Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ4032

Datum uitspraak2006-10-18
Datum gepubliceerd2006-12-08
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers143828
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank overweegt dat onder een verschil over het salaris, door den advocaat aan den cliënt berekend in de zin van artikel 32 van de WTBZ moet worden verstaan een geschil over de hoogte van het bedrag van de declaratie. Alleen in geval van een geschil over de hoogte van het bedrag van de declaratie kunnen de artikelen 32 tot en met 40 van de WTBZ worden toegepast. Volgens geldende jurisprudentie zijn deze bepalingen niet van toepassing indien het geschil niet de hoogte van het gedeclareerde bedrag tot onderwerp heeft, maar er andere gronden worden aangevoerd waarom niet tot betaling wordt overgegaan.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 143828 / HA ZA 06-1380 Vonnis in incident van 18 oktober 2006 in de zaak van [eiser], wonende te [woonplaats], eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident, procureur mr. F.J. Boom, advocaat mr. M. Stol te 's-Gravenhage, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PONDAC PRODUCTS B.V., gevestigd te Zaltbommel, gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident, procureur mr. J.M. Bosnak, advocaat mr. S.I.P. Schouten te Amsterdam. Partijen zullen hierna [eiser] en Pondac worden genoemd. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring - de incidentele conclusie van antwoord. 1.2. Vervolgens is vonnis bepaald in het incident. 2. De feiten 2.1. [eiser] heeft als advocaat werkzaamheden verricht voor zowel Pondac als voor de toenmalig enig bestuurder van Pondac, de heer [betrokkene], in privé. [eiser] heeft aan Pondac een bedrag van in totaal € 16.582,46 in rekening gebracht. In de hoofdzaak vordert [eiser] dat Pondac wordt veroordeeld om genoemd bedrag, vermeerderd met rente en kosten, aan hem te betalen. 3. De vordering en het verweer in het incident 3.1. Pondac vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Zij voert daartoe aan dat in de hoofdzaak in geschil is of [eiser], gezien de omvang van zijn voor Pondac verrichte werkzaamheden, het juiste bedrag in rekening heeft gebracht. De facturen waarvan [eiser] in de hoofdzaak betaling vraagt, zien immers grotendeels op werkzaamheden die ten behoeve van de heer [betrokkene] in privé zijn verricht. Daarnaast voert Pondac aan dat de bij de facturen behorende specificaties te algemeen zijn en daarom geen houvast bieden bij de bepaling van de hoogte van het door Pondac aan [eiser] verschuldigde bedrag. Pondac betwist dan ook de hoogte van de facturen die [eiser] haar heeft toegezonden. Dit soort geschillen hoort thuis in een begrotingsprocedure bij de raad van toezicht te ’s-Gravenhage als bedoeld in artikel 32 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (hierna: de WTBZ) , aldus Pondac. 3.2. [eiser] voert gemotiveerd verweer. Hij stelt zich op het standpunt dat het geschil zich niet leent voor de begrotingsprocedure als bedoeld in artikel 32 van de WTBZ. De raad van toezicht is immers uitsluitend bevoegd indien de hoogte van de declaratie wordt betwist. Volgens [eiser] betwist Pondac niet de hoogte van de declaratie. Voor zover de rechtbank daarover anders oordeelt, is de rechtbank toch bevoegd om van het geschil kennis te nemen, aldus [eiser]. Pondac voert namelijk ook nog verweer tegen de grondslag van de vordering, door te stellen dat de facturen grotendeels zien op werkzaamheden ten behoeve van de heer [betrokkene] in privé. Dit laatste wordt overigens door [eiser] betwist. Ten slotte stelt [eiser] zich op het standpunt dat Pondac nalaat aan te geven welke specificaties zij nodig heeft en dat de verweren van Pondac tardief zijn. 3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling in het incident 4.1. De rechtbank overweegt dat onder een “verschil over het salaris, door den advocaat aan den cliënt berekend” in de zin van artikel 32 van de WTBZ moet worden verstaan een geschil over de hoogte van het bedrag van de declaratie. Alleen in geval van een geschil over de hoogte van het bedrag van de declaratie kunnen de artikelen 32 tot en met 40 van de WTBZ worden toegepast. Volgens geldende jurisprudentie zijn deze bepalingen niet van toepassing indien het geschil niet de hoogte van het gedeclareerde bedrag tot onderwerp heeft, maar er andere gronden worden aangevoerd waarom niet tot betaling wordt overgegaan. 4.2. Anders dan [eiser] is de rechtbank van oordeel dat Pondac wel degelijk de hoogte van de declaratie betwist. Pondac heeft dit immers met zoveel woorden gesteld in haar incidentele conclusie. Pondac stelt echter tevens dat de declaratie vooral ziet op werkzaamheden die [eiser] voor de heer [betrokkene] in privé heeft verricht. Dit verweer heeft betrekking op de grondslag van de vordering. Nu Pondac hiermee ook een verweer voert dat niet (uitsluitend) ziet op de hoogte van de declaratie, staat het [eiser] thans vrij zich te wenden tot de burgerlijke rechter. 4.3. De incidentele vordering van Pondac zal, gelet op het bovenstaande, worden afgewezen. De rechtbank zal zich bevoegd verklaren om van de vorderingen van [eiser] kennis te nemen. 4.4. Pondac zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. 5. De hoofdzaak 5.1. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor conclusie van antwoord aan de zijde van Pondac. 5.2. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. 6. De beslissing De rechtbank in het incident 6.1. wijst het gevorderde af, 6.2. verklaart zich bevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen, 6.3. veroordeelt Pondac in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 452,00, in de hoofdzaak 6.4. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 29 november 2006 voor conclusie van antwoord aan de zijde van Pondac, 6.5. houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2006. Coll.: JC