Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ2456

Datum uitspraak2006-11-07
Datum gepubliceerd2006-11-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 06/3921 VEROR; AWB 06/5149 VEROR
Statusgepubliceerd


Indicatie

Kap van beeldbepalende bomen (Amstelveld) kan doorgang vinden. Stadsdeel Amsterdam-Centrum heeft een kapvergunning verleend om de gevolgen van wortelopdruk te reduceren. Omwonenden zijn hiertegen opgekomen. De te kappen bomen dragen onbetwist bij aan het Amsterdams stadsschoon (Amstelveld). De rechter is zeer terughoudend bij de beoordeling van het politieke voortraject. Naar voorlopig oordeel van de rechter kan niet gezegd worden dat verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet tot verlening van de vergunning kon overgaan.


Uitspraak

Rechtbank Amsterdam Sector Bestuursrecht Algemeen voorlopige voorzieningen UITSPRAAK in het geding met reg.nrs. AWB 06/3921 VEROR AWB 06/5149 VEROR tussen: [verzoeker1], wonende te [woonplaats], en de Vereniging Amstelveldbuurt, statutair gevestigd te Amsterdam, vertegenwoordigd door [verzoeker2] verzoeksters, en: het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum, verweerder, vertegenwoordigd door mr. A. Fidom en [persoon1]. Tevens heeft als partij aan het geding deelgenomen: Stadsdeel Amsterdam-Centrum rayon Zuid, gevestigd te Amsterdam, vergunninghouder, vertegenwoordigd door [persoon2]. 1. PROCESVERLOOP Verzoeksters hebben de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen ten aanzien van het besluit van 4 oktober 2006. Het onderzoek is gesloten ter zitting van 27 oktober 2006. 2. OVERWEGINGEN Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belan-genafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Voor zover de toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is dit niet bindend voor de beslissing in de bodemprocedure. Ingevolge artikel 8:86 van de Awb is de rechter bevoegd onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien het verzoek om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de rechter van oordeel is dat na de zitting bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Partijen zijn in de uitnodiging voor de zitting niet gewezen op de mogelijkheid dat gebruik kan worden gemaakt van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 8:86 van de Awb. Desgevraagd hebben verzoeksters ter zitting verklaard niet in te stemmen met toepassing van deze bevoegdheid. De rechter zal dan ook geen uitspraak doen op de door verzoeksters ingediende beroepen. Bij besluit van 24 juli 2006 is aan vergunninghouder een kapvergunning verleend voor het kappen van veertien vleugelnootbomen op het Amstelveld, langs de Kerkstraat te Amsterdam. Tevens is een verplichting opgelegd tot het herplanten van veertien grote vleugelnootbomen. Verweerder heeft de bezwaren van verzoeksters bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Aan het besluit liggen de volgende overwegingen ten grondslag. Op 17 januari 2006 heeft verweerder besloten tot groot onderhoud aan het Amstelveld, waarbij het huidige profiel wordt gehandhaafd en waarbij een lange termijn oplossing wordt gecreëerd voor het tegengaan van wortelopdruk van de bomen. Een kapvergunning kan blijkens de kapverordening slechts worden geweigerd in het belang van de handhaving van natuur-, landschaps-, of stadsschoon of om andere redenen van milieubeheer. Volgens vaste handelswijze van verweerder wordt dit beoordeeld volgens vijf technische criteria (leeftijdsbescherming, conditie van de boom, toekomstverwachting van de boom, beeldbepalendheid, dendrologische waarde) en een juridisch criterium (de bomen mogen geen schade voor derden veroorzaken). De te kappen bomen scoren negatief ten aanzien van alle technische criteria behalve beeldbepalendheid. Vanwege hun beeldbepalendheid leveren de bomen een bijdrage aan het stadsschoon. Het belang van het stadsschoon weegt echter minder zwaar dan het belang dat is gemoeid met het kappen van de bomen. Daarbij is overwogen dat de te kappen bomen zullen worden vervangen door nieuwe vleugelnoten van fors formaat, de huidige bomen schade aan het wegdek veroorzaken en de gezondheid van de te kappen bomen – gelet op de adviezen van deskundigen – niet goed is, deze gezondheid niet meer kan verbeteren en door onderhoud aan het Amstelveld nog verder zal verslechteren. Ter zitting hebben verweerder en vergunninghouder aangegeven dat het voornemen bestaat om de betreffende