
Jurisprudentie
AZ1906
Datum uitspraak2006-08-08
Datum gepubliceerd2006-11-10
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC200500125-RO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-10
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC200500125-RO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Na het einde van het dienstverband constateert TMI (wg) dat haar ex-werknemer [X.], die de functie van hoofd administratie bekleedde en in die hoedanigheid belast en verantwoordelijk was voor de gehele boelhouding, en de bank-, loon- en kasadministratie tijdens zijn dienstbetrekking bij haar gefraudeerd had. Partijen verschillen van mening over de daardoor ontstane schade. TMI heeft [X.] gedagvaard en van hem een schadevergoeding gevorderd. De kantonrechter heeft deze vordering gedeeltelijk toegewezen.
Het hof heeft ter beantwoording van de vraag welke bedrag terzake van schadevergoeding kan worden toegewezen aan partijen een aantal bewijsopdrachten verstrekt.
Uitspraak
C0500125/RO
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
achtste kamer, van 8 augustus 2006,
gewezen in de zaak van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant bij exploot van dagvaarding van 5 januari 2005 en herstelexploot van 12 januari 2005,
procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann,
tegen:
B.V. TEGELSCHE METAALWAREN INDUSTRIE T.M.I.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde bij gemelde exploten,
procureur: mr. T.W.H.M. Weller,
op het hoger beroep van het door de rechtbank Roermond, sector kanton, locatie Venlo gewezen vonnis van 6 oktober 2004 tussen appellant - [X.] - als gedaagde en geïntimeerde - TMI - als eiseres.
Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 128726CV EXPL 042053)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 4 augustus 2004.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [X.] zes grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot afwijzing van de vorderingen van TMI.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft TMI de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. In hoger beroep staat onder meer het volgende vast.
4.1.1. In de periode van 1 augustus 1985 tot 1 februari 2004 is [X.] op basis van een arbeidsovereenkomst bij TMI in dienst geweest. [X.] heeft bij TMI laatstelijk de functie van hoofd administratie bekleed en hij was in die hoedanigheid belast en verantwoordelijk voor de gehele boekhouding en de bank-, loon-, en kasadministratie.
4.1.2. Na 1 februari 2004 heeft TMI geconstateerd dat [X.] gedurende zijn dienstverband bij TMI meerdere malen in de periode van 2001 tot en met 2004 onterecht bedragen van de bankrekening van TMI naar zijn privé-rekening heeft gestort voor tenminste € 25.000,--. Partijen hebben omtrent de terugbetaling daarvan overeenkomsten gesloten op 25 en 27 februari 2004 en [X.] heeft TMI ter uitvoering daarvan € 25.000,-- betaald. De overeenkomst van 25 februari 2004 houdt onder meer in: “Dat TMI B.V. zich het recht voorbehoud bedragen van [X.] te vorderen, indien mocht blijken dat er meer onrechtmatigheden door hem gepleegd zijn die momenteel nog niet aan het licht zijn gekomen.”
4.1.3. Vervolgens heeft TMI haar accountant de heer [A.] van [Z.] Accountants & Belastingadviseurs (hierna: [Z.]) opdracht gegeven de loon- en kasadministratie van TMI vanaf 1996 te controleren.
4.1.4. Volgens TMI is uit deze controle van nieuwe malversaties van [X.] gebleken. Partijen verschillen van mening over de omvang van de daardoor ontstane schade.
4.2. TMI heeft [X.] gedagvaard voor de kantonrechter te Venlo en van hem, kort gezegd, een schadevergoeding gevorderd van € 25.084,70 (het in het petitum van de dagvaarding genoemde bedrag van € 28.084,70 berust, zoals door TMI in hoger beroep is toegelicht, op een verschrijving), vermeerderd met rente, buitengerechtelijke kosten en accountantskosten. TMI heeft de schadevergoeding gebaseerd op het onderzoek van haar accountant [Z.].
4.2.1. [X.] heeft de vorderingen bestreden.
