
Jurisprudentie
AZ2368
Datum uitspraak2006-10-10
Datum gepubliceerd2006-11-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2005/1171
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2005/1171
Statusgepubliceerd
Indicatie
In het principaal beroep staat centraal de vraag of het TNT was toegestaan de uitkering krachtens de RUZ in mindering te brengen op of te verrekenen met de uitkeringen op grond van artikel 71 van de CAO. De kantonrechter heeft deze vraag bevestigend beantwoord. Daartegen richten zich de grieven van ABVAKABO, die zich voor een gezamenlijke behandeling lenen.
Het hof is, zoals hiervoor al werd overwogen, van oordeel dat sprake is van twee afzonderlijke regelingen, die naast elkaar kunnen bestaan. Van strijdigheid is geen sprake. Dit betekent dat het TNT niet was toegestaan om eenzijdig ten nadele van de bewuste werknemers af te wijken van de RUZ, door van het op grond van die regeling verschuldigde bedrag de reeds op grond van artikel 71 van de CAO uitbetaalde uitkeringen af te trekken. Beide regelingen maken deel uit van het pakket arbeidsvoorwaarden dat geldt tussen TNT en de van HDC overgenomen werknemers. Toepassing van beide regelingen is ook niet strijdig met de redelijkheid en de billijkheid. TNT wist ten tijde van het voeren van de onderhandelingen die uiteindelijk hebben geleid tot de CAO, dat zij ten aanzien van de van HDC overgenomen werknemers was gebonden aan de bepalingen van de RUZ. Indien zij cumulatie had willen voorkomen, dan had het op haar weg gelegen om dat uitdrukkelijk in de CAO te laten opnemen. Nu dit niet is gebeurd, dient zij beide regelingen na te komen, ook als dat tot gevolg heeft dat bepaalde werknemers een uitkering op grond van beide regelingen krijgen. Ook de stelling dat het aanspraak maken op beide uitkeringen in strijd is met goed werknemerschap, verwerpt het hof.
Uitspraak
10 oktober 2006
vijfde civiele kamer
rolnummer 2005/1171
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
ABVAKABO, aangesloten bij de FNV,
gevestigd te Zoetermeer,
appellante in het principaal beroep,
geïntimeerde in het incidenteel beroep,
procureur: mr P.A.C. de Vries,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TNT Logistics Netherlands B.V.,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde in het principaal beroep,
appellante in het incidenteel beroep,
procureur: mr F.J. Boom.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar het vonnis van de kantonrechter (rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Tiel) van 1 juni 2005, gewezen tussen appellante (hierna ABVAKABO te noemen) als eiseres en geïntimeerde (hierna TNT te noemen) als gedaagde. Van dit vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij exploot van 30 augustus 2005 heeft ABVAKABO TNT aangezegd van voormeld vonnis in hoger beroep met dagvaarding van TNT voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft ABVAKABO drie grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht en geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw recht doende de vordering van ABVAKABO alsnog zal toewijzen met veroordeling van TNT in de kosten van het geding in beide instanties.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft TNT de grieven bestreden, van haar kant incidenteel beroep ingesteld, tegen het bestreden vonnis twee grieven aangevoerd en toegelicht en geconcludeerd dat het hof ABVAKABO in haar vorderingen in hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren, althans die vorderingen zal afwijzen en het bestreden vonnis onder verbetering van de gronden zal bevestigen, met veroordeling van ABVAKABO in de kosten van het geding (naar het hof begrijpt:) in hoger beroep.
2.4 ABVAKABO heeft daarop bij memorie van antwoord de door TNT in het incidenteel beroep aangevoerde grieven bestreden en geconcludeerd conform de conclusie in haar eigen memorie van grieven.
2.5 Daarna hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd.
3 De vaststaande feiten
3.1 TNT heeft met ingang van 1 mei 2002 de activiteiten van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Holland Districare B.V. (hierna HDC te noemen) overgenomen. Op grond van het bepaalde in artikel 7:663 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) zijn de werknemers van HDC met ingang van die datum in dienst van TNT.