bomen begin januari 2007 te kappen. Er is enige tijd nodig om de daadwerkelijke kap voor te bereiden. Verzoeksters hebben – samengevat – gesteld dat de buurt onvoldoende is gekend en gehoord inzake het voorgenomen onderhoud aan het Amstelveld. Zij betwisten de noodzaak van de kap en vinden de wortelopdruk minder ernstig en de conditie van de bomen minder slecht dan verweerder doet voorkomen. Door de buurt voorgestelde alternatieven waarbij de betreffende bomen behouden blijven zijn door verweerder onvoldoende onderzocht. Onduidelijk is gebleven waarom verweerder niet probeert om de Kerkstraatzijde van het Amstelveld te verbeteren op de wijze die zes jaar geleden is toegepast aan de Prinsengrachtzijde met behoud van de bomen aldaar. Het bestreden besluit is onzorgvuldig voorbereid en gebrekkig gemotiveerd. De rechter overweegt als volgt. De Vereniging Amstelveldbuurt dient, op grond van hetgeen is bepaald in artikel 2, eerste lid, van haar statuten, als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb te worden aangemerkt. De rechter stelt voorop dat het bij het besluit tot het uitvoeren van groot onderhoud aan het Amstelveld van 17 januari 2006 gaat om politieke besluitvorming waarin de rechter in beginsel niet treedt. De rechter is niet gebleken dat deze besluitvorming dermate onredelijk en onzorgvuldig is verlopen dat verweerder op grond daarvan van vergunningverlening had moeten afzien. De kaders voor de verdere besluitvorming die uit het besluit van 17 januari 2006 voortvloeien staan dan ook niet ter discussie in de onderhavige procedure. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Kapverordening is het verboden, zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders, een houtopstand te vellen anders dan bij wijze van dunning. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Verordening op de stadsdelen is in het onderhavige geval het Dagelijks Bestuur van het Stadsdeel Amsterdam-Centrum bevoegd om de vergunning te verlenen. Artikel 5, eerste lid, van de Kapverordening bepaalt dat burgemeester en wethouders de vergunning slechts kunnen weigeren in het belang van de handhaving van het natuur-, landschaps- of stadsschoon of om andere redenen van Milieubeheer. Gelet op het bepaalde in artikel 5, eerste lid, van de Kapverordening kan de vergunning slechts worden geweigerd indien tenminste één van de nader genoemde belangen in het geding zijn. Indien met de kap van de bomen één van de in artikel 5, eerste lid, van de Verordening opgenomen belangen in het geding is, komt aan verweerder de bevoegdheid toe de aangevraagde kapvergunningen te weigeren. Verweerder is in dat geval echter niet verplicht de vergunningen te weigeren. Tussen partijen is niet in geschil dat de veertien grote vleugelnootbomen bijdragen aan het stadsschoon. Verweerder is derhalve bevoegd de aangevraagde kapvergunning op grond van artikel 5, eerste lid, van de Verordening te weigeren. Aan verlening of weigering van een vergunning dient een belangenafweging vooraf te gaan. Het bestuursorgaan komt bij deze belangenafweging een zekere vrijheid toe, zodat de rechter het bestreden besluit slechts terughoudend kan toetsen. De rechter mag daarbij zijn eigen oordeel niet in de plaats stellen van het oordeel van verweerder, maar dient zich te beperken tot de vraag of verweerders besluit gelet op de daaraan ten grondslag liggende belangenafweging kennelijk onredelijk is. De rechter is voorshands van oordeel dat verweerders besluit om een kapvergunning voor veertien vleugelnootbomen op het Amstelveld langs de Kerkstraat te verlenen niet kennelijk onredelijk is. De rechter neemt hierbij het volgende in aanmerking. Verzoekers hebben naar het voorlopig oordeel van de rechter voldoende gelegenheid gehad om in het kader van de verlening van de kapvergunning, hun standpunten te verwoorden. Voorafgaand aan het primaire besluit hebben verzoeksters zienswijzen kunnen inbrengen. Voorts hebben in bezwaar hoorzittingen plaatsgevonden op 24 augustus 2006 en 14 september 2006. Niet is gebleken dat verzoeksters door de omstandigheid dat een gedeelte van de procedure heeft plaatsgevonden in de vakantieperiode, dermate in hun mogelijkheden zijn beperkt dat de procedure als onzorgvuldig moet worden aangemerkt. Partijen twisten er niet over dat de bestrating op en rondom het Amstelveld niet meer egaal is door de wortelopdruk die de vleugelnootbomen veroorzaken. Gelet op de ter zitting getoonde