4.2.2. Bij vonnis van 6 oktober 2004 heeft de kantonrechter de vorderingen gedeeltelijk toegewezen.
4.3. De grieven komen erop neer dat de kantonrechter de vorderingen ten onrechte gedeeltelijk heeft toegewezen.
4.4. Grief I voegt daar aan toe dat de kantonrechter in het beroepen vonnis ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake is geweest van een zorgvuldig onderzoek.
4.4.1. In de toelichting op deze grief heeft [X.] het volgende betoogd.
[Z.] heeft geen zorgvuldig onderzoek verricht. [Z.] heeft zich op een zeer eenzijdige wijze door de loon- en kasadministratie geworsteld zonder [X.] (en/of een door [X.] in te schakelen deskundige) in de gelegenheid te stellen om haar bij het onderzoek bij te staan. Hierbij heeft [Z.] gezocht naar boekhoudkundige onregelmatigheden, die zij in de schoenen van [X.] heeft geschoven. In dit rapport staan dan ook de nodige fouten. Het is voorts opmerkelijk dat [Z.] veelvuldig andere bedragen vermeldt. In ieder geval heeft er geen objectief en onafhankelijk onderzoek plaatsgevonden. Pas achteraf is [X.] geconfronteerd met de conclusies van [Z.]. De vragen waarop [X.] geen antwoord wist, zijn direct negatief (zowel door [Z.] als de kantonrechter) voor [X.] uitgelegd. [X.] is van mening dat er een objectief onafhankelijk onderzoek moet komen door een door het hof te benoemen deskundige.
4.4.2. TMI heeft deze stellingname van [X.] bestreden.
4.4.3. Het hof oordeelt als volgt.
Tussen partijen staat vast dat [Z.] in opdracht van TMI zelfstandig een onderzoek heeft uitgevoerd naar de loon- en kasadministratie van TMI.
Voorts staat vast dat [Z.] aan [X.] in diverse gesprekken heeft gevraagd een verklaring te geven voor de door haar geconstateerde onvolkomenheden in de loon- en kasadministratie van TMI.
Het hof heeft geen reden om aan te nemen dat het onderzoek onzorgvuldig was. De betekenis, in de zin van bewijs, van het onderzoek staat daar verder los van en dient door de rechter zelfstandig onderzocht te worden (bij de verschillende posten).
4.4.4. TMI heeft de stelling van [X.] bestreden dat in het deskundigenrapport van [Z.] de nodige foutieve aannames zijn opgenomen en dat daarin onjuiste bedragen staan vermeld. Het had in dit stadium van het geding daarom op de weg van [X.] gelegen om deze stelling nader feitelijk en concreet te onderbouwen. Nu hij dit heeft nagelaten, gaat het hof aan deze stelling als onvoldoende onderbouwd voorbij. Het hof zal op het rapport van [Z.] hieronder nader ingaan. Grief I faalt.
4.5. Grief II houdt in dat de kantonrechter de vorderingen van TMI, zoals geformuleerd in r.o. 3.1.a en b van het beroepen vonnis, ten onrechte heeft toegewezen.
4.5.1. Deze vorderingen van TMI strekken ertoe [X.] te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag van:
€ 2.168,-- (zijnde € 2.601,79 inclusief werkgeverslasten) terzake van brutoloon;
€ 2.354,14 terzake van nettoloon.
4.5.2. In de toelichting op deze grief verwijst [X.] allereerst naar hetgeen hij tegen deze vorderingen (bij brief van 22 april 2004) buiten rechte heeft aangevoerd.
In voormelde brief van 22 april 2004 heeft [X.] betwist dat hem te veel loon is uitbetaald. Hij heeft daartoe het volgende betoogd. Zijn aanvangsloon was bij de overname fl. 5.241,-- bruto per maand. Omdat in januari en februari 1996 te weinig loon was uitbetaald is dat in april en mei 1996 gecorrigeerd. Vervolgens hebben kleine salaris- en CAO-verhogingen plaatsgevonden. In 1998 heeft een functiewaardering plaatsgehad, waarbij zijn salaris is bepaald op fl. 5.507,-- bruto per maand. De daaropvolgende verhogingen zijn CAO-verhogingen en in 2001 is de overhevelingstoeslag gecompenseerd.
