
Jurisprudentie
AZ2098
Datum uitspraak2006-11-10
Datum gepubliceerd2006-11-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/3774 WSF
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/3774 WSF
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking en terugvordering studiefinanciering. Niet ingeschreven voor voltijdse of duale opleiding. Vordering wegens onterecht bezit studenten OV -jaarkaart.
Uitspraak
05/3774 WSF
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2005, kenmerk 04/1282 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna IB-Groep)
Datum uitspraak: 10 november 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2006. Appellant is in persoon verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. drs. E.H.A. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
Naar aanleiding van een inschrijvingscontrole, waarbij was gebleken dat appellant in het studiejaar 2002/2003 niet stond ingeschreven voor een voltijdse of duale opleiding, maar voor een deeltijdopleiding, heeft de IB-Groep bij besluit van
26 september 2003 (Bericht studiefinanciering 2003, nr. 2) het besluit tot toekenning van studiefinanciering per
1 februari 2003 herzien en bepaald dat appellant de ten onrechte ontvangen studiefinanciering dient terug te betalen. Tevens is een vordering wegens onterecht bezit van een OV-studentenkaart opgelegd.
Bij besluit van 21 mei 2004 heeft de IB-Groep het bezwaar van appellant tegen het besluit van 26 september 2003 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van 21 mei 2004 bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
In zijn beroepschrift in hoger beroep heeft appellant verwezen naar zijn bij de rechtbank ingediende beroepschrift, waarin weer wordt verwezen naar zijn bezwaarschrift.
Het hoger beroep treft geen doel. Appellant stond nu eenmaal ingeschreven als deeltijdstudent. Zijn inschrijving is ook niet achteraf gewijzigd in een inschrijving als voltijdstudent. Hij had dus geen recht op studiefinanciering. De IB-Groep was bevoegd met toepassing van artikel 7, eerste lid, onder c, van de Wet studiefinanciering 2000 de oorspronkelijke toekenningsbeschikking te herzien. Er is geen enkele reden waarom de IB-Groep niet ten volle van die herzieningsbevoegdheid gebruik had mogen maken.
Uit het vorenstaande volgt de dat aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 november 2006.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.H.A. Uri.