Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ2256

Datum uitspraak2006-11-09
Datum gepubliceerd2006-11-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200606431/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 22 december 2005 heeft de gemeenteraad van Lingewaard het bestemmingsplan "Buitengebied Gendt, herziening perceel Dries 25" vastgesteld.


Uitspraak

200606431/2. Datum uitspraak: 9 november 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoekers], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 22 december 2005 heeft de gemeenteraad van Lingewaard het bestemmingsplan "Buitengebied Gendt, herziening perceel Dries 25" vastgesteld. Bij besluit van 11 juli 2006, kenmerk 2006-002527 heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan. Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 29 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 31 augustus 2006, beroep ingesteld. Bij brief van 29 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 31 augustus 2006, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 oktober 2006, waar verzoekers in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door P.G.A.L. Evers, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar als partij gehoord de gemeenteraad van Lingewaard, vertegenwoordigd door R.L. Noppen en B. Jansen, ambtenaar respectievelijk wethouder van de gemeente. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft. 2.3.    Het plan maakt onder meer het gebruik van het perceel Dries 25 (verder: het perceel) en enkele daarop aanwezige bouwwerken ten behoeve van kleinschalig kamperen mogelijk. 2.4.    Verzoekers stellen dat het toestaan van kleinschalig kamperen op het perceel in strijd is met provinciaal en gemeentelijk beleid. Voorts stellen zij dat het agrarisch gebruik van de naast het perceel gelegen gronden in de weg staat aan het gebruik van het perceel ten behoeve van kleinschalig kamperen. In verband hiermee stellen verzoekers dat een spuitzone van tenminste 50 meter dient te worden gehanteerd. Verzoekers vrezen voorts een aantasting van hun woon- en leefklimaat door het plan. Zij beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen. 2.5.    Ter zitting is komen vast te staan dat op het perceel reeds bebouwing aanwezig is en dat het plan geen uitbreiding van de bebouwing op het perceel mogelijk maakt. Gelet hierop voorziet het plan enkel in een wijziging van het gebruik van het perceel. Ten aanzien van de door verzoekers gestelde strijd van het gebruik van het perceel ten behoeve van een kleinschalige camping met het gemeentelijk en provinciaal beleid en het agrarisch gebruik van het naastgelegen perceel, alsmede de door verzoekers gestelde aantasting van hun woon- en leefklimaat overweegt de Voorzitter dat het gebruik van het perceel en de daarop aanwezige bebouwing als zodanig geen blijvende onomkeerbare gevolgen meebrengt. Voorts stelt de Voorzitter vast dat uit artikel 7, eerste lid, in samenhang met artikel 1, onder 20b, van de planvoorschriften volgt dat het gebruik van het perceel ten behoeve van kamperen uitsluitend is toegestaan van 15 maart tot en met 31 oktober. 2.6.    Het vorenstaande voert tot het oordeel dat van onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening vereist geen sprake is. Het verzoek daartoe dient derhalve te worden afgewezen. 2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat. w.g. Oosting       w.g. Taal Voorzitter     ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2006 325-481.