Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ2254

Datum uitspraak2006-11-09
Datum gepubliceerd2006-11-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200602776/3
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij uitspraak van 6 juli 2006, in zaak no. 200602776/2, heeft de Voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van verweerder van 7 februari 2006 geschorst. De uitspraak is aangehecht.


Uitspraak

200602776/3. Datum uitspraak: 9 november 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van: de gemeenteraad van Westvoorne, verzoeker, om opheffing of wijziging (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht) van de bij uitspraak van 6 juli 2006, in zaak no. 200602776/2, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen: 1.    [partij sub 1], wonend te [woonplaats], 2.    [partijen sub 2], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerder. 1.    Procesverloop Bij uitspraak van 6 juli 2006, in zaak no. 200602776/2, heeft de Voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van verweerder van 7 februari 2006 geschorst. De uitspraak is aangehecht. Bij brief van 2 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op 3 oktober 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht deze voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 oktober 2006, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.J. Breeman, advocaat te Rotterdam, en [partij sub 1] in persoon en [partijen sub 2], vertegenwoordigd door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. J.C. Wassens, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft. 2.3.    Het bestemmingsplan "Raadhuislaan/Dwarsweg" (verder: het plan) maakt de nieuwbouw van woon- en zorgcentrum de Swinshoek op de locatie Raadhuislaan/Dwarsweg mogelijk. Het betreft een woon- en zorgcentrum met zorgappartementen in de sociale huursector, woningen in de sociale en middendure huur- en koopsector en zorgunits met de bijbehorende ruimten voor zorg- en commerciële dienstverlening. 2.4.    In zijn uitspraak van 6 juli 2006 heeft de Voorzitter onder meer het volgende overwogen: "Naar de in het plangebied voorkomende dier- en plantensoorten is door Grontmij een zogenoemde natuurtoets uitgevoerd, bestaande uit veld- en bronnenonderzoek. Uit het door Grontmij opgestelde rapport "Natuurtoets Raadhuislaan/Dwarsweg" blijkt dat via het Natuurloket een overzicht is opgevraagd van beschikbare gegevens voor het kilometerhok waarin het plangebied is gelegen. Omdat volgens het rapport het natuurgebied De Waal is gelegen in hetzelfde kilometerhok en de voornoemde gegevens derhalve geen goed beeld geven van de in het plangebied voorkomende soorten is op 19 november 2004 een veldbezoek aan het plangebied gebracht. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting blijft bij de Voorzitter onduidelijkheid bestaan over de volledigheid van de uitgevoerde natuurtoets en meer specifiek over de vraag of de mogelijk in het plangebied voorkomende natuurwaarden voldoende zijn onderzocht, nu het veldonderzoek is beperkt tot een veldbezoek in november. Bij de voorbereiding van het plan heeft de gemeenteraad een onderzoek naar de verkeersbewegingen uit laten voeren. Dit betreft het onderzoek "Verkeerskundige toets Nieuwe Swinshoek, Rockanje", gedateerd 12 mei 2005. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat de toename van de verkeersbewegingen als gevolg van het voorziene zorgcentrum beperkt is. Naar het oordeel van de Voorzitter blijkt uit het voornoemde verkeersonderzoek onvoldoende welke uitgangspunten zijn gehanteerd bij de bepaling van de huidige verkeersintensiteit en bij de bepaling van de verkeersintensiteit na verwezenlijking van het voorziene zorgcentrum en of in dit kader rekening is gehouden met de autonome groei van het verkeer. Gelet op het vorenstaande is de Voorzitter van oordeel dat beoordeling van de vragen of voldoende onderzoek naar de natuurwaarden is verricht en welke uitgangspunten zijn gehanteerd bij de bepaling van de verkeersintensiteiten nader onderzoek vergt, waartoe de voorlopige voorzieningprocedure zich niet leent. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter ter voorkoming van onomkeerbare ontwikkelingen aanleiding het bestreden besluit bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen." 2.5.    In het verzoek om opheffing van de voorlopige voorziening voert verzoeker aan dat uit de uitgevoerde natuurtoets, de toelichting daarop van Grontmij en de actualisatie daarvan blijkt dat de gevolgen van het plan voor de natuurwaarden voldoende zijn onderzocht en dat het plan geen ernstige aantasting van natuurwaarden inhoudt. Voorts blijkt volgens verzoeker uit een nadere toelichting op het eerder uitgevoerde verkeersonderzoek dat ook de verkeersgevolgen van het plan voldoende zijn onderzocht. Volgens verzoeker brengt het plan geen ernstige verkeers- of parkeerhinder mee. Het belang van opheffing van de schorsing is er volgens verzoeker in gelegen dat de bouw van het woon-/zorgcentrum een aanvang kan nemen voor 1 januari 2007, omdat de subsidieverlening ten behoeve van de oprichting van het centrum na die datum onzeker wordt. 2.6.    In het rapport "Verklaring natuurtoets Raadhuislaan/Dwarsweg", opgesteld door Grontmij en gedateerd 2 augustus 2006 staat dat op basis van literatuurstudie en met gebruikmaking van verschillende bronnen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de provincie Zuid-Holland een beeld is verkregen van de mogelijk aanwezige natuurwaarden in het plangebied. Voorts is met het brengen van een veldbezoek bepaald of het plangebied geschikt is voor beschermde flora- en faunasoorten. Bij de beoordeling van de geschiktheid van het plangebied zijn de verschillende kenmerken van het gebied betrokken. In het rapport "Actualisatie natuurtoets Raadhuislaan/Dwarsweg", opgesteld door Grontmij en gedateerd 30 augustus 2006 staat dat aanvullend veldbezoek heeft plaatsgevonden op 27 juli 2006. In dit rapport wordt geconcludeerd dat het plan geen onaanvaardbare aantasting van de eventueel aanwezige natuurwaarden inhoudt.    