Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ2415

Datum uitspraak2006-11-07
Datum gepubliceerd2006-11-16
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers117549/05-3212
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank stelt vast dat tussen de vader en de beide kinderen gedurende een periode van circa zes jaar geregeld omgang heeft plaatsgevonden. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard blijkt dat de vader thans volstrekt afwijzend staat tegenover elke omgang, hoe gering ook, in ieder geval zolang de moeder daarbij direct of indirect betrokken is. De vader heeft aangegeven te kiezen voor zichzelf en zijn huidige gezin. Naar het oordeel van de rechtbank verliest de vader daarbij de belangen van zijn kinderen uit een eerdere relatie uit het oog. Bij de vader ontbreekt het inzicht in de gevolgen die het ontberen van contact voor hun verdere ontwikkeling kan hebben. Het enkele feit dat hij de kinderen door middel van een brief wil laten weten hoeveel hij van hen houdt en dat hij nog wel af en toe telefonisch contact met hen wil onderhouden, komt naar het oordeel van de rechtbank niet tegemoet aan de behoefte van de kinderen om feitelijke (fysieke) omgang met de vader te hebben. Alles overwegende echter acht de rechtbank het niet goed voorstelbaar dat een omgangsregeling door deze afwijzende houding van de vader nog langer in het belang van de kinderen is. Het verzoek van de moeder zal daarom worden afgewezen.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector Familie- en Jeugdrecht omgangsregeling zaak-/rekestnr.: [nummer] beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken d.d. 7 november 2006 in de zaak van: [naam moeder], wonende te [plaats, gemeente], verzoekende partij, hierna mede te noemen: de moeder, procureur mr. L.J. Woltring. --tegen-- [naam vader], wonende te [woonplaats], verwerende partij, hierna mede te noemen: de vader procureur mr. M. Middeldorp, advocaat mr. S.L. Raphaël. 1. Verloop van de procedure Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken: - de tussenbeschikking van deze rechtbank d.d. 9 januari 2006 en de daarin vermelde stukken; - de dagbepalingsbeschikking van deze rechtbank d.d. 18 juli 2006 en de daarin vermelde stukken; - de brief van de advocaat van de vader van 18 juli 2006 met bijlage; - de brief van de procureur van de moeder van 25 september 2006 met bijlage; en het verhandelde ter terechtzitting op 2 oktober 2006 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun raadslieden. 2. De verdere beoordeling 2.1 Bij voornoemde tussenbeschikking van 9 januari 2006 is de behandeling van de zaak aangehouden om een periode van rust in te bouwen van zes maanden waarin tussen de vader en de minderjarigen geen omgang zou plaatsvinden. Gebleken was dat de vader emotioneel niet in staat was de omgangsregeling vorm te geven en dat hij zich onder behandeling had gesteld van een psycholoog om de problematische relatie met de moeder te verwerken. 2.2 De vader heeft aangevoerd dat hij de afgelopen periode van zes maanden niet echt de rust heeft gekregen die hij gehoopt had te zullen krijgen en die hij nodig heeft. Hij noemt in dit verband dat hij en zijn partner herhaaldelijk telefonisch zijn benaderd door de grootouders van moederszijde. Voorts heeft hij zowel met kerst als met zijn verjaardag kaartjes ontvangen van [naam kind], waarbij hij vraagtekens zet of deze op initiatief van [naam kind] zijn geschreven. Ook heeft hij de keren dat [naam kind] met hem telefonisch contact heeft opgenomen, ervaren alsof deze daartoe opdracht had gekregen. Daarnaast is hij ook benaderd door Bureau Jeugdzorg over [naam kind], nadat zijn mobiele nummer door de moeder aan hen was verstrekt. De vader stelt dat hij op allerlei manieren toch weer is geconfronteerd met de moeder. Zijn conclusie en die van zijn behandelend psycholoog is dat omgang tussen hem en de kinderen niet mogelijk is zolang daarvoor direct of indirect contact met de moeder nodig is. Elk contact met de moeder, in welke vorm dan ook, roept bij hem nog steeds dusdanige agressie en aversie op, dat hij zijn emoties niet onder controle kan houden en zijn huidige omgeving hieronder mede lijdt. De vader overweegt de kinderen een brief te schrijven om hen uitleg te geven omtrent zijn motieven om geen omgang te laten plaatsvinden. Hij wil hen op het hart drukken dat hij zielsveel van hen houdt en dat in de toekomst de deur wagenwijd voor hen openstaat. De vader ziet niets in het voorstel van de moeder dat hij de kinderen bij haar ouders in [plaats] zou kunnen ophalen, aangezien zij een verlengstuk van de moeder zijn en hij, hoe dan ook, in een