4.5.3. Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.
TMI heeft voormelde vorderingen gebaseerd op het rapport en het overzicht van [Z.], die zij in eerste aanleg als producties in het geding heeft gebracht (prod. 1, inl. dagv. en bijl. 1, notitie).
Het hof constateert dat de accountant in vermeld rapport is uitgegaan van dezelfde bedragen als de door [X.] in de brief van 22 april 2004 genoemde bedragen terzake van loon, overhevelingstoeslag, salaris- en CAO-verhogingen, zodat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien waarom de door TMI gevorderde bedragen terzake van bruto- en nettoloon niet juist zouden zijn.
4.5.4. In aanvulling op het door [X.] buiten rechte gevoerde verweer heeft hij in de procedure de stelling geponeerd dat de loonberekeningen door TMI achteraf kunnen zijn gewijzigd. Deze stelling is door TMI bestreden. Gelet op deze betwisting, had het op de weg van [X.] gelegen zijn algemene betoog – mede in het licht van de controle door de accountant, die in zijn rapport geen melding heeft gemaakt van een dergelijke wijziging - nader toe te lichten bijvoorbeeld door aan te geven wat hij in die periode daadwerkelijk ontvangen heeft. Aangezien hij dit heeft nagelaten, passeert het hof dit verweer eveneens.
4.5.5. Het gegeven dat [X.], zoals hij in de procedure heeft aangevoerd, mogelijkerwijs fouten heeft gemaakt bij het invoeren van de maandelijkse afrekening, kan hem evenmin baten. Tegenover de vaststelling van de accountant dat soortgelijke fouten niet voorkomen in de salarisafrekening van andere werknemers, waarvoor geen goede verklaring is gegeven, is het standpunt van [X.] onvoldoende overtuigend en moet van de opzet van [X.] worden uitgegaan. Het hof betrekt hierbij mede het gegeven dat is gebleken dat [X.] dergelijke malversaties jegens zijn werkgever tot een bedrag van € 25.000,-- op een ander moment niet heeft geschuwd.
De omstandigheid dat [B.] het loon heeft overgemaakt, maakt dit niet anders. Grief II faalt derhalve.
4.6. Grief III komt erop neer dat de kantonrechter ten onrechte de vordering van TMI, zoals weergegeven in r.o. 3.2. van het beroepen vonnis, integraal heeft toegewezen.
4.6.1. Deze vordering bestaat uit de navolgende posten:
opbrengst afval (€ 784,59);
voorschot nettoloon (€ 13.412,99);
drankenautomaat (€ 1.103,51).
opbrengst afval
4.7.1. TMI heeft de aan deze vordering ten grondslag gelegde stelling dat [X.] uit de kas van TMI terzake van afvalopbrengst een bedrag van € 784,59 heeft verduisterd, althans zich ten onrechte opzettelijk heeft toegeëigend onderbouwd met het rapport en de bevindingen van [Z.].
4.7.2. [X.] heeft betwist dat hij enig bedrag aan afvalopbrengst heeft verduisterd, althans zich opzettelijk heeft toegeëigend.
4.7.3. Het hof stelt voorop dat overeenkomstig de hoofdregel van art. 150 Rv de bewijslast voor de stelling, dat [X.] een bedrag ad € 784,59 terzake van afvalopbrengst uit de kas van TMI heeft verduisterd, althans zich opzettelijk heeft toegeëigend, op TMI rust.
4.7.4. Het hof constateert dat:
uit het rapport van bevindingen van [Z.] blijkt dat op basis van een factuur van TMI in 1996 een bedrag ad fl. 4.110,--
(€ 1.865,04) aan afvalopbrengst door TMI ontvangen zou moeten zijn, terwijl in de boekhouding maar een bedrag van
fl. 3.110,-- (€ 1.411,26) is opgenomen. Er is derhalve een tekort van fl. 1.000,-- (€ 453,78).
uit de financiële verslagen van TMI blijkt dat eveneens in 1996 aan afvalopbrengsten fl. 21.710,70 (€ 9.851,89) ontvangen zou moeten zijn, terwijl uit de boekhouding een bedrag ad fl. 20.981,70 (€ 9.521,08) blijkt. Dit is een verschil van fl. 729,--
(€ 330,81).