De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak heeft op 13 juli 2006 een deskundigenbericht uitgebracht (verder: het deskundigenbericht). In het deskundigenbericht staat dat door de combinatie van literatuuronderzoek, herhaald locatiebezoek en expert-judgement een betrouwbaar beeld kan worden gegeven van de natuurwaarden in het plangebied.    De Voorzitter ziet, mede gelet op het deskundigenbericht, in hetgeen verzoekers hebben aangevoerd geen reden om aan de uitgangspunten of conclusies van bovengenoemde rapporten te twijfelen. 2.7.    Verzoeker wijst op het rapport "Verkeerskundige toets "Nieuwe Swinshoek" Rockanje - aanvulling notitie verkeerskundige toets", opgesteld door Akertech en gedateerd augustus 2006. Met betrekking tot de berekende verkeersintensiteiten ten gevolge van het plan staat in het rapport dat is uitgegaan van algemeen gehanteerde kencijfers en vuistregels, waarbij rekening is gehouden met het bij een woon-/zorgcentrum behorende autogebruik en verplaatsingsgedrag. De Voorzitter acht niet aannemelijk gemaakt dat deze uitgangspunten en berekeningen onjuist zijn. In het rapport staat verder dat het effect van de autonome groei op de wegen die relevant zijn voor het plangebied zeer beperkt is, omdat op de omliggende straten voornamelijk herkomst- en bestemmingsverkeer aanwezig is. De locatie is volgens dit rapport ook geheel uitontwikkeld. In relatie tot de wegcapaciteit van de desbetreffende wegen leidt de autonome groei niet tot problemen met de verkeersafwikkeling. Volgens het rapport hebben de desbetreffende wegvakken voorts ruim voldoende overcapaciteit om de extra verkeersbewegingen ten gevolge van het plan te verwerken. In het deskundigenbericht staat dat de restcapaciteit op de wegen zodanig groot is dat, naast de toename als gevolg van het plan, ook een forse autonome groei en zelfs enige pieken als gevolg van strand- en recreatief verkeer zonder meer verwerkt kunnen worden.    In het rapport staat voorts dat de verkeersbewegingen ten gevolge van het strandverkeer geen relatie hebben met de te verwachten verkeersbewegingen als gevolg van de ontwikkeling van het woon-/zorgcentrum. In het deskundigenrapport staat dat, wanneer het te bouwen complex in zijn eigen parkeerbehoefte kan voorzien, de verwezenlijking van het plan weinig toe- of afdoet aan de eventuele parkeerdrukte op drukke stranddagen.    Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat het plan tot ernstige verkeers- of parkeerhinder zal leiden. 2.8.    Met betrekking tot de bezwaren inzake de bebouwingsschaal van het voorziene woon-/zorgcentrum overweegt de Voorzitter dat niet aannemelijk is geworden dat de afwijking in schaal en hoogte van de voorziene bebouwing ten opzichte van de bestaande bebouwing zodanig is dat verweerder om deze reden niet in redelijkheid met het plan heeft kunnen instemmen. Ook acht de Voorzitter niet aannemelijk dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat de voorziene bebouwing een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden inhoudt. 2.9.    Wat betreft de stelling van verzoekers in het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in zaak no 200602776/2 dat de afstand van het voorziene woon-/zorgcentrum tot de begraafplaats te klein is, overweegt de Voorzitter dat hij gelet op het verhandelde ter zitting aannemelijk acht dat deze begraafplaats zeer extensief wordt gebruikt. In de plantoelichting staat onder meer dat het woon-/zorgcentrum niet op de begraafplaats zal worden georiënteerd en dat tussen het plangebied en de begraafplaats een sloot en een haag zijn gelegen die behouden blijven. De Voorzitter heeft gelet op het vorenstaande niet de verwachting dat de Afdeling het standpunt van verweerder met betrekking tot de gehanteerde afstand van het woon-/zorgcentrum tot de begraafplaats onredelijk zal oordelen. 2.10.    Voor zover verzoekers in het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in zaak no 200602776/2 hebben gesteld dat andere locaties meer geschikt zijn voor de vestiging van een woon-/zorgcentrum overweegt de Voorzitter dat de onderhavige procedure betrekking heeft op het bestreden besluit dat ziet op het voorliggende plan. Derhalve kunnen alternatieven in beginsel eerst aan de orde komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan ziet. Naar het oordeel van de Voorzitter heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet. 2.11.    Gelet op overwegingen 2.6. en 2.7. acht de Voorzitter de in de uitspraak van de Voorzitter in zaak no 200602776/2 geuite twijfels met betrekking tot de natuurtoets en het verkeersonderzoek voldoende weggenomen. Voorts is, gelet op hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, ook overigens niet gebleken van andere redenen om de getroffen voorziening te laten voortduren.    Gelet op het voorgaande alsmede gelet op het voldoende aannemelijk gemaakte belang van verzoeker bij spoedige inwerkingtreding van het plan ziet de Voorzitter geen aanleiding de schorsing van het goedkeuringsbesluit te laten voortduren. Hij wijst derhalve het verzoek om opheffing van de voorlopige voorziening toe. De getroffen voorlopige voorziening dient derhalve te worden opgeheven. 2.12.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: heft de voorlopige voorziening, getroffen bij uitspraak van de Voorzitter van 6 juli 2006, in zaak no. 200602776/2, op. Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat. w.g. Oosting    w.g. Taal Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2006 325-481.