
Jurisprudentie
AZ2446
Datum uitspraak2006-11-14
Datum gepubliceerd2006-11-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/901018-05, 09/413086-06, 09/657787-06, 09658015-05 (TUL)
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/901018-05, 09/413086-06, 09/657787-06, 09658015-05 (TUL)
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan bedreiging van politieambtenaren in functie met misdrijven tegen het leven gericht. Dit handelen van verdachte vormt een ernstige inbreuk op en ondermijning van het respect en het gezag dat ten aanzien van ambtenaren die al dan niet geüniformeerd hun publieke taken verrichten, dient te worden betracht en gerespecteerd. De ervaring leert tevens dat delicten als de onderhavige gevoelens van angst en onveiligheid kunnen veroorzaken. Bovendien dragen dergelijke delicten sterk bij aan het binnen de betreffende beroepsgroep levende idee dat de risico's die verbonden zijn aan het uitvoeren van politietaken gestaag toenemen.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van sommige van deze agenten. Hierdoor heeft hij inbreuk gemaakt op hun persoonlijke integriteit. Het kan en mag niet zo zijn, dat een ambtenaar doelwit wordt van dergelijke beledigende uitlatingen.
Verdachte heeft ter terechtzitting blijk gegeven het laakbare van dergelijk handelen onvoldoende in te zien, hetgeen de rechtbank verdachte aanrekent.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a (oud), 14a, 14b (oud), 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 45 (oud), 57, 266, 267, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummers 09/901018-05, 09/413086-06, 09/657787-06, 09658015-05 (TUL)
's-Gravenhage, 14 november 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 31 oktober 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Van Vliet, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Jansen heeft gevorderd dat verdachte terzake het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/901018-05 onder 1 primair ten laste gelegde wordt ontslagen van rechtsvervolging.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte terzake het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/901018-05 onder 2 ten laste gelegde, terzake het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/657787-06 onder 1 en 2 ten laste gelegde en terzake het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/413086-06 onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 69 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan een gedeelte van 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, en daarnaast tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Voorts heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de werkstraf, waartoe verdachte bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 21 september 2005 is veroordeeld, te weten tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie heeft tenslotte gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt E, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerp met het nummer 4, te weten een honkbalknuppel, zal worden geretourneerd aan verdachte en dat de overige op die lijst voorkomende voorwerpen met de nummers 1 en 3, te weten een mes en een pikhouweel, zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n).
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopieën van de dagvaardingen, gemerkt A, B en C en van de vorderingen wijziging tenlastelegging met betrekking tot parketnummer
09/901018-05, gemerkt A1 en A2.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding met parketnummer 09/901018-05 onder 1 primair en 2 vermelde feiten, de op de dagvaarding met parketnummer 09/657787-06 onder 1 en 2 vermelde feiten en de bij dagvaarding met parketnummer 09/413086-06 onder 1 en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlasteleggingen, zoals deze zijn vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt D.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
De officier van justitie heeft zich, mede in aanmerking genomen hetgeen door verdachte en getuigen omtrent het verloop van de vechtpartij op 19 november 2005 is verklaard, op het standpunt gesteld dat bij verdachte met betrekking tot het aan hem bij dagvaarding met parketnummer 09/901018-05 onder 1 primair ten laste gelegde feit sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van zijn lijf waartegen hij zich, met inachtneming van de proportionaliteit en subsidiariteit, heeft verdedigd en dat hij om die reden voor dit feit zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsvrouw heeft zich bij genoemd standpunt van de officier van justitie aangesloten.
De rechtbank ziet geen aanleiding om omtrent de door de officier van justitie en de raadsvrouw geschetste gang van zaken een ander standpunt in te nemen en zal derhalve aannemen dat verdachte in casu heeft gehandeld uit noodweer.
