
Jurisprudentie
AZ2258
Datum uitspraak2006-11-09
Datum gepubliceerd2006-11-15
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200607648/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2006-11-15
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200607648/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 24 december 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar (hierna: het college) aan de Wassenaarsche Bouw Stichting vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het verbouwen van 46 over drie blokken verdeelde woningen, het verbouwen van één woning tot vier bergingen/fietsenstalling, het bouwen van drie centrale trappenhuizen met liftinstallatie alsmede het bouwen van een derde bouwlaag bestaande uit 18 woningen op het perceel Hillenaarslaan 2 tot en met 48a te Wassenaar.
Uitspraak
200607648/2.
Datum uitspraak: 9 november 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 06/7097 en 06/7098 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 21 september 2006 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 december 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar (hierna: het college) aan de Wassenaarsche Bouw Stichting vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het verbouwen van 46 over drie blokken verdeelde woningen, het verbouwen van één woning tot vier bergingen/fietsenstalling, het bouwen van drie centrale trappenhuizen met liftinstallatie alsmede het bouwen van een derde bouwlaag bestaande uit 18 woningen op het perceel Hillenaarslaan 2 tot en met 48a te Wassenaar.
Bij besluit van 8 maart 2005 heeft het college het door verzoekers daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 juni 2005 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter) het door verzoekers daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 juni 2006, no. 200506294/1, heeft de Afdeling het door verzoekers daartegen ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 juni 2005 vernietigd, het door verzoekers bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 8 maart 2005 vernietigd.
Bij besluit verzonden op 16 augustus 2006 heeft het college de bezwaren van verzoekers wederom ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 september 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter het door verzoekers daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 17 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op 19 oktober 2006, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 november 2006, waar verzoekers in persoon, vergezeld van J. van der Spek, architect, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J. Waleboer, zijn verschenen. Voorts is de Wassenaarsche Bouw Stichting, als belanghebbende, vertegenwoordigd door A.P.M. Hofmeester, gemachtigde, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ter zitting is gebleken dat het vergunde bouwplan nagenoeg is gerealiseerd. Behoudens schilderwerk en het aanbrengen van balkons hebben de resterende werkzaamheden nog slechts betrekking op het interieur van de gebouwen. De oplevering van de woningen is gepland in de periode januari tot en met maart 2007.
Verzoekers beogen met hun verzoek te bereiken dat een bouwstop wordt opgelegd totdat op het hoger beroep is beslist. Als de woningen worden afgebouwd en vervolgens worden verhuurd achten zij - anders dan naar zij stellen thans nog het geval is - afbraak van met name de derde bouwlaag geen realistische optie meer.
2.3. Bij uitspraak van 28 juni 2006, inzake no. 200506294/1, AB 2006, 236, heeft de Afdeling het besluit op bezwaar van 8 maart 2005 vernietigd omdat de in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening genoemde lijst van door gedeputeerde staten aangegeven categorieën van gevallen niet volgens de in de Provinciewet voorgeschreven wijze was bekendgemaakt en derhalve het college niet bevoegd was voor het bouwplan vrijstelling ingevolge dat artikel te verlenen. Vaststaat dat zodanige bekendmaking inmiddels heeft plaatsgevonden. In hetgeen verzoekers hebben aangevoerd zijn geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat het college niettemin ten tijde van het op 16 augustus 2006 verzonden besluit niet bevoegd was voor het bouwplan vrijstelling ingevolge dat artikel te verlenen.
2.4. Bij uitspraak van 18 augustus 2005, inzake no. 200506294/2 heeft de Voorzitter een eerder verzoek om voorlopige voorziening van verzoekers ten aanzien van hetzelfde bouwplan afgewezen. Daarbij heeft de Voorzitter in aanmerking genomen dat de aan het project ten grondslag gelegde ruimtelijke onderbouwing voldoende is en dat onvoldoende grond bestaat voor het oordeel dat de aan de Wassenaarsche Bouw Stichting verstrekte subsidies en de door haar aangegane leningen moeten worden aangemerkt als selectieve staatssteun zonder welke het bouwplan niet zou kunnen worden gerealiseerd. Verder heeft de Voorzitter daarbij overwogen dat de toename van de parkeerdruk en het verlies aan privacy en lichtinval tengevolge van het bouwplan niet onaanvaardbaar zijn en dat het college zijn welstandsoordeel heeft mogen baseren op het advies welstandscommissie van 2 oktober 2003. In hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht bestaat geen aanleiding daarover thans anders te oordelen. Daarbij neemt de Voorzitter mede in aanmerking dat ook thans geen deskundigenrapporten voorliggen waaruit blijkt dat de bij de beslissing op bezwaar gehandhaafde standpunten van het college ter zake van welstand en schaduwwerking tengevolge van het bouwplan, onjuist zijn. Niet aannemelijk is gemaakt dat het college daarbij ten onrechte niet is uitgegaan van een afstand van het bouwplan tot de woning van Molegraaf van 13 m. Blijkens de bouwtekeningen bedraagt die afstand 21 m.
2.5. Het voorgaande in aanmerking genomen bestaat geen grond voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling en de bouwvergunning niet mochten worden verleend. Gelet hierop en op de betrokken belangen bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Willems
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2006
412