4.7.5. Ten aanzien van beide gevallen heeft [X.] aangevoerd dat ook mevr. [C.] de kasadministratie voerde. Dit is door TMI op blz. 21 van de memorie van antwoord niet (meer) bestreden, maar zij stelt dat [X.] verantwoordelijk is als hoofd administratie.
Het hof acht echter de enkele verantwoordelijkheid in dit geval onvoldoende om de aansprakelijkheid van [X.] daarop te baseren.
4.7.6. Ten aanzien van het onder (i) genoemde geval heeft [X.] voorts gesteld dat [B.] (de directeur van TMI) het bedrag in ontvangst nam en dat hij van Schoenmakers een factuur ad (€ het hof leest) fl. 3.110,-- heeft ontvangen en ingeboekt.
Het hof is ten aanzien van de onder i genoemde post van oordeel dat TMI de originele factuur ad fl. 4.110,-- in het geding dient te brengen. Iedere verdere beslissing terzake zal worden aangehouden.
4.7.7. Het onder ii genoemde geval heeft [X.] voorts ontkend bij gebrek aan wetenschap.
Ten aanzien van het onder ii bedoelde bedrag geldt, dat uit het verslag van [Z.] blijkt dat het bedrag van fl. 729,-- is samengesteld uit een tekort (via kas ten opzichte van de opbrengst volgens de financiële verslagen) van fl. 1.000,-- in november 1996 en een teveel (via kas, ten opzichte van de opbrengst volgens de financiële verslagen) van fl. 271,-- in juli 1996 (prod. 2 bij inl. dagvaarding, ongenummerde pag. 1 en 2).
Nu TMI ten aanzien van deze afvalopbrengsten niets naders heeft gesteld over daaraan ten grondslag liggende stukken, acht het hof haar stellingen terzake onvoldoende onderbouwd.
b. voorschot nettoloon (€ 13.412,99)
4.8.1. TMI heeft aan deze vordering onder meer het volgende ten grondslag gelegd.
[X.] stelde voor werknemers correcte loonstroken op en overhandigde deze aan de werknemers. Kopieën van de loonstroken bevinden zich bij TMI in de klapper. De werknemers hebben het nettoloon dat is vermeld op deze loonstrook van TMI (via de bank) ontvangen. De aan de werknemers van TMI verstrekte loonstroken komen echter niet steeds overeen met de loonstroken van TMI in de financiële en loonadministratie. Indien deze loonstroken worden uitgeprint blijkt dat hierop onterecht hogere lonen zijn vermeld dan die feitelijk aan de werknemers zijn uitbetaald, doordat het aantal overuren en/of ploegentoeslag op deze “interne” loonstroken door [X.] is verhoogd. Het verschil tussen beide loonstroken is door [X.] gecorrigeerd door een netto kasopname ten gunste van zichzelf. Door [Z.] is in haar rapport van bevindingen een totaaloverzicht opgesteld, waaruit blijkt dat [X.] uit de kas van TMI een bedrag ad € 13.412,99 heeft verduisterd, althans zich ten onrechte heeft toegeëigend. Om de accountantskosten te beperken heeft TMI niet alle afzonderlijke posten laten uitwerken.
4.8.2. [X.] heeft betwist dat hij uit de kas een bedrag van € 13.412,99 heeft verduisterd, althans zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. Volgens [X.] zijn de loonberekeningen later gewijzigd. Het kwam voor dat loonstroken later werden gewijzigd, omdat er niet genoeg overuren waren uitbetaald. De overuren of de ploegentoeslag zijn later gecorrigeerd. [X.] sluit de mogelijkheid niet uit dat oude ongewijzigde loonstroken in de klapper “loonstroken” zijn blijven zitten. Bij de uitbetalingsverschillen ten opzichte van de loonstroken is rekening gehouden met de uitbetaalde voorschotten. Deze zijn hiermee verrekend.