foto’s acht de rechter voldoende aannemelijk dat de verkeersveiligheid door de opdruk van de boomwortels en daardoor veroorzaakte oneffenheden in het wegdek dermate in geding is dat verweerder met reden maatregelen ter reductie daarvan noodzakelijk acht. Het gegeven dat tot op heden geen persoonlijke ongevallen hebben plaatsgevonden als gevolg van de oneffenheden in de bestrating, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft advies gevraagd over de conditie van de bomen en de gevolgen daarvoor van maatregelen om worteldruk te verminderen. De adviezen zijn opgenomen in een rapport van Pius Floris Boomverzorging van november 2003, een ongedateerd rapport van Hoofdstedelijk Bomenconsulent [persoon1] en een rapport van [persoon1] en Pius Floris tezamen van april 2006. De rechter constateert dat de conditie van de betreffende bomen in 2003 als redelijk werd beoordeeld. In het rapport van april 2006 is de conditie van vijf bomen als matig beoordeeld en van de overige negen bomen als redelijk. In het laatste rapport is de toekomstverwachting van alle veertien bomen matig geacht en is de verwachting opgenomen dat de conditie van de bomen na uitvoering van wortelkap slecht zal zijn. Een in opdracht van de Bewonersgroep Amstelveld uitgebracht advies van de Bomenstichting van juni 2006 ondersteunt voornoemde conclusies over de conditie van de bomen en geeft zelfs aan dat de conditie van drie bomen sinds april 2006 verder is verslechterd. In de recentste adviezen is voorts vermeld dat wortelkap een reëel gevaar van instabiliteit van de bomen tot gevolg heeft. De rechter ziet geen aanleiding om aan de deugdelijkheid van voornoemde adviezen te twijfelen. Verweerder heeft op grond van de adviezen kunnen oordelen dat behoud van de bomen in combinatie met wortelkap geen (veilige) lange termijn oplossing biedt voor het probleem van wortelopdruk op het Amstelveld aan de Kerkstraat. Verzoeksters stelling dat het beoogde doel tevens bereikt kan worden door middel van beperkte wortelkap en groeiplaatsverbetering is naar het oordeel van de rechter onvoldoende onderbouwd. De rapportages van deskundigen bieden geen aanknopingspunten voor het oordeel dat alternatieve oplossingen mogelijk zijn. Blijkens het rapport van april 2006 is de gezondheidstoestand van de vleugelnootbomen onomkeerbaar. De door [verzoeker1] overgelegde stukken van Tree Ground Solutions te Amsterdam kunnen hieraan niet afdoen nu daaruit niet blijkt dat is onderzocht of de oplossingen van dit bedrijf toepasbaar zijn in de specifieke situatie van dit geval. Het voorstel van de Bomenstichting om de werkzaamheden in twee fases uit te voeren met een tussenliggende periode van vijftien jaren, acht de rechter moeilijk te rijmen met het standpunt van de Bomenstichting over de conditie van de bomen, de noodzaak van wortelsnoei met het oog op de wortelopdruk en het uit de wortelsnoei voortvloeiend risico van spontaan omvallen of omwaaien. Hoewel de rechter kritische kanttekeningen plaatst bij de verhouding van de regeling in de Kapverordening tot de zes criteria die verweerder hanteert bij de beoordeling van de vraag of een kapvergunning geweigerd dient te worden, is het bestreden besluit naar het voorlopig oordeel van de rechter van een deugdelijke motivering voorzien. In het bestreden besluit is afdoende gereageerd op hetgeen door verzoeksters in bezwaar is aangevoerd. Voorts is de toestand van de afzonderlijke bomen voldoende aan de orde gekomen. Gelet op het voorgaande en op de omstandigheid dat door verweerder is toegezegd dat op de plaats van de gekapte bomen vleugelnoten van fors formaat worden herplant kan naar voorlopig oordeel van de rechter niet gezegd worden dat verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet tot verlening van de vergunning kon overgaan. De rechter ziet dan ook, in aanmerking genomen het met de kap gediende belang en de planning van de kapwerkzaamheden, geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoeken daartoe worden afgewezen. Beslist wordt als volgt. 3. BESLISSING De voorzieningenrechter: - wijst de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening af. Deze uitspraak is gedaan op 7 november 2006 door mr. H.P. Kijlstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Y. Kliphuis, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum. De griffier, De voorzieningenrechter, Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Afschrift verzonden op: DOC: B