
Jurisprudentie
AZ2094
Datum uitspraak2006-11-10
Datum gepubliceerd2006-11-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/4231 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/4231 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering.
Uitspraak
04/4231 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank `s-Gravenhage van 24 juni 2004, 03/5296 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 november 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.M.T. van Diepen, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift en een nader arbeidskundig rapport ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2006. Voor appellant is verschenen mr. Van Diepen, voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. de Graaff.
II. OVERWEGINGEN
Onder verwijzing naar de aangevallen uitspraak voor een uitgebreidere weergave van de feiten en omstandigheden die in dit geding van belang zijn, volstaat de Raad met het volgende.
Evenals in beroep ligt thans in hoger beroep ter beantwoording de vraag voor of het Uwv bij besluit van 3 november 2003, waarbij hij (opnieuw) heeft gehandhaafd zijn besluit van 14 november 2001, terecht en op goede gronden de aan appellant toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die voordien laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%, heeft herzien en met ingang van 13 januari 2002 nader heeft vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45-55%.
De Raad beantwoordt voormelde vraag net als de rechtbank bij de aangevallen uitspraak bevestigend. De Raad kan de ter zake door de rechtbank gehanteerde overwegingen geheel onderschrijven en maakt deze tot de zijne.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt derhalve bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht een proceskostenveroordeling uit te spreken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 november 2006.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.H.A. Uri.