Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ4994

Datum uitspraak2006-12-21
Datum gepubliceerd2007-03-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers03/864010-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Productie van XTC en amfetamine, criminele organisatie. Een uitvoerige bewijsmotivering, daarbij zit ook het overnemen van chemicaliën, bestemd om XTC en/of amfetamine mee te produceren. Voorts veroordeling voor het storten van afval, waaronder chemicaliën, van restanten van het productieproces, met eveneens een uitvoerige bewijsconstructie. Verder veroordeling voor voorbereidingshandeling in het kader van de opiumwet, met eenuitvoerige bewijsconstructie. Verdachte krijgt negen jaar gevangenisstraf. Verdachte is zelf geen enkele keer gehoord, omdat de politie hem niet heeft kunnen traceren.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Parketnummer : 03/864010-05 Uitspraak d.d. : 21 december 2006 TEGENSPRAAK ex artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering VONNIS van de rechtbank Maastricht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [voornamen] geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] adres : [straatnaam] plaats : [woonplaats] 1. Het onderzoek van de zaak. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 juli, 16, 21 en 23 november 5 en 7 december 2006. 2. De tenlastelegging. De verdachte staat terecht ter zake dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 1 november 2004 tot en met 29 november 2005 te Voerendaal en/of Hoensbroek en/of Heerlen en/of Landgraaf, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, in elk geval van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens) - een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of - zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of - (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of geld(en) en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk daartoe: * (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) stof(fen) bevattende aceton en/of zoutzuur en/of isopropanol overgenomen en/of afgenomen van [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of een of meer ander(e) perso(o)n(en) en/of deze stof(fen) vervoerd naar een opslaglocatie gelegen aan de [adres 1] te Voerendaal en/of * op de locatie [adres 1] te Voerendaal (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) stof(fen) bevattende PMK en/of BMK en/of zoutzuur en/of aceton en/of isopropylalcohol en/of monomethylamine en/of waterstofgas en/of coffeïne en/of formamide en/of mierenzuur, zijnde stof(fen) welke (kunnen) worden aangewend voor de productie van MDMA en/of amfetamine, voorhanden gehad en/of * op de locatie [adres 1] te Voerendaal hardware, te weten een vacuümketel en/of twee, althans een industriële centrifuge(s) en/of twee, althans een destillatieketel(s) en/of meerdere althans een reactieketel(s) en/of drie, althans een koeler(s) en/of een decanteervat en/of vier, althans een (aantal) reactievat(en) en/of twee, althans een vacuümappara(a)t(en) en/of 10, althans een (aantal) kolf/kolven welke (kunnen) worden aangewend voor de productie van synthetische drugs, voorhanden gehad en/of * hardware aangekocht en/of laten vervaardigen door [betrokkene 3] en/of een of meer andere perso(o)n(en) en/of * de locatie aan de [adres 1] te Voerendaal en/of vracht- en/of bestelauto('s) gehuurd en/of geleend en/of gebruikt om deze stoffen en/of hardware (in) op te slaan; (artikel 10a Opiumwet) (zaaksdossier 2) 2. hij op of omstreeks - 30 juni 2003 te Apeldoorn en/of - 21 januari 2004 te Heerde en/of - 3 september 2004 te Sonsbeck (Duitsland) en/of - 21 maart 2005 te Apeldoorn en/of - 27 mei 2005 te Hoogstraten (België) en/of - 16 november 2005 te Kessenich (België), (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten (telkens) (gebruikte) hoeveelheden aceton en/of methanol en/of zoutzuur en/of isopropylalcohol, in elk geval hoeveelheden (gebruikte) chemicaliën en/of hardware gebruikt bij de productie van MDMA en/of amfetamine, in elk geval van synthetische drugs, en/of huishoudelijk en/of overig afval heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten en/of (anderszins) op of in de bodem te brengen en/of te verbranden; (artikel 10.2 Wet Milieubeheer) (zaaksdossiers 5,6,7,8,9,10) subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij op of omstreeks - 30 juni 2003 te Apeldoorn en/of - 21 januari 2004 te Heerde en/of - 3 september 2004 te Sonsbeck (Duitsland) en/of - 21 maart 2005 te Apeldoorn en/of - 27 mei 2005 te Hoogstraten (België) en/of - 16 november 2005 te Kessenich (België), (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een inrichting, te weten (telkens) een trailer/oplegger met daarin opgeslagen grote hoeveelheden aceton en/of methanol en/of zoutzuur en/of isopropylalcohol, in elk geval licht ontvlambare en/of giftige afvalstoffen, zijnde (telkens) een inrichting genoemd in Categorie 4 onder a van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I, heeft opgericht en/of veranderd en/of de werking daarvan heeft veranderd en/of in werking heeft gehad; (artikel 8.1 Wet Milieubeheer). (zaaksdossiers 5,6,7,8,9,10) 3. hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2003 tot en met 29 november 2005 te Schakkebroek en/of Herk-de-Stad, in elk geval in het arrondissement Hasselt (België) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; (artikel 2B en/of D Opiumwet juncto artikel 10 Opiumwet) (Zaaksdossier 12) 4. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2005 te Heerlen en/of Kerkrade en/of Brunssum en/of Voerendaal en/of Nederweert-Eind en/of Hoensbroek en/of Heerde en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland en/of te Schakkebroek en/of Herk-de-Stad en/of Veldwezelt en/of Kessenich, in elk geval in België en/of te Sonsbeck, in elk geval in Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisatie bestaande uit verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk: - het bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of vervaardigen van amfetamine en/of MDMA, in elk geval van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I te Nederweert-Eind, in elk geval in de gemeente Nederweert en/of Schakkebroek en/of Herk-de-Stad, in elk geval te België en/of - het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet te Voerendaal en/of Hoensbroek en/of Heerlen en/of Veldwezelt en/of - het zich ontdoen van afvalstoffen door deze - al dan niet in verpakking- buiten een inrichting op of in de bodem te brengen en/of zonder daartoe verleende vergunning oprichten van een inrichting en/of veranderen en/of de werking van een inrichting veranderen en/of in werking hebben van een inrichting zoals bedoeld in artikel 10 en/of 8 van de Wet Milieubeheer; - het voorhanden hebben van (een) geregistreerde stof(fen), te weten 1-fenyl-2-propanon (BMK) en/of 3,4-Methyleendioxyfenylpropaan-2-on (PMK) zoalsgenoemd in de verordening (EG) Nr. 260/2001 van de Commissie van 8 februari 2001, strafbaar gesteld in artikel 5 Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën. (140 Wetboek van Strafrecht) (zaaksdossier 16) Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. De raadsman en de raadsvrouw, verder te noemen de verdediging, hebben tijdens de terechtzitting aangevoerd dat de feitencomplexen zoals vermeld in feit 2 subsidiair overtredingen zijn zodat de feitencomplexen die in Sonsbeck (Duitsland), Hoogstraten (België) en Kessenich (België) zouden hebben plaatsgevonden, tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging dienen te leiden, aangezien de officier van justitie alleen ontvankelijk is voor feiten die in beide landen zijn aangemerkt als misdrijf. De rechtbank overweegt daaromtrent dat de officier van justitie in feit 2 zowel in het primaire als het subsidiaire, in elk geval primair, de opzetvariant van de verboden gedraging heeft ten laste gelegd, zodat de officier van justitie wel degelijk ontvankelijk in de vervolging is met betrekking tot die delicten. Aan de beoordeling van het subsidiair telastegelegde komt de rechtbank pas toe indien voor het primaire deel geen veroordeling zou volgen. Uit onderzoek is de rechtbank gebleken dat verdachte Nederlander is, dat de feiten 2, 3 en 4 door de Nederlandse strafwet als misdrijf wordt beschouwd en dat door de wet van Duitsland (feiten 2 en 4) en België (feiten 2, 3 en 4), waar deze gedeeltelijk zijn begaan, straf is gesteld. De officier van justitie is ontvankelijk in zijn vervolging ten aanzien van deze feiten. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn overigens geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewezenverklaring. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 12 juli 2006 gevorderd dat de ten laste gelegde feiten (in feit 2: primair) zullen worden bewezen verklaard. