Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ4397

Datum uitspraak2006-12-07
Datum gepubliceerd2006-12-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/000364-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Air Holland-zaak: veroordelingen voor witwassen in de zaken met parketnummer: 10/000364-04, 10/000124, 10/000272-04, 10/000123-02 . Aan verdachten is ten laste gelegd (1) het witwassen van een (groot) aantal geldbedragen, omschreven als (gewoonte)heling, subsidiair schuldheling dan wel (gewoonte)witwassen, subsidiair schuldwitwassen en (2) leidinggeven of deelnemen aan een criminele organisatie. Inhoud vonnissen: (1) overwegingen omtrent de ontvankelijkheid van de officier van justitie naar aanleiding van beroepen op (i) gedane toezeggingen tot niet verdere vervolging, (ii) gelijkheidsbeginsel, (iii) onjuiste informatieverschaffing door officier van justitie over buitenlandse medeverdachte in verband met diplomatieke status; (2) overwegingen naar aanleiding van onder meer beroepen op de artikelen 301, vierde lid en 395a van het Wetboek van Strafvordering (3) overwegingen omtrent het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” vòòr en na inwerkingtreding witwasbepalingen in titel XXXa van het Wetboek van Strafvordering op 14 december 2001. Kern vonnissen ad (3): Gelet op de verwantschap, gelijke strekking en soortgelijke achtergrond van de witwasbepalingen enerzijds en de helingsbepalingen (in witwaszaken) anderzijds, zoals blijkt uit de wetsgeschiedenis van titel XXXa van het Wetboek van Strafrecht (Kamerstukken II 1999-2000, 22 159, nr 3), alsmede gelet op jurisprudentie van de HR (20 december 2005, LJN: AU3951, 27 september 2005, NJ 2006, 473 en 28 september 2004, LJN: AP2124)is, indien niet blijkt van een nauwkeurig aangeduid misdrijf, voldaan aan het vereiste “afkomstig uit enig misdrijf” wanneer uit de bewijsmiddelen kan volgen dat het in de gegeven omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen een criminele herkomst hebben. In strafmotivering (straffen opgelegd variërend van 36 maanden tot 12 maanden, telkens met voorwaardelijk deel) tot uitdrukking gebracht de maatschappelijk ongewenste vermenging van “boven- en onderwereld”.


Uitspraak

Parketnummer: 10/000364-04 Datum uitspraak: 7 december 2006 Tegenspraak VONNIS van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte: [naam verdachte], geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] (Suriname), ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres: [adres], raadsvrouw mr. M. Steen, advocaat te Amsterdam. ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2006, 20 maart 2006, 27 maart 2006, 29 maart 2006, 3 april 2006, 15 november 2006, 20 november 2006, 22 november 2006 en 23 november 2006. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De inhoud van de nadere omschrijving tenlastelegging is hierna integraal opgenomen. 1. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2001 tot en met 30 augustus 2001 te Klarenbeek en/of Apeldoorn en/of Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, en/of in Londen, althans in Engeland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen en aldaar (telkens) krachtens die gewoonte (een) geldbedrag(en), bestaande uit: - NLG 5.000.000,--,-- (omgerekend € 2.273.000,--) en/of - NLG 10.000.000,-- (omgerekend € 4.545.454,-- en/of - NLG 2.500.000,-- (omgerekend € 1.136.363,--) en/of - NLG 6.250.000,-- (omgerekend € 2.840.909,--), althans bestaande uit: - NLG 4.844.820,-- (ontvangen op bankrekening van [naam drukkerij], overgemaakt door [naam bank], - in opdracht van [medeverdachte 7] -, op of omstreeks 26 juli 2001) en/of - NLG 1.250.000,-- (overgemaakt van bankrekening [naam drukkerij] naar bankrekening van Holland Leasing III, op of omstreeks 6 augustus 2001), verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van dat/die