
Jurisprudentie
AZ2072
Datum uitspraak2006-10-18
Datum gepubliceerd2006-11-14
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers376-H-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-14
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers376-H-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
Hoofdverblijf en inschrijving in het GBA van een kind zijn verschillende zaken. Co-ouderschap. Kind als woonachtig bij vader geregistreerd.
Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 18 oktober 2006
Rekestnummer. : 376-H-06
Rekestnr. rechtbank : 05-6763
[verzoekster],
wonende thans te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. H.J.A. Knijff,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. T.G. Brown Knip.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de raad voor de kinderbescherming,
vestiging Den Haag,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 22 maart 2006 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te ’s-Gravenhage van 23 december 2005.
De vader heeft op 17 augustus 2006 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 27 april, op 15 september en op 25 september 2006 aanvullende stukken ingekomen.
De raad heeft het hof bij brief van 4 augustus 2006 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 27 september 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. S. van Gestel en de vader, bijgestaan door zijn procureur. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadslieden van partijen onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
Ter terechtzitting heeft de advocaat van de moeder met instemming van de (procureur van de) vader een brief overgelegd d.d. 26 september 2006 van drs. [x], met als bijlage het derde concept-kinderconvenant dat nog niet was ondertekend.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De moeder heeft bij faxbericht van 25 september 2006 haar beroepschrift van 22 maart 2006 gewijzigd, en verzoekt thans om bij beschikking te bepalen dat:
- de minderjarige [kind], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], hierna [kind], het hoofdverblijf bij haar heeft en op haar adres zal worden ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie (hierna GBA);
- zolang de moeder de maandagen werkt er een zorgregeling geldt zoals omschreven in artikel 2.1 eerste alinea van het kinderconvenant van drs. [x], met dien verstande dat voor de lange periode dat [kind] bij de vrouw verblijft (zaterdagochtend tot woensdagochtend) de maandagmiddag de ouders of de zus van de vrouw [kind] opvangen;
- zodra de moeder de maandagen vrij is, de zorgregeling geldt zoals omschreven in artikel 2.1 eerste alinea van het kinderconvenant, waarbij [kind] iedere maandagmiddag na school bij de moeder zal zijn;
- de geldende schoolvakanties bij helfte worden gedeeld.
De vader heeft haar gewijzigd beroepschrift ter terechtzitting bestreden.
2. De moeder stelt dat partijen co-ouderschap zijn overeengekomen en dat alleen nog in geschil is wie [kind] de maandagmiddag na school opvangt tot 19.00 uur en bij welke ouder [kind] kan worden ingeschreven. De moeder wil dat [kind] de maandagmiddagen, althans in ieder geval de maandagmiddagen tijdens de zogenaamde lange periode, wanneer [kind] van zaterdagochtend tot woensdagochtend bij haar is, onder haar hoede zal zijn. De verhouding tussen partijen is nog precair. De moeder vindt het niet verstandig dat als [kind] bij haar is, hij tussentijds, de maandagmiddag tot 19.00 uur, bij de vader is. Het ritme bij haar thuis wordt dan onderbroken en de moeder is bang dat dit tot conflicten leidt. De ouders of de zus van de moeder kunnen op de betreffende middag oppassen. Zodra de moeder de maandagen vrij heeft kan zij [kind] zelf opvangen.
Wat de GBA inschrijving betreft stelt de moeder dat zij financieel knel zit, geen recht op partneralimentatie heeft en in de particuliere sector een woning moet huren. Zolang [kind] niet op haar adres staat ingeschreven, komt de moeder niet in aanmerking voor een urgentieverklaring, een gesubsidieerde woning, kinderbijslag en extra heffingskortingen. Zodra [kind] bij haar is ingeschreven, ontstaat er meer draagkracht bij de moeder waardoor zij minder kan gaan werken en dus de maandagen [kind] kan opvangen.
3. De vader heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het gewijzigde verzoek van de moeder. Hij stelt voor wat betreft de maandagmiddagen dat partijen hebben afgesproken dat, als een van beide ouders [kind] niet in zijn of haar reguliere tijd kan opvangen, als eerste de andere ouder benaderd zal worden en als die niet in staat is [kind] op te vangen, er voor andere oppas gezorgd zal worden. De vader meent dan ook dat [kind] op de maandagmiddagen bij hem moet zijn als de moeder [kind] niet uit school kan halen.
