
Jurisprudentie
AZ1947
Datum uitspraak2006-09-14
Datum gepubliceerd2006-11-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2006/775
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2006/775
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank heeft de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] tussentijds beëindigd, omdat [appellant] is tekortgeschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende sollicitatieplicht. [..]
Het hof is van oordeel dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in zijn sollicitatieverplichting, nu hij in hoger beroep niet aannemelijk heeft gemaakt dat wegens arbeidsongeschiktheid geen sollicitatie-inspanningen van hem verlangd mogen worden. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de psychische beperkingen waarop [appellant] zich beroept, weliswaar niet onaannemelijk voorkomen, maar dat hem toch verweten moet worden dat hij daarvoor sinds 1996 geen professionele hulp heeft gezocht en geen concrete acties heeft ondernomen om zijn psychische klachten te (laten) verhelpen en zich daardoor beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt. [..]
Uitspraak
14 september 2006
eerste civiele kamer
rekestnummer 2006/775
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
procureur: mr. J.A.C. van Etten.
1 Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnis van de rechtbank te Arnhem van 1 maart 2005 is ten aanzien van appellant (hierna te noemen: [appellant]) de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken. Hierbij is tot rechter-commissaris benoemd mr. J.A. Verspui en tot bewindvoerder S. Berktas.
1.2 Bij vonnis van de rechtbank te Arnhem van 3 augustus 2006 is de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] beëindigd. In het faillissement, waarin [appellant] van rechtswege zal komen te verkeren met ingang van de datum dat dit vonnis in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, is tot rechter-commissaris benoemd mr. J.A. Verspui en tot curator S. Berktas.
1.3 Het hof verwijst naar laatstgenoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 11 augustus 2006 per fax en op 14 augustus 2006 per gewone post ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 3 augustus 2006.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van de bij het verzoekschrift behorende stukken, van de brief met bijlagen van 25 augustus 2006 van de bewindvoerder, alsmede van de brief met bijlagen van 30 augustus 2006 van de procureur.
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 september 2006, waarbij [appellant] is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn procureur. Voorts is verschenen de bewindvoerder voornoemd.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 De rechtbank heeft de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] tussentijds beëindigd, omdat [appellant] is tekortgeschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende sollicitatieplicht.
3.2 [appellant] kan zich met het vonnis van de rechtbank niet verenigen. Volgens [appellant] wordt de conclusie dat hij volledig arbeidsgeschikt is, niet gedragen door de overwegingen in het rapport van de Hulpverlening Gelderland Midden (hierna te noemen: HGM), opgesteld door de arts [A.]. Volgens [appellant] is hij op basis van zijn verklaring aan [A.] dat hij in staat en bereid is te werken, volledig arbeidsgeschikt verklaard door de HGM, in plaats van op basis van een objectief onderzoek door [A.]. Ter zitting heeft [appellant] verklaard dat hij op psychische gronden niet in staat is om te werken. Toen hij nog maar net in Nederland was, heeft hij voor zijn psychische problemen medicijnen gekregen, maar hij is daarmee gestopt wegens vervelende bijwerkingen van de medicatie. Nadien heeft [appellant] zich niet meer voor zijn psychische klachten laten behandelen. [appellant] is van mening dat de rechtbank enkel op basis van het rapport van de HGM heeft beslist dat [appellant] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn sollicitatieverplichting en ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. Met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden voert [appellant] in hoger beroep aan dat hij een moeilijk leven heeft. Hij heeft geestelijke klachten, waardoor hij niet in staat is te werken. Hij is erkend als politiek vluchteling en is in zijn thuisland Iran gemarteld. [appellant] verwijst hierbij naar de inhoud van het rapport van Amnesty International uit 1996.
3.3 Het hof is van oordeel dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in zijn sollicitatieverplichting, nu hij in hoger beroep niet aannemelijk heeft gemaakt dat wegens arbeidsongeschiktheid geen sollicitatie-inspanningen van hem verlangd mogen worden. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de psychische beperkingen waarop [appellant] zich beroept, weliswaar niet onaannemelijk voorkomen, maar dat hem toch verweten moet worden dat hij daarvoor sinds 1996 geen professionele hulp heeft gezocht en geen concrete acties heeft ondernomen om zijn psychische klachten te (laten) verhelpen en zich daardoor beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt. Het verweer van [appellant] dat het rapport van HGM, waarin hij door de arts [A.] volledig arbeidsgeschikt is verklaard, niet zorgvuldig tot stand is gekomen en niet tot de juiste conclusie komt, doet aan het vorenstaande niet of onvoldoende af en geeft het hof evenmin aanleiding om naar de psychische gesteldheid van [appellant] een nader onderzoek te laten instellen.
3.4 Alles overziende is het hof van oordeel dat het hoger beroep faalt. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het verzoek desondanks zou moeten worden toegewezen is onvoldoende gebleken. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
4 De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 3 augustus 2006.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van der Kwaak, Mannoury en Spek en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 september 2006.