Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ2400

Datum uitspraak2006-11-15
Datum gepubliceerd2006-11-17
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers0600017
Statusgepubliceerd


Indicatie

[appellant] legt aan zijn vordering in reconventie de stellingen ten grondslag dat hij in het gehuurde voor een bedrag van ongeveer euro 11.000,-- aan verbeteringen heeft aangebracht en ter zake mondeling met [geïntimeerde] is overeengekomen dat [geïntimeerde] hem het met de verbeteringen gemoeide bedrag zou vergoeden c.q. dat bedrag met hem zou verrekenen. [geïntimeerde] heeft beide stellingen van [appellant] betwist. Het hof is van oordeel dat [appellant] zijn stelling dat hij in het gehuurde voor een bedrag van ongeveer euro 11.000,-- aan verbeteringen heeft aangebracht, onvoldoende heeft onderbouwd, nu iedere toelichting dienaangaande ontbreekt. [appellant] heeft ter zake evenmin voldoende gespecificeerd bewijs aangeboden. Het vorenstaande brengt mede dat het hof niet de juistheid van de stelling van [appellant] dat hij ter zake van eerder bedoelde verbeteringen met [geïntimeerde] is overeengekomen dat [geïntimeerde] hem het met die verbeteringen gemoeide bedrag (ongeveer euro 11.000,--) zou vergoeden, c.q. met hem zou verrekenen, behoeft te onderzoeken en derhalve aan het ter zake gedane bewijsaanbod voorbij kan gaan.


Uitspraak

Arrest d.d. 15 november 2006 Rolnummer 0600017 HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie, hierna te noemen: [appellant], procureur: mr S.A. Roodhof, tegen [geïntimeerde], wonende te [woonplaats], geïntimeerde, in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie, hierna te noemen: [geïntimeerde], procureur: mr R.W. de Casseres. Het geding in eerste instantie In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 14 september 2005 door de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen (verder aan te duiden als de kantonrechter). Het geding in hoger beroep Bij exploot van 13 december 2005 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 11 januari 2006. De conclusie van de memorie van grieven luidt: "voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen het vonnis van de Rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen, d.d. 14 september 2005, uitgesproken tussen appellant als gedaagde en geïntimeerde als eiser, en opnieuw rechtdoende appellant alsnog in diens vordering ontvankelijk te verklaren, en geïntimeerde alsnog te veroordelen tot betaling van een bedrag groot euro 11.000, zijnde de vergoeding voor de verbeteringen aan de gehuurde onroerende zaak, gelegen te [plaats] aan de [adres], één en ander met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties." Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie: "appellant niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering althans deze hem te ontzeggen met veroordeling van appellant in de kosten van dit geding!" Voorts heeft [appellant] bij akte een productie overgelegd, waarna [geïntimeerde] een antwoordakte heeft genomen. Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest. De grieven [appellant] heeft drie grieven opgeworpen. De beoordeling 1. Tegen het vonnis waarvan beroep is geen grief gericht voorzover het in conventie is gewezen, zodat [appellant] in zoverre niet in zijn beroep kan worden ontvangen. 2. Evenmin is een grief gericht tegen de weergave van de vaststaande feiten onder overweging 3 (3.1 tot en met 3.6) van het beroepen vonnis, zodat ook in dit hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan. Met betrekking tot de grieven: 3. De grieven strekken ertoe het geding in reconventie in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor te leggen. Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen. 1. [appellant] legt aan zijn vordering in reconventie de stellingen ten grondslag dat hij in het gehuurde voor een bedrag van ongeveer euro 11.000,-- aan verbeteringen heeft aangebracht en ter zake mondeling met [geïntimeerde] is overeengekomen dat [geïntimeerde] hem het met de verbeteringen gemoeide bedrag zou vergoeden c.q. dat bedrag met hem zou verrekenen. [geïntimeerde] heeft beide stellingen van [appellant] betwist. 5. Het hof is van oordeel dat [appellant] zijn stelling dat hij in het gehuurde voor een bedrag van ongeveer euro 11.000,-- aan verbeteringen heeft aangebracht, onvoldoende heeft onderbouwd, nu iedere toelichting dienaangaande ontbreekt. [appellant] heeft ter zake evenmin voldoende gespecificeerd bewijs aangeboden. 1. Het vorenstaande brengt mede dat het hof niet de juistheid van de stelling van [appellant] dat hij ter zake van eerder bedoelde verbeteringen met [geïntimeerde] is overeengekomen dat [geïntimeerde] hem het met die verbeteringen gemoeide bedrag (ongeveer euro 11.000,--) zou vergoeden, c.q. met hem zou verrekenen, behoeft te onderzoeken en derhalve aan het ter zake gedane bewijsaanbod voorbij kan gaan. 7. De grieven kunnen derhalve, wat daar verder ook van zij, niet leiden tot vernietiging van de bestreden beslissing. Slotsom 8. Het vonnis waarvan beroep, voorzover in reconventie gewezen, zal worden bekrachtigd. [appellant] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. (Salaris procureur: 1,5 punt tarief II). Beslissing Het gerechtshof: verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voorzover gericht tegen het op 14 september 2005 tussen partijen in conventie gewezen vonnis; bekrachtigt vonnis waarvan beroep, voorzover in reconventie gewezen; veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op euro 244,-- aan verschotten en op euro 1.341,-- aan salaris voor de procureur. Aldus gewezen door mrs Mollema, voorzitter, Breemhaar en Hidma, raden, en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 15 november 2006.