[X.] betwist dat de kasbonnen van respectievelijk 4 augustus 2000 en 19 oktober 2000 (bijlage 10) door hem zijn gewijzigd.
Voorts wijst [X.] op het feit dat van de uitbetaalde voorschotten telkens kasbonnen zijn gemaakt. [X.] vraagt zich af waar deze kasbonnen zijn gebleven. Het ligt op de weg van TMI om deze kasbonnen te tonen, aldus [X.].
4.8.3. Het hof stelt voorop dat overeenkomstig de hoofdregel van art. 150 Rv de bewijslast voor de stelling, dat [X.] uit de kas van TMI een bedrag ad € 13.412,99 terzake van voorschot nettolonen heeft verduisterd, althans zich ten onrechte heeft toegeëigend, op TMI rust.
4.8.4. Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.
Het rapport van [Z.] noemt totaalbedragen terzake “netto loon voorschot”-fraude per jaar.
De door TMI in eerste aanleg bij haar notitie overgelegde stukken betreffen voorbeelden van deze fraude in het jaar 2000. De volgens TMI hiermee bewezen fraude beloopt echter een hoger totaal bedrag dan door [Z.] wordt aangenomen voor dit jaar.
Het hof is, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door [X.] van oordeel dat TMI dient te worden belast met bewijslevering terzake.
Dit bewijs zal - gelet op de tegenstrijdigheden tussen het rapport van [Z.] waar TMI naar verwijst en de door haar overgelegde stukken - mogelijk deels dienen te worden geleverd door een deskundigenonderzoek van de administratie van TMI, deels door een verhoor van getuigen (zoals degenen die de netto bedragen zouden hebben ontvangen).
TMI wordt in de gelegenheid gesteld zich voorafgaand aan een eventueel getuigenverhoor over die bewijslevering uit te laten. Daartoe zal een comparitie worden gelast.
Nu TMI aanvankelijk heeft aangegeven van een uitgebreide onderbouwing door de accountant af te zien in verband met de daarmee gemoeide kosten wordt partijen in overweging gegeven te bezien of, mede gelet op dit kostenaspect, (een gedeelte van) deze zaak zich thans leent voor een minnelijke regeling.
c. drankenautomaat (€ 1.103,51)
4.9.1. TMI heeft aan deze vordering het volgende ten grondslag gelegd.
Door accountant [Z.] is de ingekochte hoeveelheid drank afgezet tegen de geboekte opbrengsten en de daadwerkelijke voorraad. [Z.] heeft geconstateerd dat hieruit een tekort voortvloeit.
Tijdens de bespreking op 8 maart 2004 van de eerste opstelling van de schade van TMI heeft [X.] in het bijzijn van de heer [B.] en [D.] erkend dat hij in de periode van 1996 tot 2004 geld uit de drankenautomaat in eigen zak heeft gestoken. Daarnaast beweert [X.] dat ook andere werknemers geld uit de drankenautomaat hebben gestolen. Bij gebrek aan bewijs is TMI van mening dat [X.] 40% van het geconstateerde tekort dient terug te betalen, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 1.103,51.
4.9.2. [X.] heeft gemotiveerd betwist dat hij:
voormelde opbrengst heeft verduisterd danwel zich opzettelijk heeft toegeëigend;
zou hebben bekend danwel erkend dat hij de bewuste opbrengst heeft meegenomen.
4.9.3. Het hof overweegt als volgt.
Gelet op deze gemotiveerde betwisting door [X.] ligt het ingevolge de hoofdregel van art. 150 Rv op de weg van TMI om de aan haar vordering ten grondslag gelegde stelling, dat [X.] een bedrag van € 1.103,51 uit de drankenautomaat van TMI heeft verduisterd danwel zich opzettelijk en wederrechtelijk heeft toegeëigend, te bewijzen. Het hof zal TMI conform haar bewijsaanbod toelaten tot het leveren van het hierbedoelde bewijs van haar stelling. Het hof merkt in dat verband op dat het bewijs van deze stel-ling (mede) kan worden bewezen door voormelde erkenning door [X.] van de gestelde verduistering, althans de wederrechtelijke toeëigening tijdens de bespreking van 8 maart 2004.
