyn, gz-psycholoog, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek heeft genoemde psycholoog een rapport, gedateerd 8 september 2006, opgemaakt, welk rapport vermeldt -zakelijk weergegeven- als conclusie: - dat onderzochte ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde feit lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, dat betrokkene - indien bewezen - als licht verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in het rapport gegeven conclusie en maakt deze mitsdien tot de hare. Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 primair en 2 zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 110 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair onder A. tenlastegelegde. De raadsman heeft gepleit voor een voorwaardelijke jeugddetentie met de bijzondere voorwaarde het opvolgen van de aanwijzingen van de jeugdreclassering. Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan een diefstal in vereniging met geweld en met bedreiging met geweld jegens het slachtoffer, waarbij verdachte een mes heeft getoond (feit 1 primair). Verontrustend is dat verdachte dit feit op jeugdige leeftijd heeft gepleegd. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het niet voldoen aan een ambtelijk bevel (feit 2). Op het bijzonder ernstige feit (feit 1) dient te worden gereageerd met een onvoorwaardelijke jeugddetentie, zulks klemt temeer omdat de ervaring leert, dat slachtoffers van een dergelijk misdrijf, zoals bewezen verklaard onder 1 primair, een langdurige en ernstige psychische nasleep van het gebeurde ondervinden. Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst is verdachte eerder veroordeeld ter zake van een vermogensmisdrijf. Voorts heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het omtrent verdachte op 13 november 2006 door [dhr.v.A.], jeugdreclasseerder, opgemaakte rapport van de Jeugdreclassering van Bureau Jeugdzorg. De rechtbank acht, alles afwegende een jeugddetentie van hierin te melden duur met na te melden bijzondere voorwaarde passend en geboden. De vordering tot tenuitvoerlegging Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging alsnog van zes weken jeugddetentie, aan verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van deze rechtbank d.d. 17 november 2005, gewezen onder parketnummer 03/550671-05. De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering gewijzigd met dien verstande dat ze verlenging van de proeftijd heeft gevorderd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting omtrent de persoon van verdachte naar voren is gekomen acht de rechtbank termen aanwezig de proeftijd te verlengen. De toepasselijke wettelijke bepalingen De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 184, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is; - veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een jeugddetentie voor de duur van 240 DAGEN; - beveelt, dat van de opgelegde jeugddetentie een deel, groot 110 DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit, dan wel de volgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd; - stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zich zal gedragen overeenkomstig de door of vanwege de Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg in het Arrondissement Maastricht te stellen richtlijnen, ook indien zulks inhoudt behandeling vanuit Psychotherapie Maastricht, zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd noodzakelijk oordeelt; - geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen; - beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht; - heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden; - verlengt de proeftijd verbonden aan de aan de veroordeelde bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank (03/ 550671-05) d.d. 17 november 2005, voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie met EEN jaar. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. W.E. Elzinga, voorzitter, kinderrechter, mr. F.A.G.M. Vluggen en mr. M.A.M. van Uum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Wijckerheld Bisdom, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 december 2006.