geldbedrag(en) (telkens) wist(en), dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2001 tot en met 30 augustus 2001 te Klarenbeek en/of Apeldoorn en/of Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, en/of in Londen, althans in Engeland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, (een) geldbedrag(en), bestaande uit: - NLG 5.000.000,--,-- (omgerekend € 2.273.000,--) en/of - NLG 10.000.000,-- (omgerekend € 4.545.454,-- en/of - NLG 2.500.000,-- (omgerekend € 1.136.363,--) en/of - NLG 6.250.000,-- (omgerekend € 2.840.909,--), althans bestaande uit: - NLG 4.844.820,-- (ontvangen op bankrekening van [naam drukkerij], overgemaakt door [naam bank], - in opdracht van [medeverdachte 7] -, op of omstreeks 26 juli 2001) en/of - NLG 1.250.000,-- (overgemaakt van bankrekening [naam drukkerij] naar bankrekening van Holland Leasing III, op of omstreeks 6 augustus 2001), heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van dat/die geldbedrag(en) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had/hadden moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; (artikel 416 en/of 417 en/of 417bis van het Wetboek van Strafrecht) Zaak Verenigd Koninkrijk 2. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 augustus 2001 tot en met 13 december 2001 te Klarenbeek en/of Apeldoorn en/of Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, en/of in Luxemburg, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen en aldaar (telkens) krachtens die gewoonte (een) geldbedrag(en), bestaande uit: - DM 2.850.730,-- (omgerekend € 1.177.988,--) en/of - NLG 2.255.250-- (omgerekend € 1.025.113,--) en/of - NLG 4.338.700,-- (omgerekend € 1.972.136,--) en/of - DM 67.500,-- (omgerekend € 27.685,--) en/of - CHF 674.010,--- (omgerekend € 457.390,--) en/of - NLG 1.200.000,-- (omgerekend € 545.454,--) en/of - £ 60.010,-- (omgerekend € 97.182,--) en/of - NLG 1.734.280,-- (omgerekend € 788.309,--) en/of - DM 152.010,-- (omgerekend € 62.814,--) en/of - NLG 2.042.000,--- (omgerekend € 928.181,--) en/of - DM 926.800,-- (omgerekend € 382.975--) en/of - $ 1.687.750,-- (omgerekend € 1.925.336,--) en/of - DM 157.000,-- (omgerekend € 64.876,--) en/of - $ 770.000,-- (omgerekend €878.393,--), althans bestaande uit: - NLG 1.031.175,13 (ontvangen op bankrekening van [naam drukkerij], overgemaakt door [administratiekantoor], door of namens [medeverdachte 1], op of omstreeks 4 december 2001) en/of - NLG 500.000,-- (overgemaakt van bankrekening van [naam drukkerij], naar bankrekening [persoon 7j], op of omstreeks 12 december 2001, verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van dat/die geldbedrag(en) (telkens) wist(en), dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 augustus 2001 tot en met 13 december 2001 te Klarenbeek en/of Apeldoorn en/of Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, en/of in Luxemburg, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, (een) geldbedrag(en), bestaande uit: - DM 2.850.730,-- (omgerekend € 1.177.988,--) en/of - NLG 2.255.250-- (omgerekend € 1.025.113,--) en/of - NLG 4.338.700,-- (omgerekend € 1.972.136,--) en/of - DM 67.500,-- (omgerekend € 27.685,--) en/of - CHF 674.010,--- (omgerekend € 457.390,--) en/of - NLG 1.200.000,-- (omgerekend € 545.454,--) en/of - £ 60.010,-- (omgerekend € 97.182,--) en/of - NLG 1.734.280,-- (omgerekend € 788.309,--) en/of - DM 152.010,-- (omgerekend € 62.814,--) en/of - NLG 2.042.000,--- (omgerekend € 928.181,--) en/of - DM 926.800,-- (omgerekend € 382.975--) en/of - $ 1.687.750,-- (omgerekend € 1.925.336,--) en/of - DM 157.000,-- (omgerekend € 64.876,--) en/of - $ 770.000,-- (omgerekend €878.393,--), althans bestaande uit: - NLG 1.031.175,13 (ontvangen op bankrekening van [naam drukkerij], overgemaakt door [administratiekantoor], door of namens [medeverdachte 1], op of omstreeks 4 december 2001) en/of - NLG 500.000,-- (overgemaakt van bankrekening van [naam drukkerij], naar bankrekening [persoon 7j], op of omstreeks 12 december 2001, heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van dat/die geldbedrag(en) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had/hadden moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; (artikel 416 en/of 417 en/of 417bis Wetboek van Strafrecht) zaak Luxemburg (zie met name transactie 2 tot en met 9) 3. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 15 april 2002 te Klarenbeek en/of Apeldoorn en/of Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, en/of in Luxemburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een voorwerp, te weten één of meerdere geldbedrag(en), bestaande uit: - NLG 548.550,-- (omgerekend € 248.921,--) en/of - £ 289.860,-- (omgerekend € 471.547,--) en/of - SCP 140,-- (omgerekend € 227,--) en/of - € 150.000,-- en/of - € 438.000,-- en/of - £ 188.390,-- (omgerekend € 306.474,--) en/of - £ 185.070,-- (omgerekend € 301.073,--) en/of - $ 210.000,-- (omgerekend € 239.561,--) althans bestaande uit: - NLG 500.000,-- (ontvangen op bankrekening van [naam drukkerij], overgemaakt door [administratiekantoor]/ [medeverdachte 1], op of omstreeks 10 januari 2002) en/of - NLG 548.550 ,-- (gewisseld van Nederlandse guldens naar euros, op of omstreeks 10 januari 2002 te Luxemburg), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet en/of (telkens) van dit/deze geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), van voornoemde handelwijze een gewoonte gemaakt; Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 15 april 2002 te Klarenbeek en/of Apeldoorn en/of Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, en/of in Luxemburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een voorwerp, te weten één of meerdere geldbedrag(en), bestaande uit: - NLG 548.550,-- (omgerekend € 248.921,--) en/of - £ 289.860,-- (omgerekend € 471.547,--) en/of - SCP 140,-- (omgerekend € 227,--) en/of - € 150.000,-- en/of - € 438.000,-- en/of - £ 188.390,-- (omgerekend € 306.474,--) en/of - £ 185.070,-- (omgerekend € 301.073,--) en/of - $ 210.000,-- (omgerekend € 239.561,--), althans in ieder geval (een) geldbedragen van: - NLG 500.000,-- (ontvangen op bankrekening van [naam drukkerij], overgemaakt door [administratiekantoor]/ [medeverdachte 1], op of omstreeks 10 januari 2002) en/of - NLG 548.550 ,-- (gewisseld van Nederlandse guldens naar euros, op of omstreeks 10 januari 2002 te Luxemburg), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet en/of (telkens) van dit/deze geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf; en/of: hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 15 april 2002 te Klarenbeek en/of Apeldoorn en/of Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, en/of in Luxemburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een voorwerp, te weten één of meerdere geldbedrag(en), bestaande uit: - NLG 548.550,-- (omgerekend € 248.921,--) en/of - £ 289.860,-- (omgerekend € 471.547,--) en/of - SCP 140,-- (omgerekend € 227,--) en/of - € 150.000,-- en/of - € 438.000,-- en/of - £ 188.390,-- (omgerekend € 306.474,--) en/of - £ 185.070,-- (omgerekend € 301.073,--) en/of - $ 210.000,-- (omgerekend € 239.561,--) althans bestaande uit: - NLG 500.000,-- (ontvangen op bankrekening van [naam drukkerij], overgemaakt door [administratiekantoor]/ [medeverdachte 1], op of omstreeks 10 januari 2002) en/of - NLG 548.550 ,-- (gewisseld van Nederlandse guldens naar euros, op of omstreeks 10 januari 2002 te Luxemburg), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet en/of (telkens) van dit/deze geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf; (artikel 420ter en/of 420bis en/of 420quater Wetboek van Strafrecht) zaak Luxemburg (zie met name transactie 10 tot en met 15) 4. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 maart 2001 tot en met 25 oktober 2004 te Rotterdam en/of Amsterdam en/of Den Haag en/of Barendrecht en/of (elders) in Nederland en/of te Engeland en/of Luxemburg, (mede) leiding heeft gegeven, althans heeft deelgenomen, aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, welke organisatie bestond uit een groep samenwerkende personen, bestaande naast verdachte uit [medeverdachte 6], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 12], [medeverdachte 5], [medeverdachte 7], [medeverdachte 8], [medeverdachte 9], [medeverdachte 10] en/of een of meer andere perso(o)n(en), de misdrijven waren: - het opzettelijk plegen van valsheid in geschrift; - het plegen van (gewoonte- en/of opzet- en/of schuld-)witwassen; - (gewoonte) heling (art. 140 Wetboek van Strafrecht) zaak Luxemburg, zaak Contante borg, zaak Verenigd Koninkrijk, zaak [naam touroperator] EIS OFFICIER VAN JUSTITIE De officier van justitie mr. Schram heeft gerequireerd tot: - bewezenverklaring van het onder 1 primair met betrekking tot de twee bedragen van 26 juli 2001 en 6 augustus 2001, onder 2 primair met betrekking tot de twee bedragen van 4 december 2001 en 12 december 2001, onder 3 primair met betrekking tot het gewisselde bedrag van 10 januari 2002 en onder 4 voor de periode tot 9 november 2002, ten laste gelegde; - veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE Toezegging Door de raadsvrouwe van verdachte is - kort en zakelijk weergegeven - betoogd dat aan de verdachte (expliciet of impliciet) de toezegging is gedaan dat hij in de onderhavige zaak niet meer zou worden vervolgd indien hij in het Ficus-onderzoek een getuigenverklaring zou afleggen. Subsidiair heeft de raadsvrouwe van verdachte gesteld dat de gang van zaken rondom het afleggen van de getuigenverklaring van de verdachte in de Ficuszaak zodanig is geweest dat een ernstig inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Haar conclusie is al dan niet op de voet van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering in primaire en subsidiaire vorm gelijk; niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. Naar aanleiding van een verzoek van de verdediging tijdens het onderzoek op de terechtzitting heeft de rechtbank in het kader van hetgeen de verdediging in dit verband heeft aangevoerd omtrent de feitelijke gang van zaken, dat wil zeggen de gestelde handelwijze van politie en Openbaar Ministerie, op de terechtzitting de heren Besems en Hoogeveen, de verbalisanten die de verdachte hebben gehoord binnen het Ficus-onderzoek, op 27 maart 2006 beiden als getuige gehoord. Voorts heeft ook de heer Goes, de projectleider van het Ficus-onderzoek, op de terechtzitting op 29 maart 2006 een getuigenverklaring afgelegd. Daarnaast is over het punt van de gestelde toezegging ook verdachte tijdens het onderzoek op terechtzitting op 3 april 2006 (uitgebreid) gehoord. Met name uit het verhoor van verdachte op de terechtzitting volgt dat aan hem nimmer een scherp omschreven toezegging is gedaan waaraan concrete verwachtingen konden worden ontleend. Verdachte heeft, naar eigen zeggen, wel steeds gehoopt dat een toezegging tot niet verdere vervolging tot stand zou kunnen komen, maar geeft daarbij aan dat er nimmer duidelijkheid is gekomen. Het primaire verweer wordt reeds hierom verworpen. Voorts zijn uit voornoemd onderzoek de door de raadsvrouwe bij pleidooi en bij dupliek naar voren gebrachte omstandigheden niet, dan wel in onvoldoende mate aannemelijk geworden dat hieruit de conclusie kan worden getrokken dat in strijd is gehandeld met de beginselen van een goede procesorde, zodanig dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Ook het subsidiair gevoerde verweer kan dan ook niet slagen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. VRIJSPRAAK Het onder 1 primair, 1 subsidiair impliciet primair, 2 primair, 2 subsidiair impliciet primair, 3 primair, 3 subsidiair impliciet primair en subsidiair