Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ3090

Datum uitspraak2006-10-27
Datum gepubliceerd2006-11-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/920016-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank spreekt verdachte vrij van het plegen van oplichting, meermalen gepleegd, nu hard en direct bewijs ontbreekt met betrekking tot de ten laste gelegde elementen oogmerk en (voorwaardelijk) opzet.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/920016-05 Uitspraak d.d.: 27 oktober 2006 tegenspraak / dnip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] op [geboortedatum], wonende te [adres], zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2006. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: (strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht) hij, al dan niet handelend onder de naam [bedrijf], op één of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2002 tot en met 14 september 2005 te Varsseveld en/of Dinxperlo en/of Arnhem en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels een of meer, in de aan de tenlastelegging gehechte bijlage genoemde, personen heeft bewogen tot: * de afgifte van een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed; en/of * het aangaan van een schuld, te weten een of meer schuldbemiddelingsovereenkomst(en), in elk geval enige burgerrechtelijke overeenkomst, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk (telkens) -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid: - zich in advertentie(s) en/of tijdens (een) persoonlijk(e) gesprek(ken) aan een of meerdere personen gepresenteerd en/of doen/laten presenteren als zijnde een officieel schuldbemiddelingskantoor; en/of - (vervolgens) aan een of meerdere van die personen het navolgende heeft voorgespiegeld en/of doen/laten voorspiegelen, althans heeft voorgehouden en/of heeft doen/laten voorhouden: > dat [bedrijf] tegen (maandelijkse) betaling van (een) geldbedrag(en) zal zorgdragen voor afbetaling van (een) schuld(en) van een of meer perso(o)n(en) voornoemd; > dat door [bedrijf] betalingsafspraken zouden worden gemaakt met de schuldeiser(s) van een of meer perso(o)n(en) voornoemd, waardoor een of meer personen werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of het aangaan van bovenomschreven schuld; art 326 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat (strafbaar gesteld bij artikel 322 in verbinding met artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht) hij, al dan niet handelend onder de naam [bedrijf], op één of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2002 tot en met 14 september 2005 te Varsseveld en/of Dinxperlo en/of Arnhem en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen, te weten een of meer in de aan de tenlastelegging gehechte bijlage genoemde perso(o)n(en), en welk(e) geldbedrag(en), althans goed(eren), hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), anders dan door misdrijf, te weten uit hoofde van (een) schuldbemiddelingsovereenkomst(en), althans (een) burgerrechtelijke overeenkomst(en), onder zich had(den), zich wederrechtelijk heeft toegeëigend; art 321 Wetboek van Strafrecht art 322 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij hiervan behoort te worden vrijgesproken. Overwogen wordt daartoe dat aan verdachte het voordeel van de twijfel toekomt, nu hij het ten laste gelegde gemotiveerd heeft weersproken en hard en direct bewijs ontbreekt met betrekking tot de ten laste gelegde elementen oogmerk en (voorwaardelijk) opzet. In dit verband is van belang, dat uit het onderzoek naar voren is gekomen, dat verdachte bij [bedrijf] steeds in de buitendienst werkzaam is geweest, dat de medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] binnen het bedrijf de dienst uitmaakten en daaruit beduidend hogere inkomsten genoten dan verdachte, alsmede dat de per 17 april 2003 in het handelsregister geregistreerde mutatie, inzake overgang van de onderneming van [medeverdachte A] op verdachte niet reëel was en dan ook in de bedrijfsvoering geen verandering bracht, behoudens dat [medeverdachte B] vanaf die datum voor alle financiële transacties gebruik maakte van een daartoe door [verdachte] verstrekte algemene machtiging. Hoewel verdachte veel redenen had om zich met betrekking tot de situatie rond [bedrijf] en het doen en laten van [medeverdachte A] en [medeverdachte B] (gaandeweg) kritisch op te stellen en niet is gebleken dat hij zulks heeft gedaan, kan daaruit niet worden geconcludeerd, dat hij wist of kennelijk als reële mogelijkheid aanvaardde, dat (veel) [bedrijf] klanten feitelijk het slachtoffer werden van oplichting althans verduistering. Vordering tot schadevergoeding De volgende benadeelde partijen hebben zich met een vordering tot schadevergoeding gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde: 1. [slachtoffer A] [adres] € 4.500,-- 2. [slachtoffer B] [adres] € 2.904,90 3. [slachtoffer C] [adres] € 4.535,54 4. [slachtoffer D] [adres] € 5.332,75 5. [slachtoffer E] [adres] € 8.690,25 6. [slachtoffer F] [adres] € 1.861,12 7. [slachtoffer G] [adres] € 1.060,39 8. [slachtoffer H] [adres] € 2.485,91 9. [slachtoffer I] [adres] € 1.230,96 10. [slachtoffer J] [adres] € 2.541,35 11. [slachtoffer K] [adres] € 3.429,69 12. [slachtoffer L] [ adres] € 7.150,-- 13. [slachtoffer M] [adres] €24.572,54 14. [slachtoffer N] [adres] € 11.990,-- 15. [slachtoffer O] [adres] € 584,08 16. [slachtoffer P] [adres] € 1.310,56 17. [slachtoffer Q] [adres] € 10.170,-- 18. [slachtoffer R] [adres] €17.363,89 19. [slachtoffer S] [adres] € 3.847,-- 20. [slachtoffer T] [adres] €11.144,60 21. [slachtoffer U] [adres] € 2.461,50 22. [slachtoffer V] [adres] € 255,52 23. [slachtoffer W] [adres] € 189,-- 24. [slachtoffer X] [adres] € 4.889,94 De benadeelde partijen zullen in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dan wel hun vordering geen betrekking heeft op een ten laste gelegd strafbaar feit als bedoeld in artikel 361 van het Wetboek van Strafvordering. Zulks laat onverlet dat de betrokken vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen. Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Van Lookeren Campagne en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2006.