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank acht de betrokkenheid van verdachte bij de in feit 2 vermelde dumpingen op 30 juni 2003 te Apeldoorn en 16 november 2005 te Kessenich (België) niet bewezen, zodat verdachte van deze onderdelen van dat feit moet worden vrijgesproken. De verdediging heeft aangevoerd dat de uit het buitenland afkomstige stukken niet mogen worden gebruikt als bewijsmiddel nu de officier van justitie de daartoe benodigde toestemming van de buitenlandse autoriteiten pas laat heeft ontvangen en (een deel van die toestemming) in een zeer laat stadium aan het dossier heeft doen toevoegen zodat noch de verdediging noch de rechtbank de rechtmatigheid en de bewijskracht van dat onderzoeksmateriaal heeft kunnen toetsen. De rechtbank is van oordeel dat, nu de benodigde toestemmingen van de buitenlandse autoriteiten inmiddels aan het dossier zijn toegevoegd, de rechtmatigheid en de bewijskracht van dat onderzoeksmateriaal kunnen worden getoetst, zodat de uit het buitenland afkomstige stukken mogen worden gebruikt als bewijsmiddel. Als laatste met betrekking tot de stukken die eventueel als bewijsmiddel kunnen worden gebruikt, heeft de verdediging aangevoerd dat de resultaten van de DNA-onderzoeken met de nodige zorgvuldigheid dienen te worden bekeken. De rechtbank overweegt daarover dat zij geen aanwijzingen heeft dat het Nederlands Forensisch Instituut onvoldoende zorgvuldig zou zijn geweest bij de beoordeling van haar onderzoeken, hetgeen onder meer blijkt uit de aantekening die dat Instituut plaatst bij diverse conclusies. De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de paginanummering van door de officier van justitie voor fotocopie conform ondertekende fotokopie van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal door het korps landelijke politiediensten, Dienst Nationale Recherche, Unit Zuid-Nederland, d.d. 23 mei 2006, nummer 25-006129-0 (onderzoek Everzwijn), Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 en 4. Met betrekking tot feit 1 zijn voor elke verfeitelijking bewijsmiddelen aanwezig. Voor de eerste asterisk, de afgehaalde hoeveelheid van isopropanol (in totaal 25 vaten) in de periode van 30 augustus 2005 tot en met 7 september 2005, zijn aanwezig een zogenaamd "Proformarechnung" van [firmanaam] te Keulen, waarin staat vermeld dat op 6 september 2005 onder Lieferschein nr. 200319891, 3.875 kilogram isopropanolalkohol is afgeleverd en onder welke profomarechnung als naam staat vermeld [naam], [kenteken 1] en voorzien is van een handtekening onder de vermelding "BEI LIEFERUNG DER WARE" (Zaaksdossier 1, pagina 466) en een zogenaamde "Lieferschein" van [firmanaam] te Keulen, ten name van [firmanaam] te Aken, waarin staat vermeld dat op 1 september 2005 onder Lieferschein nr. 200319891 is besteld 3.875 kilogram isopropanolalkohol in 25 vaten van 155 kilogram. (Zaaksdossier 1, pagina 468). Ten aanzien van dit transport is verder nog aanwezig een proces-verbaal, waarin het uitpeilen van op voornoemde lading aanwezige peilbaken wordt gerelateerd en waaruit blijkt dat de vrachtauto op 6 september 2006 omstreeks 11.17 uur nabij de [straatnaam] te Heerlen wordt geplaatst, omstreeks 21.32 uur wordt verplaatst naar de [straatnaam] te Heerlen, op 7 september 2006 omstreeks 06.20 uur aankomt aan [adres 1] te Voerendaal, waarna de vrachtauto om 06.39 uur weer aankomt op de [straatnaam] te Heerlen. (Zaaksdossier 1, pagina's 499-500). Als laatste bewijsmiddel rond dit transport zal de rechtbank het proces-verbaal van de herkenning van de bij dit transport betrokken chauffeurs gebruiken. Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in. Herkenning van de betrokken chauffeurs van de vrachtauto [kenteken 1] rond de levering Isopropanol. Middels observatie met een technisch hulpmiddel werd het navolgende waargenomen. Op 6 september 2005 tussen 07.30 uur en 08.45 uur werd de bestelling Isopropanol bij het bedrijf [firmanaam] in Duisburg opgehaald met een gehuurde vrachtauto. Deze vrachtauto werd begeleid door de witte Renault en naar Nederland gereden. Vervolgens werd de vrachtauto geparkeerd op een parkeerterrein aan de [straatnaam] te Heerlen. De persoon die de vrachtauto op 6 september 2005 bestuurde van Duisburg naar de [straatnaam] te Heerlen werd herkend als verdachte [betrokkene 2]. Op 6 september 2005 tussen 21.20 uur en 21.32 uur werd de vrachtauto verplaatst van de [straatnaam] naar omgeving [straatnaam] te Heerlen. De bestuurder werd herkend als verdachte [betrokkene 2]. Op 7 september 2005 tussen 05.36 uur en 05.50 uur werd de vrachtauto verplaatst van [straatnaam] te Heerlen naar de [straatnaam] te Hoensbroek. De persoon die de vrachtauto tussen laatst genoemde tijdstippen bestuurde van de [straatnaam] naar de [straatnaam] te Heerlen werd herkend als verdachte [betrokkene 2]. Op 7 september 2005 tussen 05.52 uur en 06.19 uur werd de vrachtauto met de Isopropanol verplaatst van de [straatnaam] te Heerlen naar de boerderij op het adres [adres 1] te Voerendaal. Vervolgens verplaatste deze vrachtauto zich op 7 september 2005 tussen 06.29 uur en 06.38 uur van de [adres 1] te Voerendaal terug naar de [straatnaam] te Heerlen. De persoon die de vrachtauto op 7 september tussen 05.52 uur en 06.38 uur bestuurde van de [straatnaam] naar de boerderij op de [adres 1] te Voerendaal en vandaar terug naar de [straatnaam] te Heerlen, werd herkend als [verdachte]. (zaakdsdossier 2, pagina's 02-227 en 02-228). Voor de overige asterisken in dit feit zijn de volgende bewijsmiddelen voorhanden. Voor de verhuur van de locatie [adres 1] te Voerendaal en de aanwezigheid van voorwerpen en stoffen aldaar: Op 29 november 2006 is bij een doorzoeking in de woning en loodsen van [betrokkene 4] en haar zonen [betrokkenen] gelegen aan de [adres 1] te Voerendaal goederen aangetroffen, gerelateerd in het navolgende proces-verbaal d.d. 16 mei 2006: in loods 2 - een vrachtauto voorzien van het kenteken [kenteken 2] geladen met hardware - een vrachtauto voorzien van het kenteken [kenteken 3], in de vrachtauto voorzien van het kenteken [kenteken 3], 25 gasflessen, - in de vrachtauto voorzien van het kenteken [kenteken 3], 48 vaten á 200 liter kleur blauw met opschrift aceton, - een vrachtauto voorzien van het kenteken [kenteken 4], - onder de vrachtauto met het kenteken [kenteken 4] 2 vaten á 200 liter kleur blauw met opschrift aceton, - een vrachtauto voorzien van het kenteken [kenteken 5], - in de vrachtauto met het kenteken [kenteken 5] 3 vaten á 200 liter kleur blauw in loods 3 - een bestelauto Citroën Jumper voorzien van het Belgisch kenteken [kenteken 6] met in de laadruimte kartonnen vaten en glazen bollen; - hardware o.a. een vacuümketel, reactieketels en een zoutketel, - circa 140 vaten van 200 en 220 liter onder meer inhoudende aceton, isopropylalcohol en zoutzuur, - 126 blauwe en rode gasflessen gevuld met monomethylamine of waterstofgas. - sealbags met wit poeder, - 3 cans met circa 90 liter vloeistof, - 2 cans met circa 50 liter vloeistof (Zaaksdossier 2, ZK. 2.22, in het bijzonder de omschrijving van RBS 26-002351 en RBS 26-002302) Een proces verbaal d.d. 16 mei 2003, bevattende een samenvatting van het onderzoek met betrekking tot de in Voerendaal aangetroffen opslagplaats. Dit proces verbaal omvat onder andere een samenvatting van het technisch sporenonderzoek dat d.d. 13 september 2005 is verricht in de vrachtwagen [kenteken 2]. In de vrachtwagen werd onder andere de navolgende hardware gevonden; ** tabel ontbreekt** (Zaaksdossier 2, ZK 2.23-2.24, in het bijzonder de omschrijving van RBS 25-018586) Een proces verbaal d.d. 16 mei 2003, bevattende een samenvatting van het onderzoek met betrekking tot de in Voerendaal aangetroffen opslagplaats. Dit proces-verbaal omvat onder onderzoek verricht door het NFI naar sporen die afgenomen zijn van de in beslag genomen zaken uit de vrachtwagen [kenteken 2].Van onderstaande in de vrachtwagen met het kenteken [kenteken 2] in beslag genomen zaken werden monsters afgenomen, deze werden door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht. De bevindingen staan in onderstaande tabel. ** tabel ontbreekt** (Zaaksdossier 2, ZK 2.25-2.26, in het bijzonder de omschrijving van RBS 26-001504 en 26-003980) - Een proces verbaal d.d. 16 mei 2003, bevattende een samenvatting van het onderzoek met betrekking tot de in Voerendaal aangetroffen opslagplaats. Dit proces verbaal omvat onder andere een inventarisatie op de [adres 1] te Voerendaal, in de loodsen 2 en 3, naar de chemicaliën en verpakkingen verricht door de Belastingsdienst/ Fiod-ECD onderzoek. Door de belastingdienst/ Fiod-ECD zijn aangetroffen; ** tabel ontbreekt** (Zaaksdossier 2, ZK 2.34 in het bijzonder de omschrijving van RBS 25-018590) -Een proces verbaal d.d. 16 mei 2003, bevattende een samenvatting van het onderzoek met betrekking tot de in Voerendaal aangetroffen opslagplaats. Dit proces verbaal omvat onder andere een onderzoek van het NFI van diverse stoffen en chemicaliën aangetroffen op de [adres 1] te Voerendaal. Chemicaliën en stoffen die werden onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut. De bevindingen staan in onderstaande tabel. ** tabel ontbreekt** (Zaakdossier 2, ZK 2.35 in het bijzonder de omschrijving van RBS 16-004813 en 26-00580) In de Citroen Jumper werden tevens aangetroffen twee vacuümapparaten en tien kolven (zaaksdossier 2, ZK 2.30 en 2.31) Met betrekking tot de verhuur van de loods en stal, heeft mevrouw [betrokkene 4] verklaard zij dat zij aan een persoon, xxxx genaamd, de loods heeft gehuurd om voertuigen in te stallen. Ook heeft zij verklaard dat deze persoon vaak begeleid werd door een andere persoon, [medeverdachte 1] genaamd, om vrachtwagens en een bestelbus te plaatsen. Tenslotte verklaart zij dat er een derde persoon bij de opslag betrokken was, ene [medeverdachte 2], hetgeen Limburgs is voor [medeverdachte 2], die zij omschrijft als de chauffeur. Op foto's wijst zij de door haar met XXX, [medeverdachte 1] en 'de chauffeur' aangeduide personen aan. (zaaksdossier B, ordner10 pag. 561 en 562). Aan het proces-verbaal van haar verhoor d.d. 30 november 2005 zijn een drietal foto's gehecht. (zaaksdossier B ordner10 pag. 563, 564, 565). Ten aanzien van de getoonde foto op pagina 564 is in het dossier een aanvullend proces-verbaal d.d. 12 oktober 2005 opgenomen, in welk proces-verbaal is gerelateerd dat op die foto de verdachte [medeverdachte 1] is afgebeeld. (Ordner/ map nummer 33) Ten aanzien van de getoonde foto op pagina 563 is in het dossier een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juli 2006, inhoudende de herkomst van de foto van [verdachte] opgenomen. Uit dit proces-verbaal blijkt dat de foto met een drieluik een afbeelding van [verdachte] betreft. Dit drieluik is opgenomen zijnde 'foto 1' in de fotomap onderzoek Everzwijn met het RBS nummer 25-018741. De rechtbank neemt waar dat 'foto 1' uit deze fotomap overeenkomt met de foto aangehecht aan het proces-verbaal van verhoor van mevrouw [betrokkene 4] op pagina 563. (dossier B ordner 10, pag. 560-565, Ordner 31, pag. 1-2, Dossier A, ordner 5 pag. 1714) Ten aanzien van de getoonde foto op pagina 565 is in het dossier een proces-verbaal d.d. 13 oktober 2005 opgenomen, inhoudende het relaas van verbalisant 1021. Deze geeft aan dat hij op 26 mei 2005 op de [straatnaam] te Hoensbroek foto's heeft genomen van een persoon, die persoon 2 wordt genoemd. Deze foto's zijn genummerd als 100_005.JPG tot en met 100_009.JPG. Op 14 september 2005 werd deze verbalisant voor de tweede maal belast met werkzaamheden voor het onderzoek Everzwijn. Op deze dag werden aanvullingen op de informatieset, verstrekt door het tactisch onderzoeksteam gedurende zijn of haar zomerverlof, ingevoegd in zijn of haar infoset betreffende onderzoek Everzwijn. Tijdens dit invoegen werd door hem of haar een foto ingevoegd van [medeverdachte 2]. Deze [medeverdachte 2] werd door hem herkend als zijnde