4.10. Grief IV komt erop neer dat de kantonrechter in het beroepen vonnis ten onrechte de vordering terzake van de accountantskosten ad € 9.538,15 heeft toegewezen.
4.10.1. TMI heeft aan deze vordering, kort gezegd, ten grondslag gelegd dat zij de accountantskosten door de handelwijze van [X.] heeft moeten maken. Uit de door haar overgelegde gespecificeerde declaratie blijkt dat deze kosten tot en met juli 2004 een bedrag ad € 9.538,15 bedragen (notities, bijdrage 11).
4.10.2. [X.] heeft allereerst verwezen naar hetgeen hij buiten rechte (brief van 22 april 2004) en in eerste aanleg tegen deze vordering heeft aangevoerd. In aanvulling hierop heeft hij bij memorie van grieven het navolgende opgemerkt.
[Z.] heeft vanaf 1996 de jaarrekening van TMI opgesteld. Zij heeft voor het overige niets gecontroleerd. De accountant kwam 1 dag per jaar. TMI heeft de situatie aangegrepen om thans alles op kosten van [X.] te laten controleren. Dit is in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
De declaratie van [Z.] is uiterst ondoorzichtig. Er staan in de specificatie onduidelijke omschrijvingen als “lening John”. Deze activiteit heeft betrekking op een door één van de eigenaren (te weten [D.]) afgesloten lening. [X.] heeft hier niets mee van doen. Daar komt bij dat de declaratie buiten proportie is.
4.10.3. Het hof overweegt als volgt.
Voorzover [X.] (in de toelichting op de grief) verwijst naar hetgeen hij buiten rechte, bij brief van 22 april 2004 en in eerste aanleg heeft aangevoerd met betrekking tot de onderhavige vordering, merkt het hof op dat hij noch in voormelde brief noch in eerste aanleg verweer heeft gevoerd tegen de accountantskosten. Deze verwijzing kan [X.] daarom niet baten.
4.10.4. [X.] gaat er ten onrechte aan voorbij dat de kosten van de accountant kunnen worden aangemerkt als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in art. 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW. Voorzover deze kosten redelijk zijn, komen deze kosten derhalve als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking.
In dat verband is vereist dat, in de gegeven omstandigheden, de kosten redelijk zijn en de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren om schadevergoeding te verkrijgen.
Partijen verschillen van mening of de door de accountant verrichte werkzaamheden ten aanzien van de op de declaratie voorkomende post “lening [X.]” betrekking heeft op John [X.].
Het hof zal TMI conform haar specifieke bewijsaanbod (mva, pag. 24) toelaten te bewijzen dat de omschrijving “lening [X.]” betrekking heeft op [X.].
4.11. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5. De uitspraak
Het hof:
laat [X.] toe tot het leveren van tegenbewijs zoals hiervoor onder 4.7.5. is overwogen;
laat TMI toe te bewijzen dat:
[X.] terzake “netto loon voorschot” een bedrag van € 13.412,99 heeft verduisterd;
[X.] een bedrag van € 1.103,51 uit de drankenautomaat van TMI heeft verduisterd danwel zich opzettelijk en wederrechtelijk heeft toegeëigend;
de op de declaratie van de accountant voorkomende omschrijving “lening [X.]” betrekking heeft op [X.];
bepaalt, voor het geval partijen of één van hen bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. Slootweg als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 22 augustus 2006 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n) op werkdagen in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de procureur van [X.] bij zijn opgave op genoemde rolzitting een fotokopie van het procesdossier zal overleggen;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde rolzitting dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
verstaat dat partijen tevoren overleg plegen over het aantal en de persoon van de getuigen dat tegen deze datum zal worden opgeroepen en de volgorde waarin de getuigen zullen worden voorgebracht;
bepaalt dat de procureurs tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zullen opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koster-Vaags, Grapperhaus en Slootweg en uitgesproken door de rolraadsheer ter open-bare terechtzitting van dit hof op 8 augustus 2006.