3.2 HDC kende voor haar werknemers een Stimuleringsregeling Terugdringing Ziekteverzuim (ook Regeling Uitkering Ziektepremie genoemd en hierna aan te duiden als RUZ). Op grond van deze regeling stelde HDC voor iedere vaste werknemer per werkdag die de arbeidsovereenkomst in een bepaald jaar heeft geduurd, ƒ 2,- (parttimers naar evenredigheid) met een maximum van ƒ 500,- per jaar beschikbaar. Dit bedrag werd, verminderd met, per ziekmelding ƒ 100,- voor de eerste dag en ƒ 25,- voor iedere verdere dag ziekteverzuim, na afloop van het kalenderjaar aan de werknemers uitgekeerd. Deze regeling is door TNT voor de overgenomen werknemers voortgezet.
3.3 Op de arbeidsovereenkomst tussen TNT en haar werknemers zijn van toepassing de bepalingen van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor TPG (hierna de CAO). Artikel 71 van de CAO voor 2003-2004 luidt:
Eenmalige resultaatafhankelijke uitkering
Indien het ziekteverzuim op basis van het voortschrijdende 12 maandsverzuimcijfer in de maand september 2003 voor TPG, zoals vastgesteld door ArboNed, is gedaald tot ten hoogste 5,1% wordt aan de werknemer in november 2003 een uitkering betaalbaar gesteld van € 64,-. Indien bedoeld ziekteverzuim in de maand december 2003 is gedaald tot ten hoogste 5,0% wordt aan de werknemer in maart 2004 een uitkering betaalbaar gesteld van € 64,-. Het bedrag van € 64,- wordt voor de deeltijdwerker naar evenredigheid van de omvang van de dienstbetrekking vastgesteld.
3.4 Het ziekteverzuim als bedoeld in voormeld artikel van de CAO was in september respectievelijk december 2003 gedaald tot ten hoogste 5,1% respectievelijk 5,0%.
3.5 TNT heeft op de uitkeringen die zij op basis van de RUZ aan de van HDC overgenomen werknemers heeft uitgekeerd, de uitkeringen als bedoeld in artikel 71 van de CAO in mindering gebracht.
4 De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 Het hof ziet aanleiding eerst de grieven in het incidenteel beroep te behandelen. De eerste grief van TNT, inhoudende dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de RUZ een regeling is die haar grond vond in de CAO, zoals die bij HDC gold, is gegrond. Geen van partijen heeft gesteld dat de RUZ is gebaseerd op een collectieve arbeidsovereenkomst en het is ook overigens niet gebleken. Van belang voor de uitkomst van het geschil is dit evenwel niet. Zoals TNT zelf al aangeeft, is de bevoegdheid van de kantonrechter (waarop de bewuste overweging betrekking heeft) niet in geding en tussen partijen is niet in geschil dat TNT met betrekking tot de overgenomen werknemers wel gebonden is aan de bepalingen van de RUZ.
4.2 In haar tweede grief klaagt TNT er over dat de kantonrechter ABVAKABO ontvankelijk heeft verklaard in haar vordering. Volgens TNT kan deze ontvankelijkheid niet worden gegrond op het bepaalde in artikel 3:305a BW. De grief faalt. Het hof begrijpt de (gewijzigde) vordering van ABVAKABO aldus dat zij deze instelt namens die van HDC overgenomen werknemers van TNT, die lid zijn van ABVAKABO. De in hoger beroep door TNT gehandhaafde stelling dat de RUZ voor leden van ABVAKABO nietig zou zijn, verwerpt het hof. De enkele omstandigheid dat beide regelingen het terugdringen van het ziekteverzuim tot onderwerp hebben, maakt ze niet strijdig. Het zijn, zoals ABVAKABO terecht aanvoert, twee afzonderlijke regelingen, waarbij de ene zich richt op terugdringing van het ziekteverzuim van de individuele werknemer en de andere op het ziekteverzuim binnen de gehele onderneming. Niet valt in te zien waarom beide regelingen niet naast elkaar kunnen bestaan. Dit betekent dat de vraag welke regeling gunstiger is, niet relevant is.