Het bij dagvaarding met parketnummer 09/901018-05 onder 1 primair bewezenverklaarde is derhalve niet strafbaar, zodat verdachte ter zake moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Met betrekking tot het overige bewezenverklaarde zijn geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk geworden. Verdachte is voor deze feiten deswege strafbaar.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan bedreiging van politieambtenaren in functie met misdrijven tegen het leven gericht. Dit handelen van verdachte vormt een ernstige inbreuk op en ondermijning van het respect en het gezag dat ten aanzien van ambtenaren die al dan niet geüniformeerd hun publieke taken verrichten, dient te worden betracht en gerespecteerd. De ervaring leert tevens dat delicten als de onderhavige gevoelens van angst en onveiligheid kunnen veroorzaken. Bovendien dragen dergelijke delicten sterk bij aan het binnen de betreffende beroepsgroep levende idee dat de risico's die verbonden zijn aan het uitvoeren van politietaken gestaag toenemen.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van sommige van deze agenten. Hierdoor heeft hij inbreuk gemaakt op hun persoonlijke integriteit. Het kan en mag niet zo zijn, dat een ambtenaar doelwit wordt van dergelijke beledigende uitlatingen.
Verdachte heeft ter terechtzitting blijk gegeven het laakbare van dergelijk handelen onvoldoende in te zien, hetgeen de rechtbank verdachte aanrekent.
De rechtbank heeft kennis genomen van een op naam van verdachte staand uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 27 februari 2006, waaruit blijkt dat verdachte zich weliswaar eerder schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten doch niet aan soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het omtrent verdachte door Reclassering Nederland opgestelde Voorlichtingsrapport d.d. 27 oktober 2006. De rapporteur heeft hierin onder meer opgenomen dat de kans op recidive bij verdachte zeer groot is en dat verdachte een agressieprobleem heeft, die hij met behulp van medicijnen goed onder controle kan houden. Voorts wordt getwijfeld aan het nut van reclasseringstoezicht en heeft de rapporteur geadviseerd verdachte een werkstraf op te leggen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van na te melden duur opgelegd dient te worden. De rechtbank zal van deze werkstraf een gedeelte voorwaardelijk opleggen, nu verdachte zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten en tevens om verdachte er van te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank verdachte geen verplicht reclasseringstoezicht opleggen. De kennelijke vrees van de reclassering dat dit averechts zal werken acht de rechtbank niet zonder grond. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat verdachte, zoals hij dit de laatste tijd deed, zijn vrijwillige behandelingen bij De Waag zal continueren en zich aan zijn medicatie tegen zijn agressieprobleem zal houden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het blijkens de beslaglijst onder hem inbeslaggenomen voorwerp genummerd 4, te weten een honkbalknuppel.
Onvoldoende duidelijk is geworden aan wie de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 en 3, te weten een mes en een pikhouweel, in eigendom toebehoren. De rechtbank zal, nu geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende(n) gelasten.
Vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 23 mei 2006 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de werkstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 21 september 2005 met parketnummer 09/658015-05, te weten een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Uit het onderzoek ter terechtzitting is immers gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd, die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, zoals aan verdachte ten laste is gelegd in de dagvaarding met parketnummer 09/901018-05.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a (oud), 14a, 14b (oud), 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 45 (oud), 57, 266, 267, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de aan hem bij dagvaarding met parketnummer 09/901018-05 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, de aan hem bij dagvaarding met parketnummer 09/657787-08 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en de aan hem bij dagvaarding met parketnummer 09/413086-06 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt;
met betrekking tot feit 1 primair, zoals vermeld op de dagvaarding met parketnummer 09/901018-05:
zware mishandeling;
met betrekking tot feit 2, zoals vermeld op de dagvaarding met parketnummer 09/901018-05, feit 2, zoals vermeld op de dagvaarding met parketnummer 09/657787-06, en feit 2, zoals vermeld op de dagvaarding met parketnummer 09/413086-06:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
met betrekking tot feit 1, zoals vermeld op de dagvaarding met parketnummer 09/657787-06, en feit 1, zoals vermeld op de dagvaarding met parketnummer 09/413086-06:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan ambtenaren gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, meermalen gepleegd;
verklaart het ter zake van de dagvaarding met parketnummer 09/901018-05 onder 1 primair bewezenverklaarde niet strafbaar;
ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging;
verklaart het overige bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis;
in verzekering gesteld op 19 november 2005;
in voorlopige hechtenis gesteld op 21 november 2005;
in vrijheid gesteld op 28 november 2005;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag, zodat 82 uren resteren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 41 dagen;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
gelast de teruggave aan verdachte van het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 4, te weten: een honkbalknuppel;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 en 3, te weten: een mes en een pikhouweel;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 21 september 2005 met parketnummer 09/658015-05, te weten:
een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Poustochkine, voorzitter,
Berendsen en Dubbelman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Algera, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 november 2006.