Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ2928

Datum uitspraak2006-11-17
Datum gepubliceerd2006-11-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/350911-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Art. 6 WVW1994; vrijspraak. De rechtbank overweegt dat uit de zich in het strafdossier bevindende stukken en uit hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting daaromtrent naar voren is gekomen, de feitelijke toedracht van het ongeval niet afdoende kan worden vastgesteld met als gevolg dat de rechtbank niet kan beoordelen of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor aan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Vorenstaande leidt er toe dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer: 15/350911-03 Uitspraakdatum: 17 november 2006 Tegenspraak STRAFVONNIS Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 november 2006 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats]. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat PRIMAIR: hij op of omstreeks 27 september 2002 te Halfweg in de gemeente Haarlemmerliede Ca, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig als voorrangsvoertuig (brandweer) optische en geluidssignalen voerend - een en ander zoals bedoeld in artikel 1 onder an en artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 -, daarmede rijdende over (de voor het openbaar verkeer openstaande weg) de [A-weg], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij toen daar rijdende over die weg, welke weg ter plaatse was gelegen buiten de bebouwde kom, gekomen nabij en/of ter hoogte van de kruising of splitsing van die weg met de [B-weg], ter plaatse waar voor die kruisende weg een bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onnadenkend en/of ondeskundig gereden, door die kruising of splitsing op te rijden en geen voorrang te verlenen aan een - gezien zijn rijrichting - van links over die [B-weg] rijdende bestuurster van een motorrijtuig (motorfiets), en/of zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, waarna en/of (mede) waardoor een aanrijding of botsing is ontstaan tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en die bestuurster van die motorfiets, waardoor die motorfietsster, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere breuken in het rechterbeen, in elk geval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; SUBSIDIAIR: hij op of omstreeks 27 september 2002 te Halfweg in de gemeente Haarlemmerliede Ca, als bestuurder van een voorrangsvoertuig (brandweer) optische en geluidssignalen voerend - een en ander zoals bedoeld in artikel 1 onder an en artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 -, daarmee rijdende op de weg, de [A-weg], - welke weg ter plaatse was gelegen buiten de bebouwde kom, - gekomen nabij en/of ter hoogte van de kruising of splitsing van die weg met de [B-weg], ter plaatse waar voor die kruisende weg een bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, * die kruising of splitsing is opgereden en geen voorrang heeft verleend aan een -gezien zijn rijrichting- van links over die [B-weg] rijdende bestuurster van een motorrijtuig (motorfiets), en/of * zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; en/of hij op of omstreeks 27 september 2002 te Halfweg in de gemeente Haarlemmerliede Ca, als bestuurder van een voorrangsvoertuig (brandweer) optische en geluidssignalen voerend - een en ander zoals bedoeld in artikel 1 onder an en artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 -, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [A-weg], ter plaatse waar voor een kruisende weg, te weten de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [B-weg], een bord B 6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst - aanduidende: verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg - geen gevolg heeft gegeven aan dat verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers de bestuurster van een op die kruisende weg rijdende motorfiets niet in staat heeft gesteld ongehinderd zijn/haar weg te vervolgen, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde gedraging die een overtreding zou opleveren van het bepaalde in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 heeft de rechtbank vastgesteld dat de in artikel 70 Wetboek Van Strafrecht ten aanzien van overtredingen bepaalde verjaringstermijn van twee jaar, is verstreken. Deze verjaringstermijn is aangevangen op 28 september 2002 en er heeft binnen twee jaar na deze datum geen de verjaring stuitende daad van vervolging plaatsgevonden. Vorenstaande brengt mee dat het recht tot strafvervolging is vervallen en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van het subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit geen gronden aanwezig zijn die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Vrijspraak De rechtbank overweegt dat uit de zich in het strafdossier bevindende stukken en uit hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting daaromtrent naar voren is gekomen, de feitelijke toedracht van het ongeval niet afdoende kan worden vastgesteld met als gevolg dat de rechtbank niet kan beoordelen of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor aan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Vorenstaande leidt er toe dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. 4. Beslissing De rechtbank: Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit. Spreekt verdachte vrij van het hem primair ten laste gelegde feit. 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. Verpalen, voorzitter, mrs. Burg en Kronenberg, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier drs. Kaal, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 november 2006.