en onder 4 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. TOELICHTING OP DE VRIJSPRAAK Criminele organisatie Uit het onderzoek op de terechtzitting is, gelet op de hierna bewezen verklaarde feiten en ook overigens, onvoldoende gebleken dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het leidinggeven dan wel deelnemen aan - kort gezegd - een criminele organisatie, zodat verdachte van het hem onder feit 4 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. BEWEZENVERKLARING Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair impliciet subsidiair, 2 subsidiair impliciet subsidiair en onder 3 subsidiair impliciet meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat: 1. hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2001 tot en met 30 augustus 2001 te Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, en in Londen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, geldbedrag(en) te weten: - NLG 4.844.820,-- (ontvangen op bankrekening van [naam drukkerij], overgemaakt door [naam bank], - in opdracht van [medeverdachte 7] -, op of omstreeks 26 juli 2001) en/of - NLG 1.250.000,-- (overgemaakt van bankrekening [naam drukkerij] naar bankrekening van Holland Leasing III, op of omstreeks 6 augustus 2001), heeft voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die geldbedragen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; 2. hij op tijdstip(pen) in december 2001 te Rotterdam, althans in Nederland, en in Luxemburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (een) geldbedrag(en), te weten: - NLG 1.031.175,13 (ontvangen op bankrekening van [naam drukkerij], overgemaakt door [administratiekantoor], door of namens [medeverdachte 1], op of omstreeks 4 december 2001) en/of - NLG 500.000,-- (overgemaakt van bankrekening van [naam drukkerij], naar bankrekening [persoon 7j], op of omstreeks 12 december 2001, heeft voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat/die geldbedrag(en) redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; 3. hij op tijdstippen in januari 2002 te Rotterdam, althans in Nederland, en in Luxemburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een voorwerp, te weten: - NLG 500.000,-- (ontvangen op bankrekening van [naam drukkerij], overgemaakt door [administratiekantoor]/ [medeverdachte 1], op of omstreeks 10 januari 2002) en - NLG 548.550 ,-- (gewisseld van Nederlandse guldens naar euros, op of omstreeks 10 januari 2002 te Luxemburg), voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken. BEWIJSMOTIVERING De overtuiging dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen. TOELICHTING OP EN BEWIJSOVERWEGINGEN BIJ DE BEWEZENVERKLARING Criminele herkomst Aan verdachte is - onder meer - tenlastegelegd dat hij in de periode van 1 mei 2001 tot en met 15 april 2002 een (groot) aantal geldbedragen heeft witgewassen. In de tenlastelegging is dit voor de periode tot 14 december 2001 omschreven als (gewoonte)heling, subsidiair schuldheling. Voor de periode nadien is dit in de tenlastelegging omschreven als (gewoonte)witwassen, subsidiair schuldwitwassen. Deze “knip” wordt veroorzaakt door de inwerkingtreding van de witwasbepalingen in titel XXXa van het Wetboek van Strafrecht op 14 december 2001. De delictsomschrijvingen gebaseerd op de artikelen 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht (witwasbepalingen) bevatten het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”. Om tot een bewezenverklaring van dit bestanddeel te komen behoeft volgens vaste jurisprudentie (Hoge Raad 27 september 2005, NJ 2006, 473 en Hoge Raad 28 september 2004, LJN: AP2124) uit de bewijsmiddelen niet te kunnen worden afgeleid dat de desbetreffende geldbedragen afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dit betekent dat uit de bewijsmiddelen niet behoeft te kunnen worden afgeleid door wie, wanneer en waar dit misdrijf