persoon 2. (Zaaksdossier 2, Ordner pagina 034-035). Daarnaast bevat het proces-verbaal van observatie d.d. 1 juni 2005 een bijlage met daarin de foto's weergegeven die zijn gemaakt door verbalisant 1021. De rechtbank neemt waar dat foto 100_006. JPG van [medeverdachte 2] overeenkomt met de foto aangehecht aan het proces-verbaal van mevrouw [betrokkene 4] op pagina 565. (B-dossier, ordner 10 pagina 560-565, zaaksdossier 2 ordner 19 bijlage 001-005 in het bijzonder 005 en bijlage 034-035) [Betrokkene A] heeft tegenover de politie verklaard dat de in de loods aanwezig spullen werden opgeslagen in vrachtauto's en een bestelbusje, welk busje ook werd gebruikt om de spullen te verplaatsen. (B-dossier, pag. 866 tot en met 874, in het bijzonder pagina 873). Door [betrokkene B] is onder meer verklaard dat in de zomermaanden de chemicaliën en gasflessen onder andere gebracht werden met een vrachtauto van [Firma P], en dat de vrachtauto's wisselend bestuurd werden door [verdachte] en [medeverdachte 1] (verhoor d.d. 29 november 2005 B-dossier ordner 10 pag. 602 tot en met 605). Aan [betrokkene B] zijn dezelfde foto's getoond als aan mw. [betrokkene 4]. Deze foto's zijn als bijlage bij zijn verhoor d.d. 30 november 2005 gehecht. (B-dossier ordner 10 pagina 611 -[verdachte], 612 - [medeverdachte 1]-, en 613 [medeverdachte 2]). [Betrokkene B] herkent op deze foto's de door hem bedoelde [verdachte], [medeverdachte 1] en de man met de blauwe overall en het petje. (B-dossier, ordner 10 pagina 609). In de periode van 13 december 2005 tot en met 6 januari 2006 heeft [betrokkene 3] tegenover de politie verklaringen afgelegd, onder meer over het vervaardigen en/of aankoop van hardware. (zaakdossier 14, pagina's 0419 tot en met 0466). De politie heeft van die verklaringen een resumé (zaakdossier 14, pagina's ZK14.29 en 14.30) gemaakt, welk resumé, voorzover hier van belang het volgende inhoudt: Resume Binnen het onderzoek is vastgesteld dat in de periode 2001 tot en met 2005 door [betrokkene C] de volgende goederen aan [verdachte] werden geleverd: - Twee destillatieketels waarmee MDMA en amfetamine is geproduceerd; - Twee reactievaten bestemd voor de productie van synthetische drugs; - Twee reactiekubussen-opstellingen; - Een vatenpers. Deze goederen werden aangetroffen in een opslag of een illegale productielocatie voor de bereiding van synthetische drugs. Uit het NFI-rapport blijkt dat de destillatieketels ook daadwerkelijk zijn gebruikt binnen het productieproces van synthetische drugs. [Betrokkene C] verklaart ook dat hij al de teruggevonden goederen heeft ontworpen, gemaakt en geleverd aan [verdachte]. Gedurende het onderzoek zijn onderstaande vaststellingen gedaan welke betrekking hebben op de faciliterende rol van [betrokkene C]: - [Betrokkene C] verklaarde dat hij de ketels ontworpen, gemaakt en geleverd heeft; De verwarmingselementen welke in de destillatieketels in Voerendaal zijn aangetroffen, zijn in maart 2001 op naam van het bedrijf van [betrokkene C] besteld; - De inkoop van de onderdelen ook middels zijn bedrijf [Firma Q] werd geregeld; - [betrokkene C] voor [verdachte] vacuümpompen, elektromotoren en andere onderdelen van ketels repareert; - [verdachte] met de toestemming van [betrokkene C] een vatenpers heeft gekocht op naam van [Firma Q]; Bijstellen/wijzigen door [betrokkene C] van zijn verklaringen. - [Betrokkene C] verklaart op 13 december 2005 dat hij niet meer dan twee ketels voor [verdachte] heeft gebouwd - Op 19 december 2005 verklaart [betrokkene C] dat hij nog twee andere ketels heeft gebouwd. - [betrokkene C] verklaart dat de drukvaten in de werkplaats bij [firmanaam] in elkaar zijn gezet. Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 2 en 4. De Wet Milieubeheer is zeer gedetailleerd met betrekking tot de wijze waarop er met de verwijdering van afvalstoffen om moet worden gegaan. De rechtbank is van mening dat gezien de strekking van de Wet Milieubeheer, het zich ontdoen van chemicaliën door middel van het achterlaten van een afgesloten trailer/zeecontainer of vrachtwagen volgeladen met chemicaliën met de kennelijke bedoeling deze daar te laten staan in strijd is met deze wet. De rechtbank oordeelt dat er bij een dergelijke modus operandi sprake is van het storten van afvalstoffen in de zin van artikel 10.2 Wet Milieubeheer. Ten aanzien van de dumping op 21 januari 2004 te Heerde (België). Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2004, inhoudende het op 21 januari 2004 aantreffen van een afgesloten trailer. Deze trailer was volgens de bevindingen van de verbalisant achtergelaten op de parkeerplaats bij een [merknaam] tankstation in de gemeente Heerde. De trailer was volgeladen met vloeistoffen en/of chemicaliën. (Zaaksdossier 6, pagina 29) Een proces-verbaal d.d. 4 februari 2004, inhoudende het relaas van verbalisanten J.J. van der Linden en M.M. Bolink met betrekking tot de ontmanteling van de trailer met kenteken [kenteken 7]. Hierin werd onder andere het navolgende aangetroffen: - 159 gascilinders o.a. bevattende monomethylamine - 336 glazen flessen - 7 IBC-tanks - 3 plastic vaten - 67 stalen vaten - 7 kunststof vaten - 386 jerrycans - 11 stalen vaatjes (Zaaksdossier 6, pagina 047-056) Een proces-verbaal van onderzoek d.d. 10 juni 2004, onder andere inhoudende de verklaring van verbalisant P. Riemens waarin vastgesteld wordt dat een gedeelte van de lading van de trailer met kenteken [kenteken 7] bestond uit grote hoeveelheden huisvuil, waaronder etensresten en verpakkingsmateriaal. (Zaaksdossier 6 108-109) Een proces-verbaal d.d. 23 maart 2006, inhoudende het door de verbalisanten F. de Vrij en M. Zomer in opdracht van het LFO gehouden onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van de trailer met kenteken [kenteken 7]. Door verbalisanten werden een aantal monsters genomen van de aangetroffen chemicaliën en/of vloeistoffen. Deze monsters zijn op 30 januari overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut. (Zaaksdossier 6, pagina 259- 277) Een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 26 mei 2004, inhoudende het onderzoek naar de opgestuurde monsters van de chemicaliën en/of vloeistoffen die zijn aangetroffen in de trailer met kenteken [kenteken 7]. De resultaten staan in onderstaande tabel. ** tabel ontbreekt** (Zaaksdossier 6, pagina 282- 284) Een proces-verbaal d.d. 13 april 2004, inhoudende een verslag van het technisch onderzoek ingesteld aan de ter beschikking gestelde voorwerpen afkomstig uit de trailer met kenteken [kenteken 7]. Hieruit blijkt onder andere dat dactyloscopische sporen van [medeverdachte 1] werden gevonden op het tijdschrift J. Bovendien werden er dactyloscopische sporen gevonden van [verdachte] op het tijdschrift C. (Zaaksdossier 6 pagina 113- 119) Ten aanzien van de dumping op 3 september 2004 te Sonsbeck (Duitsland). Een Vermerk d.d. 6 september 2004, inhoudende het aantreffen van een oplegger op de parkeerplaats "Hamb" aan de A57 richting Keulen in Duitsland. Vastgesteld werd dat de oplegger geladen was met circa 18 ton chemisch afval. (Zaaksdossier 7, pagina 005- 006) Een formulier met als opschrift Ermittlungsbericht d.d. 10 september 2004, inhoudende een verslag van de ontmanteling van de op 6 september in Sonsbeck aangetroffen oplegger. Deze ontmanteling vond plaats op 9 september 2004. Tevens werden door de Duitse autoriteiten aanwezige sporen veilig gesteld. In de oplegger werd onder andere het navolgende aangetroffen: - Een aantal, tussen de 10 en 20, jerrycans - Een groot aantal papieren tonnen voorzien van het opschrift "caffien anhydrid" -102 metalen vaten -16 IBC-containers -1 Big-pack - Een hoeveelheid huisvuil en overig afval. (Zaaksdossier 7, pagina 007- 013) Een Vermerk d.d. 20 september 2004, inhoudende een proces-verbaal van het afnemen van monsters op 20 september 2004 door de heer [F]. Deze monsters werden genomen vanaf de vaten en IBC-containers en van 4 sigarettenpeuken, welke op 3 september 2004 in de oplegger in Sonsbeck werden aangetroffen. (Zaaksdossier 7, pagina 016-019) In Duitsland is van deze sigarettenpeuken een DNA-analyse gemaakt, waarbij op slechts één sigarettenpeuk sporen zijn aangetroffen. Deze peuk is genummerd 2.1.3.3. (Zaaksdossier 7, pagina 039). Dit Duitse DNA-profiel is naar het NFI gezonden met het verzoek het profiel te vergelijken met DNA-profielen in de Nederlandse DNA-bank. Bij deze vergelijking werden overeenkomsten (volledig SGM+ profiel) gevonden met het profielcluster 3561. (Zaaksdossier 7, pagina 061-063) In Nederland werd op 29 oktober 2005 door leden van het onderzoeksteam een sigarettenpeuk veiliggesteld, nadat was vastgesteld dat [verdachte] die sigaret rookte en vervolgens deze als peuk weggooide. Op 1 maart 2006 werd het DNA-profiel van het celmateriaal op de peuk (CEA665) opgenomen in de DNA-databank. Dit betreft de peuk van de sigaret waarvan is vastgesteld dat deze door [verdachte] werd gerookt en weggegooid. Het DNA-profiel aangetroffen op de peuk kwam overeen met de profielen in profielcluster 3561 (Zaaksdossier 6, pagina's ZK/6.10-6.11) Een onderzoek verricht door de firma [F], inhoudende een onderzoek in opdracht van de Duitse autoriteiten naar de monsters die werden veilig gesteld op 20 september 2004 in de oplegger in Sonsbeck. De resultaten omvatten onder andere de vondsten van resten MDMA, amfetamine en aceton. (zie onderstaande tabel) ** tabel ontbreekt** (Zaaksdossier 7, pagina 020- 044) Ten aanzien van de dumping op 21 maart 2005 te Apeldoorn. