Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ2567

Datum uitspraak2006-09-29
Datum gepubliceerd2006-11-20
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 05/5791 IB/PVV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bezwaren tegen aanslagen niet voortijdig ingediend omdat eiseres op grond van de vermelding van de correcties op de aangiften in het controlerapport redelijkerwijs kon menen dat de aanslagen reeds tot stand waren gekomen.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 05/5791 IB/PVV Uitspraakdatum: 29 september 2006 Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [X], wonende te [Y], eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst [te P], kantoor [Q], verweerder. Het bestreden besluit De uitspraak van verweerder van 8 juli 2005 op de bezwaren van eiseres tegen de aan haar voor de jaren 1996, 1997 en 1998 opgelegde (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en tegen de aan haar opgelegde aanslag premie arbeids-ongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 1998. Zitting Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2006. Namens eiseres is verschenen de gemachtigde mr. H. Vermeulen. Namens verweerder is verschenen mr. drs. W. Graafland. 1. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit, behoudens voor zover het de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 1997 betreft; - verklaart de bezwaren tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 1996 en de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 1998 ontvankelijk en bepaalt dat verweerder opnieuw op de bezwaren van eiseres tegen deze belastingaanslagen zal beslissen; - veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) als de rechtspersoon die deze kosten aan eiseres dient te vergoeden; - gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 37 vergoedt. 2. Gronden 2.1. De navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 1996 (hierna: navorderingsaanslag IB/PVV 1996) is gedagtekend 9 november 2001. De aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 1997 (hierna: IB/PVV 1997) is gedag-tekend 4 maart 1999. De aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 1998 (hierna: aanslag IB/PVV 1998) en premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 1998 (hierna: WAZ 1998) zijn gedagtekend 7 november 2001. De door eiseres ingediende bezwaarschriften tegen deze belastingaanslagen zijn gedagtekend 10 februari 2003 en zijn diezelfde dag per fax door verweerder ontvangen. 2.2. Met dagtekening 8 juli 2005 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan waarbij hij de bezwaren niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding. Tegen deze uitspraak is eiseres in beroep gekomen bij de rechtbank. 2.3. In geschil is of eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard in de bezwaren. 2.4. De termijn voor indiening van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Een bezwaar is tijdig ingediend, indien het vóór het einde van de termijn door verweerder is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ont-vangen. Zoals vermeld onder 2.1 zijn de (navorderings)aanslagen gedagtekend 4 maart 1999, 7 november 2001 en 9 november 2001. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de besluiten pas na die datum zijn verzonden, zodat de termijnen voor het instellen van bezwaar eindigden met respectievelijk 15 april 1999, 19 december 2001 en 21 december 2001. 2.5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de bezwaren ten onrechte wegens termijn-overschrijding niet-ontvankelijk zijn verklaard. Wat betreft de navorderingsaanslag IB/PVV 1996 en de aanslagen IB/PVV 1998 en WAZ 1998 betwist zij dat er van termijn-overschrijding sprake is. Zij voert daartoe het volgende aan. In het op 25 oktober 2001 gedagtekende controlerapport (hierna: het controlerapport) betreffende een bij haar ingesteld boekenonderzoek inzake de aanvaardbaarheid van onder meer de aangiften IB/PVV 1996 tot en met 1998 en WAZ 1998, zijn over de jaren 1996 en 1998 een aantal correcties vermeld. Bij brief van 2 november 2001 heeft eiseres tegen deze correcties bezwaar gemaakt. Gelet op het bepaalde in artikel 6:10, eerste lid, van de Awb, heeft zij aldus rechtsgeldig en tijdig bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag IB/PVV1996 en de aanslagen IB/PVV en WAZ 1998. Aangaande de aanslag IB/PVV 1997 stelt zij dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding in de zin van artikel 6:11 van de Awb, omdat zij eerst naar aanleiding van de bevindingen in het controlerapport bemerkte dat verweerder zich voor het jaar 1997 op het standpunt stelde dat de echtgenoot van eiseres ondernemer was en zij vervolgens bij brief van 2 november 2001 bezwaar heeft gemaakt. 2.6. Verweerder heeft de stellingen van eiseres gemotiveerd bestreden. Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 1996, aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 1998 en aanslag premie arbeids-ongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 1998 2.7. Ingevolge artikel 6:10, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht blijft ten aanzien van een voor het begin van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijk- verklaring op grond daarvan achterwege indien het besluit ten tijde van de indiening: a. wel reeds tot stand was gekomen, of b. nog niet tot stand was gekomen, maar de indiener van het beroepschrift redelijkerwijs kon menen dat dit wel reeds het geval was. 2.8.1. De rechtbank is van oordeel dat de onder 2.6 genoemde brief van 2 november 2001, gelet op de inhoud en de strekking daarvan, moet worden aangemerkt als een bezwaarschrift. Naar het oordeel van de rechtbank dienen niet de aangekondigde correcties uit het 25 oktober 2001 gedagtekende controlerapport, maar de 7 en 9 november 2001 gedagtekende (navorderings)aanslagen te worden aangemerkt als de primaire besluiten waartegen het bezwaar van eiseres is gericht. Het bezwaarschrift van eiseres is derhalve te vroeg, immers voor het begin van de bezwaartermijn, ingediend. 2.8.2. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bezwaren van eiseres, gelet op het bepaalde in artikel 6:10 van de Awb, hoewel zij te vroeg zijn ingediend, toch ontvankelijk, aangezien eiseres ten tijde van de indiening van het bezwaarschrift op grond van de vermelding in het controlerapport van de correcties op de onder 2.5 genoemde aangiften redelijkerwijs kon menen dat de onderhavige belastingaanslagen reeds tot stand waren gekomen. Gelet op het vorenstaande had verweerder niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren achterwege moeten laten. Het beroep is in zoverre gegrond. Aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 1997 2.9. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. 2.10. Zoals vermeld onder 2.3 is de dagtekening van het in bezwaar bestreden besluit 4 maart 1999, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is geëindigd op 15 april 1999. De als bezwaarschrift aangemerkte brief van 2 november 2001 is, naar tussen partijen klaarblijkelijk niet in geschil is, kort na die datum door verweerder ontvangen. Het bezwaarschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend. 2.11. Eiseres heeft voormelde data niet weersproken. Naar het oordeel van de rechtbank is de door eiseres aangevoerde, onder 2.5 weergegeven reden voor de overschrijding van de bezwaartermijn geen rechtvaardiging voor de termijnoverschrijding aangezien deze reden niet ziet op enig aan de tijdige indiening van het bezwaar in de weg staand impediment, doch in tegendeel een na afloop van de bezwaartermijn bij eiseres gerijpt inzicht betreft. Derhalve is geen sprake van een situatie waarin redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift in verzuim is geweest. Verweerder heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. 2.12. Uit het voorgaande vloeit voort dat de bestreden uitspraak dient te worden vernietigd behoudens voor zover zij de aanslag IB/PVV 1997 betreft. Eiseres dient ontvankelijk te worden verklaard in de bezwaren betreffende de (navorderings)aanslagen IB/PVV 1996 en 1998 en de aanslag WAZ 1998. De rechtbank verwijst de zaak terug naar verweerder teneinde opnieuw op deze bezwaren te beslissen. 2.13. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond. 2.14. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroeps-matig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1). Deze uitspraak is gedaan op 29 september 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van F.J. Crabbendam, griffier.