concreet is begaan. Een kleine drie maanden na voorlaatstgenoemd arrest heeft de Hoge Raad (20 december 2005, LJN: AU3951) zich (nogmaals) uitgelaten over een bewezenverklaring van de criminele herkomst van geldbedragen in witwaszaken. Dit keer in een zaak met feiten van voor 14 december 2001 die derhalve gebaseerd waren op de delictsomschrijving van opzetheling in artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht. In dezelfde lijn als hiervoor omschreven achtte de Hoge Raad in dit arrest een bewezenverklaring van het bestanddeel van de delictsomschrijving van heling “door misdrijf verkregen goed” welke in geen enkel opzicht verwijst naar door wie, wanneer en waar een misdrijf concreet zou zijn begaan, toereikend gemotiveerd. Hieruit volgt dat voor bewezenverklaring van “witwasfeiten” op welke delictsomschrijving deze feiten dan ook zijn toegesneden is vereist dat vast komt te staan dat de geldbedragen een criminele herkomst hebben, maar dat daarbij - kort gezegd - niet van een nauwkeurig aangeduid misdrijf behoeft te blijken. Gelet op de aangehaalde jurisprudentie alsmede op de verwantschap, gelijke strekking en soortgelijke achtergrond, van de witwasbepalingen enerzijds en de helingsbepalingen (in witwaszaken) anderzijds, zoals één en ander ook blijkt uit de wetsgeschiedenis van titel XXXa van het Wetboek van Strafrecht (Kamerstukken II 1999-2000, 22 159, nr. 3), is aan genoemd vereiste voldaan indien uit de bewijsmiddelen kan volgen dat het in de gegeven omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen een criminele herkomst hebben. Uit het onderzoek op de terechtzitting en het strafdossier blijkt van de navolgende feiten en omstandigheden, op grond waarvan de rechtbank tot het oordeel komt dat het niet anders kan zijn dan dat de in het geding zijnde geldbedragen een criminele herkomst hebben. - Het te investeren vermogen betrof - in diverse valuta’s - vele tientallen miljoenen guldens contant geld veelal in kleine coupures; - Waarvoor de daadwerkelijke investeerder - anders dan andere investeerders c.q. geldschieters betrokken bij Air Holland - geen enkele zekerheid heeft verkregen of afspraken heeft gemaakt over terugbetaling; - De vele tientallen miljoenen guldens vanuit Nederland - na ontvangst van de investeerder - op een ongebruikelijke en risicovolle wijze in sport- en plastic tassen met de auto (verstopt onder de achterbank) naar het buitenland zijn gebracht en daar (onder meer in de parkeergarage van een hotel) zijn overgedragen aan buitenlandse tussenpersonen; - De tussenpersonen voor hun geringe diensten (in relatie tot de grote hoeveelheid geld) hoge percentages provisie ontvingen, in sommige gevallen oplopend tot miljoenen guldens; - Die tientallen miljoenen guldens contant geld veelal binnen enkele dagen - na storting bij wisselkantoren en/of buitenlandse banken - met gebruikmaking van rechtspersonen gevestigd op de Britse Maagdeneilanden, in Luxemburg en Engeland, door de tussenpersonen via (buitenlandse) bankrekeningen (giraal) op de bankrekening(en) van Nederlandse rechtsperso(o)n(en) terug kwamen; - De herkomst en omvang van het vermogen van de daadwerkelijke investeerder (de begunstigde) op geen enkele wijze uit enig register dan wel andere openbare bron (met bescheiden) te controleren viel; - de (daadwerkelijke) investeerder ook overigens geen enkele in het normale zakelijke verkeer gebruikelijke houvast bood die een legale herkomst (en reguliere opbouw) van een dergelijk omvangrijk vermogen zou kunnen verklaren; - Over de herkomst van het zeer aanzienlijke vermogen van de daadwerkelijke investeerder daarentegen wisselende verhalen de ronde deden (te weten cambio’s, dan wel juwelen- en goudhandel, im- en export handel, drankwinkels in Suriname, onroerend goedprojecten in Suriname en horeca); - Een verdachte onder bedreiging van een pistool verzocht is zijn medewerking