Voor wat betreft de inschrijving van [kind] op het adres van de moeder stelt de vader dat, om in aanmerking te komen voor kinderbijslag en heffingskortingen, de inschrijving van het kind bij de moeder niet nodig is. Partijen kunnen ook afspraken maken over wie de kinderbijslag of de heffingskorting ontvangt. Voor wat betreft de urgentieverklaring brengt de vader naar voren dat het in het belang van [kind] is dat hij ingeschreven staat bij de vader. Consequentie hiervan is dat de vader zal dienen als eerste aanspreekpunt voor officiële instanties. Mocht de moeder het eerste aanspreekpunt worden door inschrijving van [kind] bij haar dan vreest de vader dat hij niet op de hoogte wordt gesteld van alle informatie omtrent [kind], omdat de moeder moeilijk communiceert, vergeetachtig is en soms dingen niet goed begrijpt. Daarnaast meent de vader dat [kind] niet gebruikt mag worden voor het verkrijgen van goedkopere woonruimte voor de moeder. De vader stelt dan ook dat het verzoek van de moeder moet worden afgewezen, behalve het verzoek omtrent de schoolvakanties, daarmee kan hij zich verenigen.
4. Het hof oordeelt als volgt. Nu partijen – blijkens het ter terechtzitting overgelegde derde concept-kinderconvenant – een volstrekt gelijkwaardig co-ouderschap zijn overeengekomen waarbij het hoofdverblijf van [kind] afwisselend bij de moeder en de vader is, ziet het hof geen aanleiding om te bepalen dat het hoofdverblijf van [kind] bij één van de ouders zal zijn. Evenmin is er aanleiding om verandering te brengen in de inschrijving in de GBA van [kind] bij de vader. Gelet hierop en nu de rechtbank een beslissing heeft genomen omtrent het hoofdverblijf van [kind] en niet omtrent de inschrijving in de GBA, zal het hof de bestreden beschikking omtrent het hoofdverblijf vernietigen en bepalen dat [kind] zal worden ingeschreven in de GBA op het adres van de vader. Het verzoek van de moeder hieromtrent zal derhalve worden afgewezen.
5. Voor wat betreft de maandagmiddag overweegt het hof als volgt. Het komt het hof niet onaannemelijk voor dat het ritme van [kind] bij de moeder thuis wordt onderbroken als hij tijdens de lange periode die hij bij de moeder verblijft (zaterdagochtend tot woensdagochtend) op maandagmiddag door zijn vader van school wordt opgehaald en bij hem verblijft tot 19.00 uur om vervolgens, tot woensdagochtend, weer bij de moeder te verblijven. Het hof zal dan ook bepalen dat, met ingang van heden tot het begin van het schooljaar 2007/2008, [kind] zijn hoofdverblijf op de maandagmiddag in voornoemde lange periode bij de moeder zal hebben, ook als dit betekent dat de moeder op die middag van oppas gebruik zal moeten maken. Het verzoek van de moeder zal derhalve worden toegewezen, evenals het verzoek van de moeder waarin zij vraagt om te bepalen dat zodra de moeder de maandagen vrij is, de zorgregeling geldt zoals omschreven in artikel 2.1 eerste alinea van het kinderconvenant, waarbij iedere maandagmiddag na school [kind] bij de moeder zal zijn.
Het verzoek met betrekking tot de schoolvakanties kan als niet weersproken worden toegewezen.
6. Gelet op het feit dat partijen hieromtrent bij mevrouw [x] geen afspraken hebben gemaakt, doch zich ter zitting in het navolgende konden vinden en het hof dit in het belang van [kind] acht, zal het hof verstaan dat de ouder die [kind] uit school haalt (in de zin van: daarna ook bij die ouder verblijft) de verantwoordelijkheid heeft over [kind] op diezelfde dag vanaf 9.00 uur, hetgeen met name van belang is op dagen dat de school geen opvang biedt.
7. Bovenstaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover die de gewone verblijfplaats van [kind] bij de vader betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat [kind] zal worden ingeschreven in de GBA op het adres van de vader;
bepaalt met ingang van heden tot het begin van het schooljaar 2007/2008, dat [kind] zijn hoofdverblijf op de maandagmiddag in de lange periode (van zaterdagochtend tot woensdagochtend) bij de moeder zal hebben;
bepaalt dat, zodra de moeder de maandagen vrij is, de zorgregeling geldt zoals omschreven in artikel 2.1 eerste alinea van het derde concept-kinderconvenant, waarbij iedere maandagmiddag na school [kind] bij de moeder zal zijn;
bepaalt dat de geldende schoolvakanties bij helfte worden gedeeld;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verstaat dat de ouder die [kind] uit school haalt de verantwoordelijkheid heeft over [kind] op diezelfde dag vanaf 9.00 uur;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Reinking, Van Leuven en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2006.