
Jurisprudentie
AZ2509
Datum uitspraak2006-11-01
Datum gepubliceerd2006-11-17
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/6339 WW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-17
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/6339 WW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Termijnoverschrijding indienen bezwaarschrift. Niet gebleken is dat de ABVAKABO FNV als gemachtigde van betrokkene was aangesteld.
Uitspraak
05/6339 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 16 september 2005, 04/1118 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 1 november 2006.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A. van Deuzen, advocaat te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2006. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Deuzen en haar echtgenoot [naam echtgenoot]. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.J. van Werven, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
1. Aan de gedingstukken en de aangevallen uitspraak ontleent de Raad de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Op 23 juni 2004 heeft appellante, werkzaam als kraamverzorgster, bij het Uwv een aanvraag om overname loonbetaling in verband met het faillissement van haar werkgever Zorg & Co B.V. ingediend.
1.2. Bij besluit van 19 juli 2004 heeft het Uwv appellante meegedeeld dat niet wordt overgegaan tot uitkering op grond van de artikelen 61 tot en met 68 van de Werkloosheidwet.
1.3. Tegen dit besluit heeft appellante bij faxbericht van 19 oktober 2004 bezwaar gemaakt. In het bezwaarschrift is aangegeven dat de termijn voor het instellen van bezwaar is verstreken, maar dat appellante een beroep doet op verschoonbare termijnoverschrijding nu de ABVAKABO FNV zich bij schrijven van 5 maart 2004 tot het Uwv heeft gewend en dat deze brief mede namens appellante was geschreven. Op grond van jurisprudentie van de CRvB neemt de bezwaartermijn volgens appellante eerst een aanvang vanaf het moment dat de gemachtigde door het Uwv verwittigd is dat de beslissing is genomen. In casu is dat tot op heden niet geschied, doch recent ontving de ABVAKABO FNV, na ommekomst van de bezwaartermijn, genoemde beslissing van appellante, zodat tijdig bezwaar wordt gemaakt, aldus gemachtigde van appellante.
1.4. Bij besluit van 3 november 2004 heeft het Uwv het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het Uwv blijkt nergens uit dat ABVAKABO FNV als gemachtigde van appellante was aangesteld. In de brief van 5 maart 2004 van regiobestuurder Groen van ABVAKABO FNV werd slechts namens de leden een verzoek gedaan om de aanvraagprocedure in gang te zetten, waartoe bij die brief een ledenlijst was gevoegd. Er werd daarbij echter geen machtiging overgelegd, noch stond aangegeven dat ABVAKABO FNV verder als gemachtigde zou optreden. Om die reden behoefde ABVAKABO FNV niet op de hoogte te worden gebracht van het besluit van 19 juli 2004. De huidige gemachtigde van appellante was destijds niet als gemachtigde van appellante aangesteld, aldus het Uwv.
2. Bij de aangevallen uitspraak -waarin appellante als eiseres is aangeduid en het Uwv als verweerder- heeft de rechtbank het beroep van appellante ongegrond verklaard en daartoe heeft zij het volgende overwogen:
“In het onderhavige geval dient te worden beoordeeld of de brief van 5 maart 2004 van regiobestuurder Groen van ABVAKABO FNV door verweerder terecht niet is aangemerkt als zijnde een machtiging om namens eiseres op te treden in verband met haar aanvraag op grond van de artikelen 61 tot en met 68 van de WW (loondoorbetaling).
De brief luidt als volgt:
“Betreft: aankondiging betalingsonmacht Zorg & co
(…)
Hierbij berichten wij u namens onze leden, werkzaam bij Zorg & co, op basis van artt. 61 e.v. WW, dat genoemde werkgever niet in staat is de salarissen vanaf 1 februari 2004 te voldoen. Op basis van genoemde artikelen verzoeken wij het UWV dan ook de betaling van deze salarissen (incl. emolumenten), ORT, reis-kosten en eventuele andere vergoedingen over te nemen en de aanvraagprocedure hiervan in gang te zetten.
Voor nadere informatie over de betrokken leden verwijzen wij naar de bijgevoegde ledenlijst.
In het vertrouwen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
(….)”.
De rechtbank is van oordeel dat noch expliciet noch impliciet uit de tekst van deze brief kan worden afgeleid dat regiobestuurder Groen danwel ABVAKABO FNV heeft bedoeld als gemachtigde van haar leden, waaronder eiseres, op te treden in voornoemde aanvraagprocedure. Verweerder behoefde regiobestuurder Groen danwel ABVAKABO FNV derhalve niet om een machtiging te vragen.
Verweerder heeft het besluit van 19 juli 2004, gelet op het voorgaande, met verzending naar eiseres op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
De bezwaartermijn is derhalve op de dag na 19 juli 2004 gaan lopen. Het bezwaar-schrift is buiten de bezwaartermijn ingediend, terwijl niet is gebleken van feiten of omstandigheden eiseres betreffende die aanleiding geven te concluderen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Verweerder heeft het bezwaar derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard.”
3. Appellante heeft het oordeel van de rechtbank bestreden. Appellante is van mening dat zij wel degelijk ontvankelijk is te achten in haar bezwaar nu zij meende en mocht menen dat het Uwv haar vakorganisatie op de hoogte zou stellen van de beslissing op de aanvraag, zodat zij er tijdig voor zou kunnen zorgen, dat haar adequate rechtshulp verleend zou kunnen worden. Daarnaast is appellante van mening, dat op grond van de tussen partijen gemaakte afspraken zij onder de regeling valt en de door de rechtbank Alkmaar in dezen te wijzen uitspraak ook op haar van toepassing is.
4. In dit geding is de vraag aan de orde of de rechtbank moet worden gevolgd in haar oordeel dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Die vraag beantwoordt de Raad bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
4.1. De Raad leidt uit de brief van 5 maart 2004 van regiobestuurder Groen af dat deze brief er kennelijk toe strekte het Uwv te verzoeken een aanvraagformulier ten behoeve van overneming van loonverplichting toe te zenden aan de leden die vermeld staan op de bijgevoegde ledenlijst. Uit deze brief valt echter niet af te leiden dat ABVAKABO FNV bij eventuele bezwaarprocedures als gemachtigde voor individuele leden zou optreden en, naar de Raad is gebleken, is dit ook niet op andere wijze aan het Uwv kenbaar gemaakt. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is de Raad evenmin gebleken van afspraken tussen ABVAKABO FNV en haar individuele leden, waaronder appellante, over het voeren van eventuele bezwaarprocedures na het ontvangen van een beslissing op de aanvraag.
De rechtbank is dan ook terecht van oordeel dat het besluit van 19 juli 2004 met verzending naar appellante op de voorgeschreven wijze als bedoeld in artikel 3:41, in verbinding met artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bekendgemaakt. De bezwaartermijn is derhalve op de dag na 19 juli 2004 aangevangen en eindigde op 30 augustus 2004. Het bezwaarschrift van 19 oktober 2004 is mitsdien te laat ingediend. De Raad is voorts niet gebleken van feiten of omstandigheden die aanleiding geven de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
5. De door ABVAKABO FNV met het Uwv na afloop van de bezwaartermijn gemaakte afspraken kunnen niet leiden tot een ander -door appellante gewenst- resultaat.
6. Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat de rechtbank het beroep terecht ongegrond heeft verklaard en dat de aangevallen uitspraak derhalve voor bevestiging in aanmerking komt.
7. Voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Awb acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en H. Bolt en C.P.J. Goorden als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 november 2006.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) P. Boer.
HD
26.10