te verlenen aan het transport van 5 miljoen gulden naar Air Holland; - De investeerder nadat in Engeland door de Engelse autoriteiten een bedrag van ruim 6 miljoen gulden in beslag was genomen, anders dan gebruikelijk bij zo’n groot bedrag geen enkele poging ondernomen heeft om zijn geld (direct weer) terug te krijgen; - Verdachten in woord en geschrift in gecodeerde taal over het geld spraken, waarbij soms zelfs de opdracht werd gegeven de tekst (van een e-mail) na lezing te vernietigen. Wetenschap Uit het voorgaande volgt dat de geldbedragen een criminele herkomst hebben. Voor een bewezenverklaring is voorts van belang dat vast komt te staan dat verdachte wist, de aanmerkelijk kans aanvaardde, ofwel redelijkerwijs moest vermoeden dat de (afzonderlijke) geldbedragen deze criminele herkomst hadden. Voor de afzonderlijke feiten/zaken wordt hieromtrent het volgende overwogen. Feiten 1, 2 en 3 Verenigd Koninkrijk en Luxemburg De broer van verdachte, [medeverdachte 3], heeft in een periode van nog geen jaar (de tenlastegelegde periode) miljoenen guldens contant geld geïnvesteerd in een bedrijf waarvan verdachte directeur was, in onroerend goed voor hemzelf en zijn naaste familie en in Air Holland. Verdachte is erbij aanwezig als zijn broer [medeverdachte 3]begin 2001 daarover spreekt in het kantoor van zijn boekhouder, medeverdachte [medeverdachte 1]. Daar is ook besproken dat [medeverdachte 3] in het verleden directeur van [naam bedrijf 3], een verliesgevend bedrijf, thans beschikt over miljoenen guldens contant geld die hij verdiend zou hebben met de verkoop van zijn aandeel in wisselkantoren. Tijdens een volgende bespreking is verdachte er getuige van dat zijn broer [medeverdachte 3]medeverdachte [medeverdachte 1] verzoekt een bedrag van 5 miljoen contant geld naar Air Holland te brengen. Bij een andere investering in Air Holland is verdachte zelf rechtstreeks betrokken. Het was zijn drukkerijtje [naam drukkerij]B.V. dat zonder enige vorm van zekerheid een bedrag 1.25 miljoen gulden heeft geleend aan Air Holland. Verdachte heeft voor het overboeken van dat bedrag opdracht gegeven aan zijn bedrijfsleider [bedrijfsleider], met wie hij ook overigens de dagelijkse gang van zaken bij [naam drukkerij]besprak. De overboeking aan Air Holland vond plaats kort nadat het startende bedrijf van verdachte, een bedrijf zonder noemenswaardige omzet, een bedrag van 5 miljoen gulden op haar bankrekening overgemaakt had gekregen van een vennootschap gevestigd op de Maagdeneilanden. De leningsovereenkomst die daaraan ten grondslag lag heeft verdachte namens [naam drukkerij]ondertekend tijdens een bespreking in Londen met de directeur van die (buitenlandse) vennootschap, [medeverdachte 7]. In de maanden daarna ontvangt verdachte van een rechtspersoon die door medeverdachte [medeverdachte 1] voor zijn broer [medeverdachte 3]wordt bestuurd, nog 1.5 miljoen gulden op de bankrekening van zijn bedrijf [naam drukkerij]. Voorts worden in opdracht van verdachte door medeverdachten [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] een half miljoen gulden gewisseld in Luxemburg. Op de weg terug naar Nederland bellen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] elkaar en spreken ze er in bedekte termen over. Medeverdachte [medeverdachte 1] spreekt verdachte aan met baas. Uit het bovenstaande volgt dat de rechtbank, anders de raadsvrouwe van verdachte, van oordeel is dat verdachte wel degelijk de feitelijke zeggenschap heeft gehad over het bedrijf ([naam drukkerij]) waarvan hij directeur was. Vorenstaande leidt voorts tot de conclusie dat verdachte tenminste het vermoeden moet hebben gehad dat de gelden die op de bankrekening van zijn bedrijf zijn bijgeschreven, van daaruit zijn overgeboekt, dan wel voor hem zijn gewisseld, van enig misdrijf afkomstig waren. Medeplegen Dat verdachte, anders dan zijn medeverdachten, de ten opzichte van opzetheling, lichtere vorm van schuldheling te verwijten valt, doet niet af aan het gegeven dat sprake is van medeplegen. Immers ziet het medeplegen op de helingshandeling en niet op de schuld daaraan van verdachte. STRAFBAARHEID FEITEN De bewezen feiten leveren op: 1 subsidiair impliciet subsidiair. Medeplegen van schuldheling. 