weekend dat de kinderen bij hem zouden verblijven, geconfronteerd wordt met de verhalen over de thuissituatie van de kinderen. Hij stelt dat hij zijn aversie tegen de moeder niet kan loskoppelen van het contact met de kinderen en ziet niet hoe hij op een normale manier vorm kan geven aan een weekend met de kinderen. De vader stelt dat hij de afgelopen periode viermaal telefonisch contact met [naam kind] heeft gehad, waarbij het initiatief tweemaal van [naam kind] uitging en tweemaal van hem. Met [naam kind 2] heeft hij alleen ter gelegenheid van haar verjaardag contact gehad. Voorts volgt hij via internet de voetbalprestaties van [naam kind] en zijn schoolprestaties. De vader is van mening dat de moeder getuige haar reactie en voorstellen duidelijk niet begrijpt wat hij bedoelt. Zijn emoties worden door haar ontkend. De vader stelt voor dat hij circa eenmaal per maand telefonisch contact heeft met [naam kind]. Hij voelt niets voor sms- of e-mail contact, aangezien hij het gevoel heeft dat de moeder dan meekijkt. 2.3 De moeder stelt dat het voor haar onbegrijpelijk is en blijft dat het voor de vader niet mogelijk is om enige omgang met zijn kinderen te hebben, in feite zolang zij bestaat. Zij kan niet begrijpen waarom zelfs indirect contact bij de vader zo’n aversie oproept dat hij zijn emoties niet onder controle kan houden. De moeder kan zich niet voorstellen dat de vader zich niet over zijn problemen heen kan zetten in het belang van de kinderen. Gedurende de eerste zes jaar na de echtscheiding is er wel geregeld contact geweest tussen hem en kinderen, en vanaf het moment dat zij heeft voorgesteld deze omgang uit te breiden, ging de deur bij de vader dicht. De moeder stelt dat zij aanvankelijk niet voor de door de vader voorgestelde mediation voelde, maar toen zij dat uiteindelijk wel wilde, wilde hij niet meer. De moeder heeft benadrukt dat alles wat de kinderen zeggen of doen vanuit hen zelf komt en niet van haar afkomstig is. Intussen is het wel zover dat [naam kind 2] de vader niet meer wil zien. [naam kind] vindt het vreselijk om zijn vader niet te zien. Hij mist hem erg en de moeder ziet veel pijn en verdriet bij hem. Volgens Bureau Jeugdzorg hebben veel problemen van [naam kind] te maken met dit verdriet. Om deze reden heeft zij ook haar ouders gevraagd contact op te nemen met de grootouders vaderszijde. De moeder stelt voor dat de vader [naam kind] elders ophaalt en weer terugbrengt, bij haar ouders of zijn ouders. Voorts stelt zij dat zij onder de huidige omstandigheden niet meer verzoekt om uitbreiding van de omgangsregeling, maar om hervatting van de oude regeling van eenmaal per drie weken een weekend of een dag, als een weekend teveel is. 2.4 De rechtbank stelt vast dat tussen de vader en de beide kinderen gedurende een periode van circa zes jaar geregeld omgang heeft plaatsgevonden. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard blijkt dat de vader thans volstrekt afwijzend staat tegenover elke omgang, hoe gering ook, in ieder geval zolang de moeder daarbij direct of indirect betrokken is. De vader heeft aangegeven te kiezen voor zichzelf en zijn huidige gezin. Naar het oordeel van de rechtbank verliest de vader daarbij de belangen van zijn kinderen uit een eerdere relatie uit het oog. Bij de vader ontbreekt het inzicht in de gevolgen die het ontberen van contact voor hun verdere ontwikkeling kan hebben. Het enkele feit dat hij de kinderen door middel van een brief wil laten weten hoeveel hij van hen houdt en dat hij nog wel af en toe telefonisch contact met hen wil onderhouden, komt naar het oordeel van de rechtbank niet tegemoet aan de behoefte van de kinderen om feitelijke (fysieke) omgang met de vader te hebben. Alles overwegende echter acht de rechtbank het niet goed voorstelbaar dat een omgangsregeling door deze afwijzende houding van de vader nog langer in het belang van de kinderen is. Het verzoek van de moeder zal daarom worden afgewezen. 2.5 De man heeft de rechtbank verzocht de vrouw te veroordelen in de kosten van het geding. De rechtbank ziet hiertoe geen aanleiding en zal de kosten van de procedure, aangezien partijen gewezen echtelieden zijn, als na te melden compenseren. Het verzoek van de man ter zake zal derhalve worden afgewezen. 3. Beslissing De rechtbank: 3.1 Wijst af het verzoek van de moeder tot vaststelling van een omgangsregeling. 3.2 Compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt. 3.3 Wijst af het anders of meer verzochte. Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Otter en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 7 november 2006, in tegenwoordigheid van drs. F.J. Taconis als griffier.