4.3 In het principaal beroep staat centraal de vraag of het TNT was toegestaan de uitkering krachtens de RUZ in mindering te brengen op of te verrekenen met de uitkeringen op grond van artikel 71 van de CAO. De kantonrechter heeft deze vraag bevestigend beantwoord. Daartegen richten zich de grieven van ABVAKABO, die zich voor een gezamenlijke behandeling lenen.
4.4 Het hof is, zoals hiervoor al werd overwogen, van oordeel dat sprake is van twee afzonderlijke regelingen, die naast elkaar kunnen bestaan. Van strijdigheid is geen sprake. Dit betekent dat het TNT niet was toegestaan om eenzijdig ten nadele van de bewuste werknemers af te wijken van de RUZ, door van het op grond van die regeling verschuldigde bedrag de reeds op grond van artikel 71 van de CAO uitbetaalde uitkeringen af te trekken. Beide regelingen maken deel uit van het pakket arbeidsvoorwaarden dat geldt tussen TNT en de van HDC overgenomen werknemers. Toepassing van beide regelingen is ook niet strijdig met de redelijkheid en de billijkheid. TNT wist ten tijde van het voeren van de onderhandelingen die uiteindelijk hebben geleid tot de CAO, dat zij ten aanzien van de van HDC overgenomen werknemers was gebonden aan de bepalingen van de RUZ. Indien zij cumulatie had willen voorkomen, dan had het op haar weg gelegen om dat uitdrukkelijk in de CAO te laten opnemen. Nu dit niet is gebeurd, dient zij beide regelingen na te komen, ook als dat tot gevolg heeft dat bepaalde werknemers een uitkering op grond van beide regelingen krijgen. Ook de stelling dat het aanspraak maken op beide uitkeringen in strijd is met goed werknemerschap, verwerpt het hof.
4.5 De grieven in het principaal beroep slagen en het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. De gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar. Dat geldt ook voor de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten, nu onbetwist is dat ABVAKABO pogingen in het werk heeft gesteld om betaling buiten rechte te verkrijgen (ABVAKABO zou zelfs in haar vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, indien zij onvoldoende zou hebben getracht het gevorderde door het voeren van overleg met TNT te bereiken) en evenmin betwist is dat ABVAKABO bij het doen van deze pogingen kosten heeft moeten maken tot een bedrag van € 250,-.
4.6 TNT zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, zowel in eerste aanleg als in het principaal en het incidenteel hoger beroep.
5 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
in het principaal en het incidenteel beroep:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Tiel) van 1 juni 2005 en opnieuw recht doende:
verklaart voor recht dat de werknemers die tot 1 mei 2002 in dienst waren van HDC en die nadien in dienst van TNT zijn gekomen, zowel recht hebben op de aanspraken, voortvloeiende uit artikel 71 van de CAO, als op de aanspraken, voortvloeiende uit de RUZ;
verklaart voor recht dat een uitkering krachtens de ene regeling niet in mindering kan worden gebracht op of kan worden verrekend met een uitkering krachtens de andere regeling;
veroordeelt TNT om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan ABVAKABO te voldoen de somma van € 250,-, in verband met door ABVAKABO gemaakte buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt TNT in de kosten van het geding en begroot de tot aan deze uit-spraak aan de zijde van ABVAKABO gevallen kosten in eerste aanleg op € 273,- aan verschotten en € 360,- aan salaris voor de gemachtigde en in hoger beroep in het principaal beroep op € 332,57 aan verschotten en € 894,- aan salaris voor de procureur en in het incidenteel beroep op € 447,- aan salaris voor de procureur;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs Fokker, Knottnerus en Wefers Bettink en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2006.