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 maart 2005, inhoudende het aantreffen van een zeecontainer op 21 maart 2005 door verbalisant W. van Diemen op 21 maart 2005 op de Paramariboweg te Apeldoorn. Aan de voorzijde van deze container nam de verbalisant waar dat er een plas met vloeistof op het asfalt lag. (Zaaksdossier 8, pagina 001) Een proces-verbaal d.d. 26 mei 2006, inhoudende een onderzoek verricht door het LBO en het DNR. In dit proces-verbaal staat onder andere omschreven welke goederen zijn aangetroffen in de zeecontainer bij de dumping in Apeldoorn d.d. 21 maart 2005. De inventarisatie staat omschreven in onderstaande tabel. ** tabel ontbreekt** Tevens wordt er beschreven dat er op 23 maart 2005 door een tactisch team van de Dienst Nationale Recherche een chemisch onderzoek is verricht. Bovendien zijn er monsters afgenomen van de betreffende goederen. (Zaaksdossier 8, pagina 026- 053) Verder werd in de dumping een handleiding aangetroffen van een vatenpers van de firma [firmanaam H]. Bij de ontmanteling van een productieplaats te Schakkebroek, Belgie, werd een soortgelijke vatenpers, afkomstig van de firma [firmanaam H], aangetroffen (zaaksdossier 8, pagina ZK 8.6) Ook werden in de dumping in Apeldoorn geperste metalen vaten aangetroffen, kleur blauw en groen aangetroffen. In de vatenpers, aangetroffen op de locatie in Schakkebroek, België, werden groene en blauwe lakschilfers aangetroffen die afkomstig zijn van de vaten die met behulp van de vatenpers zijn geperst. (zaaksdossier 8, pagina ZK/8.14) Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 14 juni 2005, inhoudende een onderzoek naar de monsters veiliggesteld op 23 maart 2005. Door middel van verschillende onderzoeksmethodes werd vastgesteld dat de onderzochte materialen o.a. sporen bevatten van MDMA, PMK en amfetamine. Daarnaast bleek dat er onder andere hoeveelheden en/of restanten van isopropanol, methylamine, aceton en zoutzuur zijn aangetroffen. (Zaaksdossier 8, pagina 066- 072) Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 22 februari 2006, inhoudende een rapportage van het d.d. 16 november 2005 uitgevoerde onderzoek naar een selectie van veiliggestelde sporen, aangetroffen bij de dumping van de zeecontainer in Apeldoorn d.d. 21 maart 2005. Uit de bevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het DNA-profiel overeenkomende met dat van verdachte aanwezig was op een volgelaatsmasker, een handschoen en een rietje. Bovendien werd het DNA-profiel van [medeverdachte 2] aangetroffen op een blikje en een rietje en het DNA-profiel van [betrokkene X] op een tweetal volgelaatsmaskers. (Zaaksdossier 8, pagina 343-355) Ten aanzien van de dumping op 27 mei 2005 te Hoogstraten (België). Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juni 2005, inhoudende het relaas van verbalisanten P. Debeuf en L. Ceyssens met betrekking tot het aantreffen van een oplegger met kenteken [kenteken 8] op de [straatnaam] te Meer, gemeente Hoogstraten. Het bleek dat uit de container een donker olieachtige vloeistof lekte. In de trailer werd het navolgende aangetroffen: - 20 zwarte IBC-containers - 11 blauwe vaten - 20 platgedrukte vaten. (Zaaksdossier 9, pagina 011-013) Een proces-verbaal d.d. 13 juli 2005, inhoudende de ontmanteling van de oplegger aangetroffen bij de dumping van 27 mei 2005 te Hoogstraten. Tevens werden op 7 juni 2005 monsters genomen. (Zaaksdossier 9, pagina 014-016) Een formulier met als opschrift Deskundig Verslag, inhoudende een rapportage opgemaakt door het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie d.d. 26 augustus 2005 naar aanleiding van de genomen monsters op 7 juni 2005. Uit deze rapportage blijkt dat de genomen monsters concentraties bevatten van MDMA, piperonal en PMK. (Zaaksdossier 9, pagina 017-018 en 109-112) Een proces-verbaal d.d. 29 maart 2006, inhoudende het relaas van verbalisant N.H. Meijs. In deze verklaring geeft hij aan dat er in de Belgische plaats Schakkebroek, op 1 december 2005, bij de ontmanteling van de productieplaats voor synthetische drugs een vatenpers van het merk [firmanaam H] werd aangetroffen. Om een vergelijk te maken tussen de geperste vaten die zijn aangetroffen bij de dumping in Hoogstraten en deze vatenpers, is er toegestemd met het tijdelijk onderzoeken van de vatenpers door de Nederlands autoriteiten. (Zaaksdossier 12, pagina 345-346) Een proces-verbaal d.d. 26 april 2006, inhoudende een proces verbaal van een forensisch technisch onderzoek verricht door A.C. D. Met behulp van de vatenpers, aangetroffen in Schakkebroek, is een proefpersing gemaakt. Deze proefpersing is vervolgens vergeleken met een geperst vat dat is gevonden in de container die is gedumpt in Hoogstraten op 27 mei 2005. De conclusie van dit onderzoek is dat het geperste vat, afkomstig uit de op 27 mei 2005 gedumpte oplegger in Hoogstraten, 'zeer waarschijnlijk' geperst is met de vatenpers die in Schakkebroek werd aangetroffen. (Zaaksdossier 12, pagina 360-365) Op 29 november 2005 heeft een doorzoeking plaatsgehad in de woning van verdachte. Bij die doorzoeking is onder meer aangetroffen een factuur d.d. 2 maart 2005, afkomstig van het bedrijf [firmanaam]. te Gouda en welke factuur is gericht aan [firma Q], betreffende een [firmanaam H] vatenpers, type FP3000. Tevens is bij die doorzoeking de verzend/paklijst van deze vatenpers aangetroffen (dossier D, pagina's 690 en 691) [Betrokkene C] heeft tegenover de politie verklaard dat [verdachte] deze vatenpers heeft besteld op naam van het bedrijf van [betrokkene C]. (dossier B pagina's 415- 418) De rechtbank is van oordeel dat op grond van de volgende omstandigheden: het aantreffen van de vatenpers te Schakkebroek, het onderzoek met betrekking tot de overeenkomsten tussen deze pers en de aangetroffen samengeperste vaten, dat de in Apeldoorn aangetroffen vaten zijn geperst met de in Schakkebroek aangetroffen vatenpers en dat verdachte, mede gelet op het aantreffen van de factuur en verzend/paklijst bij verdachte en de verklaring van [betrokkene C] dat [verdachte] die vatenpers heeft besteld, verdachte als medepleger kan worden aangemerkt bij de productie te Schakkebroek, de dumping in Hoogstraten en ook bij de dumping te Apeldoorn (21 maart 2005), alwaar ook DNA-sporen zijn aangetroffen die overeenkomen met het DNA van de verdachte. Voorts kan verdachte, gelet op het aantreffen van dactyloscopische sporen bij de dumping in Heerde en DNA-sporen die zijn aangetroffen bij de dumping in Sonsbeck die overeenkomen met het DNA van de verdachte, ook als medepleger van deze dumpingen worden aangemerkt. Ten aanzien van het bewijs met betrekking tot de dumpingen overweegt de rechtbank, dat vast is komen te staan dat verdachte samen met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] betrokken is geweest bij de productie van MDMA en/of Amfetamine. Doordat verdachte zich niet bekommerd heeft over de wijze waarop men zich van de afvalstoffen zou ontdoen bij een criminele activiteit als de productie van MDMA en amfetamine met als oogmerk financieel gewin, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de afvalstoffen in strijd met artikel 10.2 Wet Milieubeheer werden gedumpt. Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 3 en 4. Op 1 december 2005 is naar aanleiding van informatie van de Nederlandse politie door de Belgische autoriteiten een bezoek gebracht aan de locatie Herk de Stad, [straatnaam], met het oog op het uitvoeren van een huiszoeking met toestemming van de bewoners [bewoner 1] en [bewoner 2]. In de stallingen werden onder meer aangetroffen grote hoeveelheden lege en gevulde jerrycans, twee reactievaten, vaatjes met cafeïne, mengkuipen, een vacuümapparaat, 10 lege kunststof bulkcontainers met een inhoud van 1000 liter, distilleerkolven, een vatenpers en 87,497 kilogram geel kristalachtig poeder. (zaaksdossier 12 , pagina ZK/12.9) Van diverse van de zojuist vermelde beslaggenomen goederen zijn monsters door medewerkers van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie van België (NICC). Zo bevatte de 87,497 kilogram poeder MDMA (van 78% tot 81 % MDMA-base) en werd in een monster van een der metselkuipen amfetamine aangetroffen. MDMA en amfetamine werden in meer monster aangetroffen (zaaksdossier 12, pagina ZK/12.16 tot en met ZK/12.18) Door de Belgische politie is in België een aantal personen gehoord, onder wie de bewoners van het pand [straatnaam] te Schakkebroek, gemeente Herk de Stad. [Bewoner 2] verklaart in zijn eerste verhoor d.d. 1 december 2005 dat hij woonachtig is op de [straatnaam] te Herk de Stad. Dat hij de stal, waarin de voorwerpen aangetroffen werden die kunnen dienen voor de aanmaak van drugs, aan twee Nederlanders heeft verhuurd. Dat de Nederlanders gebruik maakten van een witte bestelbus met daarachter een caravan en een vrachtauto waarmee vaten met vloeistof en metalen ketels werden aangevoerd. Ook heeft hij de Nederlanders zien rondlopen met zuurstofmaskers op. De Nederlanders hadden tegen hem gezegd dat ze XTC-producten produceerden. (Zaaksdossier 12, pagina ZK/12.10) Verder heeft [Bewoner 2] op 1 december 2005 nog verklaard, dat er in oktober vorig jaar een Nederlandse man is geweest die geïnteresseerd was in de huur van een hangaar en dat diezelfde man later met twee mannen is teruggekomen die meteen een stal hebben gehuurd. (zaaksdossier 12, pagina 12.090 - 095) [Bewoner 2] verklaart in zijn tweede verhoor d.d. 2 december 2005 dat hij 1000 euro op jaarbasis zou ontvangen voor de huur van de stal. Dat hij de Nederlanders met veel dozen met daarin zakken met een wit poeder destijds heeft gezien. De Nederlanders voerden deze soms wel twee keer per dag weg. (Zaaksdossier 12, pagina ZK/12.11 en ZK/12.12) [Bewoner 3] verklaart in zijn d.d. 1 december 2005 dat hij woonachtig is op de [straatnaam] te Herk de Stad. Zijn vader heeft de stal, waarin de voorwerpen aangetroffen die kunnen dienen voor de aanmaak van drugs, ongeveer anderhalf jaar geleden heeft verhuurd. (Zaaksdossier 12, pagina ZK/12.11) [Bewoner 1] verklaart in haar verhoor d.d. 2 december 2005, dat zij woonachtig is op de [straatnaam] te Herk de Stad. Dat zij op de hoogte was van hetgeen er in de stal gebeurde. Dat zij regelmatig de twee Nederlanders met een bestelwagen heeft gezien. Dat haar man haar op een gegeven moment heeft gezegd dat er drugs in hun stal werden geproduceerd. (Zaaksdossier 12, pagina ZK/12.12) Op 21 december 2005 werd een fotomap, kenmerk RBS 25-018741, met foto's van verdachten uit het onderzoek Everzwijn overgedragen aan de Belgische autoriteiten. (Zaaksdossier 12, pagina 265-267 en Dossier A, pagina 1713-1738) Op 27 januari 2005 werd aan [Bewoner 2] de fotomap RBS 25-018741 getoond. [Bewoner 2] herkende bij voorlegging van de fotomap onmiddellijk de personen op de foto's 1 en 3 als zijnde de personen die het vaakst op de boerderij kwamen met een witte camionette, Subaru of een vrachtwagen. Het waren ook deze personen die in de stal werkten en bleven slapen. Foto 1 betreft [verdachte] en foto 3 betreft [medeverdachte 1]. (Zaaksdossier 12, pagina 268-272) Op 10 januari 2006 werd aan [Bewoner 1] de fotomap RBS 25-018741 getoond. [Bewoner 1] herkende bij voorlegging van de fotomap de personen op de foto's 1 en 3 als zijnde de personen die in de stallen hebben verbleven en gewerkt. Foto 1 betreft [verdachte] en foto 3 betreft [medeverdachte 1]. (Zaaksdossier 12, pagina 289-291) Met betrekking tot de in de tenlastelegging vermelde datum van aanvang van de periode heeft de verdediging aangevoerd dat deze datum te vroeg in de tijd is gelegen aangezien de Belgische politie in de zomermaanden van 2004 de locatie [straatnaam] te Schakkebroek heeft bekeken en er toen geen aanwijzingen die op een productieplaats wijzen naar voren zijn gekomen. De rechtbank is van oordeel dat het niet aantreffen van aanwijzingen die op een productieplaats van harddrugs duiden op zich niet hoeft in te houden dat er ook geen productieplaats aanwezig is, immers uit de processtukken is niet vast te stellen hoe uitgebreid het Belgisch politieonderzoek in de zomermaanden is geweest. Uit de verklaring van [bewoner 2] is af te leiden dat er hoogstwaarschijnlijk al in het najaar 2003 is gestart met de productie. Mede gelet op die verklaring heeft de rechtbank geen reden om bewezen verklaarde periode te verkorten, in dier voege dat de aanvangsdatum zou zijn gelegen na de zomermaanden 2004. Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4. Met betrekking tot de verdenking dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan overtreding van de verboden gedraging zoals neergelegd in artikel 140 Wetboek van Strafrecht, bevinden zich in dossier veel bewijsmiddelen. Gezien alle feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachten [betrokkene X], [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ] zich gedurende een lange periode in een crimineel samenwerkingsverband hebben bezig gehouden met de productie van synthetische drugs (artikel 2 Opiumwet) gevolgd of voorafgegaan door andere strafbare feiten, misdrijven, zoals valsheid in geschrifte (artikel 225 Wetboek van Strafrecht), illegale handel in chemicaliën (artikel 2,3 en 5 Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën), de voorbereidingshandelingen in de Opiumwet en milieudelicten (artikel 8 en 10 van de Wet Milieubeheer) De gebruikte modus operandi van aanvoer van chemicaliën, opslag en dumpen duidt op een duurzaam samenwerkingsverband. In ieder geval kan gesteld worden dat [betrokkene X], [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verantwoordelijk waren voor de aanvoer van de chemicaliën. Daarbij zorgden [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] voor opslag van chemicaliën en hardware. Tevens is gebleken dat [betrokkene X], [verdachte] en [medeverdachte 1] daadwerkelijk synthetische drugs produceerden. Volgens bovengenoemde CIE processen-verbaal zou [medeverdachte 2] voor de financiën zorgen en zouden de laboratoria van hem zijn. Hiervan is tijdens het onderzoek niets gebleken. Alles wijst er op dat er sprake is van een crimineel samenwerkingsverband tussen gelijkwaardige partners. Gesteld kan worden dat de criminele organisatie, waarvan de verdachten [betrokkene X], [verdachte], [[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] deel uitmaakten, verantwoordelijk is voor de navolgende strafbare feiten: - Dumping chemisch afval in Heerde op 21 januari 2004; - Dumping chemisch afval in Sonsbeck (Duitsland) 03 september 2004; - Dumping chemisch afval in Apeldoorn op 21 maart 2005; - Dumping chemisch afval in Hoogstraten (België)op 27 mei 2005; - Dumping chemisch afval in Kessenich ( België) op 16 november 2005; - Vervaardigen van MDMA in een illegaal laboratorium in Nederweert-Eind op 29 november 2005; - Voorhanden hebben van een illegale opslagplaats van chemicaliën en hardware ten behoeve voor het vervaardigen van synthetische drugs te Voerendaal op 29 november 2005; - Voorhanden hebben van een illegale opslagplaats van chemicaliën en hardware ten behoeve voor het vervaardigen van synthetische drugs te Veldwezelt (België), op 29 november 2005; - Vervaardigen van MDMA in een illegaal laboratorium te Schakkebroek (België) op 1 december 2005 alsmede het voorhanden hebben van 87 kilo MDMA. Zoals uit de verschillen zaaksdossiers blijkt waren de dumpingen van een ongekende omvang. Daarnaast waren de aangetroffen opslag- en productielocaties enorm groot. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid lege verpakkingen van chemicaliën en restafval in de dumpingen en op de productielocaties is er door de verdachten [betrokkene X], [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] binnen hun criminele samenwerkingsverband in de periode gelegen tussen 1 januari 2003 tot en met 29 november 2005 minimaal 10.000 kilo MDMA geproduceerd. Uit de analyses van het restafval door het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat er ook op (grote) schaal amfetamine is geproduceerd. Daar echter niet alle informatie om tot een opbrengstberekening te komen is aangetroffen, is hiervan geen berekening gemaakt. Hierbij werd door de verdachten op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevaren en nadelige gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid. Met betrekking tot de in de tenlastelegging opgenomen verfeitelijking van de activiteiten van de verboden organisatie zijn, behalve de hierboven expliciet vermelde bewijsmiddelen, ook nog de navolgende bewijsmiddelen aanwezig. Ten aanzien van de dumping op 16 november 2005 te Kessenich (België). Als bewijsmiddelen daarvoor zijn een aantal processen-verbaal - al dan niet uit België - aanwezig, die in het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal d.d. 16 mei 2006 samengevat zijn weergegeven. Deze samenvatting (zaaksdossier 10, pagina's ZK 10.2 - ZK10.11) houdt onder meer het volgende in. Op woensdag 16 november 2005 omstreeks 01.10 uur werd er, naar aanleiding van een melding, een brandende vrachtauto aangetroffen op de [straatnaam] in de gemeente 3640 Kinrooi te België. Deze onverharde weg vormt de verbinding tussen de deelgemeenten Geistingen en Kessenich in België. De lading bestond uit 6 a 7 duizend liter chemisch afval alsmede enkele vuilniszakken met huishoudelijk afval. Tijdens de brand waren groene vlammen zichtbaar en werd een sterke geur van vermoedelijk aceton waargenomen. Door de rechercheurs B. Cox en F. Ruttens van de Federale Politie GDA Tongeren, afdeling Genk, werd op 16 november 2006 op de [straatnaam] te 3640 Kinrooi (België) (deelgemeente Kessenich, pagina 10.028), onderzoek verricht aan de restanten van de uitgebrande vrachtauto alsmede aan de grotendeels verbrande en gesmolten lading. Daarbij was ook personeel van het Labo GDA Tongeren aanwezig. Bij dat onderzoek werden onder andere de volgende voorwerpen aangetroffen: -ongeveer 30 metalen vaten met een inhoud van ongeveer 30 liter voorzien van het UN-nummer 1A1 /Y/l 30/04/A-PA-02/3541 - een hoeveelheid plastic vaten met een inhoud van ongeveer 25 liter - een hoeveelheid plastic bidons met een inhoud van 5 liter verpakt in bruine dozen. Het betroffen bidons met als oorspronkelijke inhoud Aceton van het merk [merknaam] en bidons met als oorspronkelijke inhoud Methanol van het merk [merknaam]. Vanwege de verwoestende brand waren maar een aantal voorwerpen geschikt voor nader onderzoek. Onder andere de navolgende voorwerpen werden meegenomen voor verder onderzoek: een label van een 5 liter bidon Aceton van het merk [merknaam] een label van een 5 liter bidon Methanol van het merk [merknaam] Deze voorwerpen werden op 23 november 2005 in beslag genomen en zijn inmiddels onder nummer 20054393 gedeponeerd bij de Griffie van de Rechtbank in eerste aanleg te Tongeren (België). Op uitnodiging van B. Cox heeft H. Puts van het onderzoeksteam Everzwijn zich ter plaatse begeven. Aldaar werden door hem een aantal foto's gemaakt en deze zijn bij het door hem opgemaakt proces-verbaal gevoegd. (proces-verbaal nummer 26-003837, zaaksdossier 10 pagina 037-038). Aldaar werden onder meer de volgende voorwerpen aangetroffen: - een gebruiksaanwijzing van een dvd/cd speler van het type DVD 8080a; - enkele tientallen lichtkleurige kussenslopen van [merknaam W]. Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij deze dumping overweegt de rechtbank dat in op productieplaats te Nederweert-Eind onder meer zijn aangetroffen kussenslopen van het merk [merknaam W], een dvd/cd speler, merk [naam] type 8080a (zie proces-verbaal zaaksdossier 10 pagina 043 - 047). In het te Kessenich aangetroffen afval bevonden zich onder meer een gebruiksaanwijzing van een dvd/cd speler, merk [naam], type 8080a, tientallen kussenslopen. (proces-verbaal nummer 26-003837, zaaksdossier 10 pagina's 037-038). Vast is komen te staan dat verdachte betrokken is geweest bij de productie van MDMA in Nederweert-Eind. Gelet op de verbanden die er bestaan tussen op de productielocatie te Nederweert-Eind aangetroffen goederen en de in de dumping te Kessenich aangetroffen goederen, alsmede het aantreffen van een dactyloscopische spoor van verdachte bij de dumping in Heerde en DNA profielen die overeenkomen met het DNA profiel van verdachte in Apeldoorn (21 maart 2005) is de rechtbank van oordeel dat verdachte als medepleger van deze dumpingen dient te worden aangemerkt. Doordat verdachte zich niet bekommerd heeft over de wijze waarop men zich van de afvalstoffen zou ontdoen bij een criminele activiteit als de productie van MDMA en amfetamine met als oogmerk financieel gewin, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de afvalstoffen in strijd met artikel 10.2 Wet Milieubeheer werden gedumpt. Ten aanzien van de productieplaats in Nederweert-Eind. Een proces verbaal van aanhouding d.d. 29 november 2005, inhoudende de aanhouding van en een N.N. verdachte. Dit proces-verbaal omvat onder andere de aanhouding van en een onbekend persoon in de woning gelegen aan de [straatnaam] te Nederweert. Van de onbekende persoon komt op een later tijdstip vast te staan dat dit verdachte [mededader] is geweest. (Dossier B, pagina 804-806) Een aanvullend proces-verbaal d.d. 30 november 2005, bevattende het relaas van verbalisanten T.M.J. Vrenken en M.H.A. van Aaken. De betreffende verbalisanten verklaren dat zij op 29 november 2005 omstreeks 07.45 uur, in een loods gelegen achter en behorende bij [straatnaam] te Nederweert-Eind een persoon aangehouden hebben. Deze persoon bleek na raadpleging van een foto uit het HKD-systeem te zijn: [mededader], [personalia]. (Dossier B, pagina's 810-811) Een proces-verbaal d.d. 15 mei 2006, bevattende een samenvatting van het onderzoek met betrekking tot de in Nederweert - Eind aangetroffen laboratorium / productieruimte. Dit proces-verbaal omvat onder andere een omschrijving van de productielocatie/laboratorium dat daadwerkelijk in werking was. In de stal behorende bij [straatnaam] te Nederweert-Eind werden een viertal ruimtes daadwerkelijk in gebruik voor MDMA aangetroffen, namelijk: 1.D.1: Een productieruimte met reactievaten. In deze ruimte werden onder andere mengkuipen met aanwezige restanten MDMA-poeder aangetroffen. 