2 subsidiair impliciet subsidiair. Medeplegen van schuldheling. 3 subsidiair impliciet meer subsidiair. Medeplegen van schuldwitwassen De feiten zijn strafbaar. STRAFBAARHEID VERDACHTE De verdachte is strafbaar. STRAFMOTIVERING De straf die aan verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft als directeur van zijn bedrijf [naam drukkerij], een kleine drukkerij, gedurende een periode van een jaar meegewerkt aan het witwassen van vele miljoenen guldens contant geld voor zijn broer [medeverdachte 3], de investeerder van crimineel geld in Air Holland. Verdachte ontving op een gegeven moment grote sommen geld uit binnen en buitenland op de bankrekening van zijn bedrijf. Deze bedragen boekte hij onder meer door naar Air Holland. Verdachte heeft zijn (overigens slecht renderende) bedrijf daarmee als doorsluisstation gebruikt voor het giraal maken van het contante van misdrijf afkomstige geld van zijn broer [medeverdachte 3]en aldus zijn onderneming voor oneigenlijke doeleinden gebruikt. Verdachte heeft hiermee bijgedragen aan de maatschappelijk ongewenste vermenging van de “bovenwereld” met de “onderwereld”. Verdachte heeft door zijn handelen ertoe bijgedragen dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht worden onttrokken en dat daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten vergemakkelijkt, bevorderd en in stand gehouden. Daarnaast vormt het witwassen van criminele gelden een bedreiging van de legale economie en een aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer. Op feiten als bewezen verklaard kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur. Uit het onderzoek op de terechtzitting blijkt dat verdachte nogmaals met justitie in aanraking is geweest wegens de invoer van 40 kilogram harddrugs. Gelet op het tijdstip van de onherroepelijk geworden veroordeling daarvoor (op 21 augustus 2004) is het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Een deel van de voorgenomen gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd als stimulans voor verdachte om zich in de toekomst niet opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. De ernst van het bewezenverklaarde en de genoemde omstandigheden komen onvoldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf. Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN Gelet is op de artikelen 14a (oud), 14b (oud), 14c, 47, 57, 63, 417bis, 420quater van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank: - verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging; - verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 1 subsidiair impliciet primair, 2 primair, 2 subsidiair impliciet primair, 3 primair, 3 subsidiair impliciet primair en subsidiair en onder 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; - verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair impliciet subsidiair, 2 subsidiair impliciet subsidiair en onder 3 subsidiair impliciet meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij; - stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten; - verklaart de verdachte strafbaar; - veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 (twaalf) maanden; - bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten; - stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt; - beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Dit vonnis is gewezen door: mr. Bezuijen, voorzitter, en mrs. Reekum en Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Bernard, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 december 2006.