
Jurisprudentie
AZ1923
Datum uitspraak2006-10-11
Datum gepubliceerd2006-11-10
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/372 WVG
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-10
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/372 WVG
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwijzing aangevraagde woonvoorziening. Therapeutische voorzieningen vallen niet onder het bereik van de WVG.
Uitspraak
P R O C E S - V E R B A A L
van de mondelinge uitspraak op 11 oktober 2006
CENTRALE RAAD VAN BEROEP
enkelvoudige kamer
Zitting heeft: M.I. ’t Hooft, lid van de enkelvoudige kamer
griffier: R.L. Rijnen
1e Zaak, reg.nr: 05/372, inzake:
[appellante], appellante in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 22 december 2004, 04/2314 (hierna: aangevallen uitspraak),
en
het dagelijks bestuur van Intergemeentelijke sociale dienst De Rijnstreek, gevestigd te Lijmuiden (hierna: ISD)
__________________________________________________________________________________
Appellante is ter zitting niet verschenen. ISD is verschenen bij gemachtigde
mr. W.S. Schouten.
De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van ISD van 16 april 2004 (hierna: bestreden besluit), inhoudende de afwijzing van de door appellante aangevraagde woonvoorziening in het kader van de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) in de vorm van een financiële tegemoetkoming voor een bad en aanpassing van de schuur, ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe onder meer het volgende overwogen (waarbij ISD is aangeduid als verweerder):
“ Ten aanzien van het beoogde aanbrengen van een ligbad moet worden vastgesteld dat dit niet dient ter opheffing van lichamelijke beperkingen. Het bad is bedoeld voor ontspanning en is daarom uit therapeutisch oogpunt gewenst. Dat valt echter, gezien de vaste rechtspraak, niet onder het bereik van de WVG. Ten aanzien van het aanpassen van de schuur geldt hetzelfde. In feite is de beoogde functie gelijk aan die van een uitraaskamer. Voor de inrichting daarvan is door verweerder een tegemoetkoming gegeven. Een tweede soortgelijke voorziening, ook al is die therapeutisch wenselijk, komt dan niet voor vergoeding in aanmerking. Verweerder heeft op goede gronden besloten de gevraagde voorzieningen op grond van de WVG te weigeren”.
De Raad onderschrijft de overwegingen in de aangevallen uitspraak en in het bestreden besluit en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De Raad beslist daarom als volgt:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
__________________________________________________________________________________
Waarvan proces-verbaal.
Utrecht, 11 oktober 2006
De plv. griffier. Het lid van de enkelvoudige kamer.
R.L. Rijnen M.I. ’t Hooft
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de Centrale Raad van Beroep.