1.D.2: Een ruimte bestemt voor de opslag van gasflessen. In deze ruimte werden onder andere nieuwe en gebruikt speciekuipen met daarin vermoedelijk MDMA-poeder aangetroffen. Ook stond werd er in deze ruimte een droogruimte aangetroffen met restsporen van MDMA-poeder. 1.D.3: Een gang met vaten en afzuigapparatuur. 1.D.4: Een ruimte bedoeld als vries- en kristallisatieruimte. Hierin stonden een negental vrieskisten opgesteld die in werking waren. In ieder van deze vrieskisten zaten vaten met daarin vermoedelijk MDMA-base (=olie) die opgelost was in een oplosmiddel. 1.D.5: Een centrifugeruimte met vaten. Hierin bevond zich onder andere een grote industriële centrifuge die blijkbaar gebruikt werd ten behoeve van filtratie van eerder genoemd MDMA-zout in de vriezers. Nabij deze centrifuge lagen katoenen centrifugezakken met restanten MDMA-poeder. (Zaaksdossier 3, ZK 3.11-ZK 3.13, in het bijzonder de omschrijving van RBS 26-001870) Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 21 februari 2006, inhoudende een onderzoek naar de aanwezigheid van en/of vervaardiging van middelen, welke vallen onder de bepalingen van de Opiumwet. Uit dit onderzoek blijkt dat er in de stal behorende bij [straatnaam] te Nederweert-Eind, MDMA werd vervaardigd en bewerkt. Daarnaast was er ook MDMA aanwezig. (Zaaksdossier 3, pagina 03.024-03.030) De rechtbank is van oordeel dat gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, het feit dat verdachte op heterdaad is aangetroffen op de productieplaats/ laboratorium op de [straatnaam] te Nederweert-Eind en er voor zijn aanwezigheid geen aannemelijke verklaring is gegeven, geconcludeerd dient te worden dat verdachte zich aldaar heeft bezig gehouden met het vervaardigen en/of bereiden van een materiaal bevattende MDMA. Ten aanzien van de opslagplaats in Veldwezelt. Een proces-verbaal d.d. 19 mei 2006, inhoudende een samenvatting van het onderzoek dat is verricht bij het aantreffen van een opslagplaats in Veldwezelt/ Lanaken te België. Hierin wordt onder meer beschreven dat op 29 november 2005 door de Belgische autoriteiten een onderzoek is verricht op het adres [adres] te Veldwezelt, betreffende een loods. In de loods bevonden zich zes containers, waarvan er vijf waren afgesloten door middel van hangsloten. In de directe omgeving van de loods bevond zich een voorheftruck alsmede een pallet met 26 zakken van 25 kilogram, inhoudende sodium hydroxide technical UN-1823. (Zaaksdossier 11, pagina 004-025) Een proces-verbaal d.d. 19 mei 2006, inhoudende een samenvatting van het onderzoek dat is verricht bij het aantreffen van een opslagplaats in Veldwezelt/ Lanaken te België. Hierin wordt onder andere omschreven dat op 1 december 2005 de loods in Veldwezelt werd ontruimd. Er werden grote hoeveelheden vaten gevuld met zoutzuur, aceton en isopropanol aangetroffen. Naast het feit dat er grote hoeveelheden chemicaliën werden afgevoerd, werden er ook diverse voorwerpen aangetroffen. De navolgende voorwerpen werden aangetroffen: - twee gasleidingen - een werfstroomverdeler - een metalen buis - een zilverkleurige branddeken - grote witte trechter - maatbekers, waarvan één gevuld met wit poeder - twee centrifuges - zwart rubberen metselkuipen - mixerstaaf - een weegschaal - zeven kartonnen dozen - witte stoffen filterzakken - een overhevelpomp - twee drukvaten - een kristallisatietoestel - laboratorium glaswerk - vacuümapparaat - plastic zak met korrelig wit poeder - Nederlandse kentekenplaat [kentekenplaat 10] (Zaaksdossier 11, ZK/11.7-ZK/11.8) Een proces-verbaal d.d. 19 mei 2006, inhoudende een samenvatting van het onderzoek dat is verricht bij het aantreffen van een opslagplaats in Veldwezelt/ Lanaken te België. Hierin wordt onder andere omschreven dat er door de medewerkers van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, het NICC, van de aanwezige chemicaliën en overige voorwerpen diverse stalen werden veiliggesteld voor nadere analyse. Gedeeltelijk werd dit onderzoek ter plaatse verricht. Aangetoond werd dat de monsters onder andere PMK, BMK, amfetamine en MDMA aangetroffen. Daarnaast werden er diverse grondstoffen in de monsters aangetroffen waaronder aceton, methanol, cafeïne. (Zaaksdossier 11, ZK/11.9-11.10) Een proces-verbaal van verhoor d.d. 12 januari 2006, inhoudende een verhoor op 10 januari 2006 van [betrokkene R]. [betrokkene R] geeft aan dat hij gecontacteerd is door ene [medeverdachte 2] om aldaar een dak en een muur te verstevigen. Dit zou in het voorjaar van 2005 zijn geweest en uitgevoerd zijn in de zomer van 2005. Tijdens de uitvoeringswerkzaamheden stonden er twee zeecontainers, deze waren afgesloten. De werken aan het dak heeft hij niet uitgevoerd, dat heeft [betrokkene S] gedaan. [medeverdachte 2] heeft [betrokkene R] betaald, hij heeft contant een bedrag van 830 euro betaald. [medeverdachte 2] wilde geen factuur van dit bedrag. [medeverdachte 2] heeft tegen [betrokkene R] gezegd dat de loods zijn eigendom was. Tijdens dit verhoor worden aan [betrokkene R] een aantal foto's getoond, foto nummer 9 herkend hij als zijnde [medeverdachte 2]. (Zaaksdossier 11, pagina 353-358) Een proces-verbaal d.d. 19 mei 2006, inhoudende een samenvatting van het onderzoek dat is verricht bij het aantreffen van een opslagplaats in Veldwezelt/ Lanaken te België. Hierin wordt onder andere aangegeven dat de foto's die aan [betrokkene R] getoond zijn op 10 januari 2006 komen uit de fotomap Everzwijn, RBS 25-018741. De foto nummer 9, waarop [betrokkene R] de man die hij heeft omschreven als [medeverdachte 2] herkend, wordt door de verbalisant omschreven als zijnde [medeverdachte 2]. (Zaaksdossier 11, ZK/11.16, pagina 353-358 en Dossier A pagina 1713-1738) Een proces-verbaal van verhoor d.d. 2 december 2005, inhoudende een verhoor van [betrokkene S] op 2 december 2005. [betrokkene S] verklaart dat [betrokkene R] hem benaderd heeft om een nieuw dak te maken. Eind juni 2005 zijn [betrokkene R] en [medeverdachte 2], een Nederlander met een motor, naar zijn huis toegekomen. Vervolgens is aan [betrokkene S] gevraagd het dak van de loods op het adres [adres] te Lanaken, te repareren. Hij heeft met [medeverdachte 2] een afspraak gemaakt om het dak van de loods voor 25.000 euro te repareren. Dit is zijn geheel zwart en in contanten betaald. Er stonden in de loods een viertal containers die niet weg mochten. [Medeverdachte 2] had tegen [betrokkene S] gezegd dat hij erop mocht lopen. (Zaaksdossier 12, pagina 066-071, 077-077) Een proces-verbaal van verhoor d.d. 23 december 2005, inhoudende een verhoor van [betrokkene S] op 23 december 2005. Aan [betrokkene S] wordt een reeks foto's getoond. Van deze reeks foto's herkent hij onder andere foto 9. Deze man heeft zich aan hem voorgesteld met de naam [medeverdachte 2], dit is de man in wiens opdracht hij een dak heeft gemaakt. Dit is ook de man die hem 25.000 euro heeft betaald. (Zaaksdossier 11, pagina 341-347) Uit het proces-verbaal d.d. 19 mei 2006, inhoudende een samenvatting van het onderzoek dat is verricht bij het aantreffen van een opslagplaats in Veldwezelt/ Lanaken te België, blijkt dat de aan [betrokkene S] op 23 december 2005 getoonde foto's komen uit de fotomap Everzwijn. De foto 9, die [betrokkene S] herkend als zijnde [medeverdachte 2], bevat volgens de verbalisant een afbeelding van [medeverdachte 2]. (Zaaksdossier 11, ZK/11.14 en Dossier A pagina 1713-1738) Ten aanzien van de voorbereidingshandelingen in Hoensbroek en Heerlen. Op 25 mei 2005 heeft er een transport plaatsgevonden waarvoor de navolgende bewijsmiddelen aanwezig zijn. een formulier met het opschrift "Lieferschein" van [firmanaam] te Keulen, bestemd voor [firmanaam] te Aken, waarin staat vermeld dat op 20 mei 2005 25 vaten van 200 liter (3.750 kilogram) aceton zijn besteld en zullen worden afgeleverd op 25 mei 2005, en op welk formulier verder staat vermeld WIL 5995 en voorzien is van een handtekening (Zaaksdossier 1, pagina 226) en een formulier met het opschrift "Kommissionierauftrag" d.d. 25 mei 2005, inhoudende dat vanaf de locatie Duisburg in opdracht van [firmanaam], zijn afgeleverd 25 vaten van 150 kilogram aceton, op welk formulier de naam [betrokkene 2] en [kenteken 11] staan vermeld. (Zaaksdossier 1, pagina 228) Ten aanzien van dit transport zijn verder nog de volgende ondersteunende stukken aanwezig: - de in Duitsland afgeluisterde telefoongesprekken tussen [naam 1], [naam 2] en [betrokkene 1] (dossier A, onderzoek Zwerver, ordner 7, pagina's 1898 -1935 en 2130 - 2137 en zaaksdossier 1, pagina's 091-102, 105-122, 126 -132,135 -142 en 148 -156); - de in Nederland afgeluisterde telefoongesprekken tussen [naam 1], [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (zaaksdossier 1, pagina's 068-075, pagina's 077-090, pagina's 157-162, 178 - 180); - de observatieverslagen/activiteitenjournaals, waarin onder andere werd waargenomen dat [betrokkene] de vrachtwagen naar het industrieterrein te Hoensbroek reed, alwaar deze werd overgenomen door iemand die gekleed is in een blauwe overall en een beige honkbalpetje. Deze persoon reed de vrachtwagen vervolgens via Heerlen naar de [adres 1] te Voerendaal. Van de man met het petje werden foto's gemaakt door de verbalisant 1021 (zaaksdossier 1, pagina's 123 -125, 163-177, 181-190, 208- 213, 212-213, 229-233); - de verklaringen van de getuige/verdachte [naam 1] (dossier B, ordner 9, pagina's 1-59) - de medeverdachte [betrokkene 2] heeft tegenover de politie verklaringen afgelegd met betrekking tot dit transport. Hij verklaart dat hij dit transport heeft gedaan in opdracht en met een gehuurde vrachtauto. Tevens heeft hij tegenover de politie verklaard dat hij na het transport de vrachtauto ergens moest neerzetten, de sleutel in de vrachtauto moest achterlaten, waarna hij vertrok om de vrachtauto later weer leeg op te halen. (dossier B, pagina's 216 tot en met 281, in het bijzonder de pagina's 216 tot en met 224, en de pagina's 240 tot en met 243) - een observatieverslag waarin wordt gerelateerd dat de vrachtwagen met kenteken [kenteken 11] op 26 mei 2005 het erf van de [adres 1] te Voerendaal op is gereden. (zaaksdossier 2, pagina 001-005) - processen-verbaal waarin wordt gerelateerd dat er van de bestuurder, die het transport van 25 mei 2005 heeft begeleid, op 26 mei 2005 foto's zijn gemaakt bij het tankstation gevestigd aan de [straatnaam] te Hoensbroek. Later wordt door [betrokkene B] de verdachte [medeverdachte 1] herkend zijnde de bestuurder. (zaaksdossier 2, ZK/2.11 en pagina 029-033) In de periode van 17 tot en met 18 augustus 2005 is nog een hoeveelheid van 3.300 kilogram zoutzuur (in totaal 15 vaten) op de locatie [adres 1] te Voerendaal bezorgd (Levering 4). Voor het bewijs van dit transport zijn onder meer aanwezig: - een formulier met het opschrift "Lieferschein" van [firmanaam] te Keulen, d.d. 17 augustus 2005, ten name van [firmanaam] te Aken, waarin staat vermeld dat 22 augustus 2005 3.300 kilogram zoutzuur (15 vaten) zullen worden geleverd, af fabriek, onder welk formulier een handtekening is geplaatst en staat vermeld [kenteken 1] (Zaaksdossier 1, pagina 407) - en een formulier met het opschrift "Kommissionierauftrag" d.d. 23 augustus 2005, inhoudende dat vanaf de locatie Duisburg in opdracht van [firmanaam], zijn afgeleverd 3.300 kilogram zoutzuur (15 vaten), op welk formulier staat vermeld [kenteken 1]. (Zaaksdossier 1, pagina 410) Ten aanzien van dit transport zijn verder nog aanwezig twee processen-verbaal waarin wordt gerelateerd dat de vrachtauto op 24, 29 en 31 augustus 2005 aanwezig was op de [straatnaam] te Hoensbroek (zaakdossier pagina's 413-122). Verder is nog een proces-verbaal aanwezig, waarin het uitpeilen van op voornoemde vrachtauto aanwezige peilbaken wordt gerelateerd en waaruit blijkt dat de vrachtauto op 31 augustus 2005 wordt verplaatst naar de [straatnaam] te Hoensbroek, op 1 september 2006 omstreeks 09.02 uur aankomt aan de [adres 1] te Voerendaal, waarna de vrachtauto om 09.42 uur weer aankomt op de [straatnaam] te Hoensbroek, gemeente Heerlen. (Zaaksdossier 1, pagina's 412-431) Processen-verbaal waarin onder meer staat vermeld dat [medeverdachte 1] wordt herkend als de man die op 1 september 2005 de vrachtauto met het kenteken [kenteken 1] over de [adres 1] te Voerendaal heeft bestuurd en dat hij, [medeverdachte 1] die dag ook de bestuurder is geweest van de personenauto, merk VW, type Golf, welke auto op naam staat van [naam] (toevoeging rechtbank, zijnde de vriendin van H. [medeverdachte 1]) (zaaksdossier 2, pagina's ZK 2.18 en ZK.2.19) De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat voor het oprichten van een inrichting en/of veranderen en/of de werking van een inrichting veranderen en/of in werking hebben van een inrichting zoals bedoeld in artikel 10 en/of 8 van de Wet Milieubeheer, geen vergunning wordt verleend indien deze inrichting zich alleen gaat bezighouden of bezighoudt met de productie van harddrugs. Tevens acht de rechtbank het een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van geregistreerde stoffen, te weten 1-fenyl-2-propanon (BMK) en 3,4-Methyleendioxyfenylpropaan-2-on (PMK) zoals genoemd in de verordening (EEG) Nr. 260/2001 van de Commissie van 8 februari 2001, worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen zoals omschreven in de richtlijn (EEG) Nr. 92/109. De rechtbank acht op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen die de rechtbank ook als bewijsmiddel heeft gebezigd, zonder dat de rechtbank met hetgeen hiervoor ten aanzien van het bewijs voor het feit is weergegeven uitputtend heeft willen zijn, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feitencomplexen heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij in de periode van 1 november 2004 tot en met 29 november 2005 te Voerendaal en/of Hoensbroek en/of Heerlen en/of Landgraaf, tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden van hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine voor te bereiden en/of te bevorderen telkens - voorwerpen en stoffen en vervoermiddelen en geld voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten hebbende hij, verdachte en zijn mededaders telkens opzettelijk daartoe: * hoeveelheden van stoffen bevattende isopropanol overgenomen van [betrokkene 2] en deze stoffen vervoerd naar een opslaglocatie gelegen aan de [adres 1] te Voerendaal en * op de locatie [adres 1] te Voerendaal hoeveelheden van stoffen bevattende PMK en BMK en zoutzuur en aceton en isopropylalcohol en monomethylamine en waterstofgas en coffeïne en formamide en mierenzuur, zijnde stoffen welke (kunnen) worden aangewend voor de productie van MDMA en amfetamine, voorhanden gehad en * op de locatie [adres 1] te Voerendaal hardware, te weten een vacuümketel en twee, althans een, industriële centrifuges en twee destillatieketels en meerdere, reactieketels en drie koelers en een decanteervat en vier reactievaten en twee vacuümapparaten en tien kolven welke (kunnen) worden aangewend voor de productie van synthetische drugs, voorhanden gehad en * hardware aangekocht en laten vervaardigen door [betrokkene 3] en een of meer andere personen en * de locatie aan de [adres 1] te Voerendaal gehuurd en een vracht- en bestelauto gebruikt om deze stoffen en hardware in op te slaan; 2. hij op - 21 januari 2004 te Heerde en/of - 3 september 2004 te Sonsbeck (Duitsland) en/of - 21 maart 2005 te Apeldoorn en/of - 27 mei 2005 te Hoogstraten (België) en/of telkens tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk zich van afvalstoffen te weten gebruikte hoeveelheden aceton en methanol en zoutzuur en isopropylalcohol en huishoudelijk en overig afval heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten. 3. hij in de periode van 1 maart 2003 tot en met 29 november 2005 te Schakkebroek tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft vervaardigd en bereid hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 4. hij in de periode van 1 januari 2003 tot en met 29 november 2005 te Heerlen en Voerendaal en Nederweert-Eind en Hoensbroek en Heerde en Apeldoorn en te Schakkebroek en Veldwezelt en Kessenich, in elk geval in België en te Sonsbeck, in elk geval in Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisatie bestaande uit verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk: - het bereiden van amfetamine en MDMA, in elk geval in de gemeente Nederweert en Schakkebroek en - het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet te Voerendaal en Hoensbroek en Heerlen en Veldwezelt en - het zich ontdoen van afvalstoffen door deze - al dan niet in verpakking- buiten een inrichting op of in de bodem te brengen en zonder daartoe verleende vergunning oprichten van een inrichting en veranderen en de werking van een inrichting veranderen en in werking hebben van een inrichting zoals bedoeld in artikel 10 en 8 van de Wet Milieubeheer; - het voorhanden hebben van geregistreerde stoffen, te weten 1-fenyl-2-propanon (BMK) en 3,4-Methyleendioxyfenylpropaan-2-on (PMK) zoals genoemd in de verordening (EG) Nr. 260/2001 van de Commissie van 8 februari 2001, strafbaar gesteld in artikel 5 Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. Het bewijs. De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de hierboven genoemde bewijsmiddelen. De hierboven vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen. 9. Kwalificatie van het bewezenverklaarde. Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven: Ten aanzien van feit 1: medeplegen van voorwerpen, stoffen en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een feit als bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, meermalen gepleegd. Ten aanzien van feit 2: medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd Ten aanzien van feit 3: medeplegen van opzettelijke handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef B en D, van de Opiumwet gegeven verbod. Ten aanzien van feit 4: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Het misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij artikel 10a van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Het misdrijf feit 2 is strafbaar gesteld bij artikel 6 van de Wet op de economische delicten. Het misdrijf sub 3 is strafbaar gesteld bij artikel 10a van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Het misdrijf feit 4 is strafbaar gesteld bij artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. 10. De strafbaarheid van verdachte. De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 11. De straffen en/of maatregelen. De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 21 november 2006 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van de sub 1, 2 primair, sub 3 en sub 4 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 10 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat aan verdachte geen straf dient te worden opgelegd gezien de bepleite vrijspraak. 11.1 De algemene overwegingen van de rechtbank. Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straf en maatregelen behoren te worden opgelegd. 11.2 De bijzondere overwegingen van de rechtbank. In de zaak tegen verdachte heeft de rechtbank bewezen verklaard, kort gezegd: het vervoeren van materialen ten behoeve van de productie van harddrugs, het zich actief opstellen bij de opslag van grondstoffen en materialen ten behoeve van de productie van synthetische drugs, het produceren van synthetische drugs, het meermalen storten van chemisch en ander afval en het deelnemen aan een organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven. Uit de bewezen verklaarde feiten komt een actieve rol van verdachte naar voren, zoals het zorgen van voor de productie van synthetische drugs benodigde hardware en zijn betrokkenheid bij de opslagplaats te Voerendaal. De productie van synthetische drugs gebeurde in niet daarvoor ingerichte ruimten, mede waardoor de kans op ongelukken, met name ontploffing gevolgd door brand, als groot is in te schatten. De opslag van de grondstoffen / chemicaliën voor de productie van synthetische drugs gebeurde eveneens in niet daarvoor ingerichte ruimten, namelijk in loodsen/stallen deels onder dan wel tussen hooi, waardoor de kans op ongelukken, met name ontploffing gevolgd door brand, zeer groot is. De verdachte heeft dat risico uit winstbejag voor anderen geaccepteerd. Daarnaast komen er bij deze productie grote hoeveelheden afvalstoffen vrij. Deze afvalstoffen worden in de regel niet via een reguliere weg op een verantwoorde wijze verwerkt, maar ergens gedumpt, zoals ook in deze zaak is geschied. Hierdoor ontstaat er ofwel een zeer grote kans op milieuschade, ofwel - bij tijdige ontdekking - zeer hoge kosten voor de samenleving omdat alsdan deze afvalstoffen zorgvuldig verwijderd moeten worden en er alsnog voor een verantwoorde verwerking van deze afvalstoffen zorg gedragen moet worden. Gelet op de aangetroffen grote hoeveelheden grondstoffen, halfproducten en afvalstoffen heeft het Nederlands Forensisch Instituut berekend dat grote hoeveelheden synthetische drugs hadden kunnen worden en zijn geproduceerd. Met de verkoop van deze drugs worden enorme winsten gemaakt. Met betrekking tot het gevaar voor de volksgezondheid overweegt de rechtbank dat blijkens onderzoek na gebruik van genoemde drugs lichamelijke, levensbedreigende en psychiatrische complicaties kunnen optreden. In een enkel geval heeft het gebruik van XTC al tot de dood geleid. Gezien de berekende hoeveelheid moet deze bestemd zijn geweest voor verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in drugs zoals MDMA gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Deze gevolgen heeft verdachte niet, dan wel in onvoldoende mate laten meewegen bij zijn keuze om zijn persoonlijk, financieel belang te laten prevaleren. Met betrekking tot de visie van verdachte op de bewezen verklaarde feiten en de gevolgen daarvan heeft de verdachte niets kenbaar gemaakt, doordat hij nog niet door de politie is verhoord. De rechtbank heeft ook rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Gelet op hiervoor weergegevene is alleen een langdurige onvoorwaardelijk gevangenisstraf op zijn plaats. 11.3 De vorderingen van de benadeelde partijen: De gemeente Apeldoorn. De gemeente Apeldoorn, Marktplein 1 te Apeldoorn, heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van de in de tenlastelegging onder 2 vermelde dumping van afval op 21 maart 2005 te Apeldoorn geleden materiële schade. Deze gemeente heeft de materiële schade op een bedrag van EUR 21.591,10 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor vermelde en ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door verdachte onvoldoende is weersproken, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van EUR 21.591,10. Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [betrokkene X], aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 21.591,10, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 242 dagen, te betalen ten behoeve van de gemeente Apeldoorn, Marktplein 1 te Apeldoorn, zoals hierna in het dictum genoemd. Rijkswaterstaat Corporatie Dienst. Rijkswaterstaat Corporatie Dienst, gevestigd te 3500 GE Utrecht, postbus 2232, heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van de in de tenlastelegging onder 2 vermelde dumping van afval op 21 januari 2004 te Heerde geleden materiële schade. Rijkswaterstaat voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van EUR 23.759,41 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor vermelde en ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door verdachte onvoldoende is weersproken, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van EUR 23.759,41 gesteld. Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader [betrokkene X], aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 23.759,41, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 254 dagen, te betalen ten behoeve van Rijkswaterstaat Corporatie Dienst, gevestigd te 3500 GE Utrecht, postbus 2232, zoals hierna in het dictum genoemd. Tijdelijke Vereniging Rekin Grindbedrijven. Tijdelijke Vereniging Rekin Grindbedrijven, Maasstraat, bus 2, 3640 Kinrooi (België), verder te noemen Rekin, heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van de in de tenlastelegging onder 2 vermelde dumping van afval op 16 november 2005 geleden materiële schade. Rekin voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van EUR 56.255,37, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, gesteld, en wil die schade vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor vermelde en ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. De verdediging heeft aangevoerd dat de tijdelijke vereniging geen rechtspersoon is en derhalve geen vordering kan indienen. De rechtbank overweegt daaromtrent dat alle personen die lid zijn van de tijdelijke vereniging hun vordering via de tijdelijke vereniging hebben ingediend, inmiddels mr. Stevens- Waltmans en mr. Dronkers van het Nederlandse advocatenkantoor HBS te Roermond hebben gemachtigd om namens hen op te treden. Aangezien aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard. Aangezien de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil. Openbaar Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij. De Openbaar Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij, gevestigd te 2800 Mechelen (België), Stationsstraat 110, verder te noemen OVAM, heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van de in de tenlastelegging onder 2 vermelde dumping van afval op 27 mei 2005 te Hoogstraten (België) geleden materiële schade. OVAM heeft de materiële schade op een bedrag van EUR 18.326,97 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor vermelde en ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door verdachte onvoldoende is weersproken, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van EUR 18.326,97. Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader [medeverdachte 1], aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 18.326,97 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 226 dagen, te betalen ten behoeve van De Openbaar Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij, gevestigd te 2800 Mechelen (België) Stationsstraat 110, zoals hierna in het dictum genoemd. 11.4 In beslaggenomen voorwerpen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat in de zaak tegen verdachte onder meer is in beslag genomen: - nummer 42 Autobus [kenteken 6] Citroën Jumper kleur: wit, Inclusief papieren - nummer 43 Camper [kenteken 12] DAF 1992 kleur: wit, Inclusief papieren - nummer 44 Vrachtauto [kenteken 2] DAF kleur: wit De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, dienen te worden verbeurdverklaard. Genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien met behulp van deze voorwerpenhet feit onder 1 genoemd is begaan. 12. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht: artikelen 10, 23, 33, 33a, 36f, 57, 91, Opiumwet: artikelen 2, 10, 10a Wet op de economische delicten, 1a, 2 en 6 Wet Milieubeheer: artikelen 10.2 BESLISSING De rechtbank: verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van NEGEN JAREN. Verklaart verbeurd de navolgende in beslag genomen voorwerpen: - nummer 42 Autobus [kenteken 6] Citroën Jumper kleur: wit, Inclusief papieren - nummer 43 Camper [kenteken 12] DAF 1992 kleur: wit, Inclusief papieren - nummer 44 Vrachtauto [kenteken 2] DAF kleur: wit Beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen. GEMEENTE APELDOORN wijst de vordering van de benadeelde partij, gemeente Apeldoorn, Marktplein 1 te Apeldoorn, groot een bedrag van EUR 21.591,10, toe; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling voornoemde benadeelde partij te betalen EUR 21.591,10; bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders, te weten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [betrokkene X] is voldaan; legt verdachte de verplichting op aan de Staat een bedrag van EUR 21.591,10, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 242 dagen, te betalen ten behoeve van de gemeente Apeldoorn, Marktplein 1 te Apeldoorn, met verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) voornoemde mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 21.591,10 ten behoeve van voornoemd slachtoffer, daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (een van) zijn mededaders aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil; RIJKSWATERSTAAT CORPORATIE DIENST wijst de vordering van de benadeelde partij Rijkswaterstaat Corporatie Dienst, gevestigd te 3500 GE Utrecht, postbus 2232, groot EUR 23.759,41 toe; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling voornoemde benadeelde partij te betalen EUR 23.759,41; bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader [betrokkene X] is voldaan; legt verdachte de verplichting op aan de Staat een bedrag van EUR 23.759,10, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 254 dagen, te betalen ten behoeve van de benadeelde partij Rijkswaterstaat Corporatie Dienst, gevestigd te 3500 GE Utrecht, postbus 2232, met verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte en/of voornoemde mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 23.759,10 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of voornoemde mededaders aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil; TIJDELIJKE VERENIGING REKIN GRINDBEDRIJVEN verklaart de beandeelde partij Tijdelijke Vereniging Rekin Grindbedrijven, Maasstraat82, bus 2, 3640 Kinrooi (België), niet ontvankelijk in haar vordering; OPENBAAR VLAAMSE AFVALSTOFFENMAATSCHAPPIJ Wijst de vordering van de Openbaar Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij, gevestigd te 2800 Mechelen (België), Stationsstraat 110, groot EUR 18.326,97, toe; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling voornoemde benadeelde partij te betalen EUR 18.326,97; bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader [medeverdachte 1] is voldaan; legt verdachte de verplichting op aan de Staat een bedrag van EUR 18.326,97, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 226 dagen, te betalen ten behoeve van De Openbaar Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij, gevestigd te 2800 Mechelen (België) Stationsstraat 110, met verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte en/of voornoemde mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 18.326,97 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. Vonnis gewezen door mrs F. Oelmeijer, D.C.M. Bomans en W.H.A.J. Poppeliers, van wie mr. F. Oelmeijer voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A.H. Bicker en R.P. van der Pijl, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 december 2006.