Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ1879

Datum uitspraak2006-10-10
Datum gepubliceerd2006-11-09
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR200600764
Statusgepubliceerd


Indicatie

Onenigheid tussen twee groepen van kinderen over de persoon van de bewindvoerder en mentor met betrekking tot hun moeder. Gelet op onderling wantrouwen tussen de kinderen wordt een buitenstaander tot bewindvoerder benoemd, ondanks de andersluidende wens van moeder. De wens van moeder wordt wel gevolgd ten aanzien van de persoon van de mentor, nu het in het belang van moeder is dat tot mentor wordt benoemd een persoon die dicht bij moeder staat en waarin moeder het volste vertrouwen heeft. Bovendien lijkt betrokkene op de steun van de meeste kinderen te kunnen rekenen.


Uitspraak

BL 10 oktober 2006 Rekestenkamer Rekestnummer R200600764 GERECHTSHOF ’S-HERTOGENBOSCH Beschikking In de zaak in hoger beroep van: [Appellante sub 1], wonende te [woonplaats], [Appellant sub 2], wonende te [woonplaats], [Appellante sub 3], wonende te [woonplaats], [Appellante sub 4], wonende te [woonplaats], [Appellante sub 5], wonende te [woonplaats], [Appellant sub 6], wonende te [woonplaats], appellanten, procureur: mr. C.M. van Beers, t e g e n [Geintimeerde], wonende te [woonplaats], geïntimeerde, procureur: mr. M. van Tessel. 1. Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie ’s-Hertogenbosch van 15 mei 2006, waarvan de inhoud bij partijen bekend is. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 30 juni 2006, hebben appellanten verzocht voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voornoemde beschikking te vernietigen voor wat betreft de benoeming van geïntimeerde tot bewindvoerder en mentor en primair te bepalen dat tot bewindvoerder wordt benoemd appellant sub 6 en dat tot mentor wordt benoemd appellant sub 2, althans subsidiair te bepalen dat tot mentor en bewindvoerder wordt benoemd appellant sub 2, althans meer subsidiair te bepalen dat tot mentor wordt benoemd één van de appellanten sub 3 tot en met 5. 2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 1 augustus 2006, heeft geïntimeerde verzocht voornoemde beschikking te bekrachtigen. 2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 september 2006. Bij die gelegenheid zijn gehoord: - appellanten sub 1 tot en met 6, bijgestaan door mr. C.M. van Beers; - geïntimeerde, bijgestaan door mr. M. van Tessel; - [A.], hierna belanghebbende sub 1; - [B.], hierna belanghebbende sub 2. 2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van: - de producties, overgelegd bij het beroepschrift en het verweerschrift; - het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 14 maart 2006; - de brief met bijlagen van de advocaat van geïntimeerde d.d. 25 augustus 2006; - de brief met bijlagen van de advocaat van appellanten d.d. 25 augustus 2006. 3. De gronden van het hoger beroep Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift. 4. De beoordeling 4.1. Appellanten sub 2 tot en met 6, geïntimeerde en belanghebbenden sub 1 en 2 zijn de acht kinderen van appellante sub1 (hierna ook te noemen: moeder). Moeder is ten gevolge van haar geestelijke en/of lichamelijke toestand niet meer in staat ten volle haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter op verzoek van geïntimeerde een bewind ingesteld over alle goederen die moeder als rechthebbende toebehoren en een mentorschap ingesteld ter behartiging van de niet-vermogensrechtelijke belangen van moeder. Daarbij heeft de kantonrechter geïntimeerde benoemd tot bewindvoerder en tot mentor. 4.2. In hoger beroep is niet meer in geschil de instelling van een bewind over alle goederen van moeder en van een mentorschap. Het geschil is thans beperkt tot de persoon van de bewindvoerder en van de mentor. In eerste aanleg heeft geïntimeerde een machtiging d.d. 28 december 2005 van moeder overgelegd, waarin zij aangeeft geïntimeerde benoemd te willen zien tot bewindvoerder en mentor. In eerste aanleg is echter ook een door moeder ondertekende brief aan haar kinderen d.d. 10 januari 2006 overgelegd, waarin zij appellant sub 2 aanwijst als haar wettelijk vertegenwoordiger en appellant sub 6 als degene die onder zijn supervisie haar boekhouding doet. 4.3. De kantonrechter heeft het volgende overwogen. Moeder heeft aangegeven dat zij thans wenst dat haar oudste zoon (appellant sub 2) benoemd wordt tot bewindvoerder en mentor met als argument dat het in haar cultuur (Indonesische achtergrond) de gewoonte is dat de oudste zoon de zorgtaken van de ouders overneemt. Uit het verhoor van moeder blijkt dat zij steeds terugvalt op de cultureel bepaalde taak van de oudste zoon terwijl zij onvoldoende besef toont wie de laatste jaren haar financiën verzorgd heeft. Moeder is zich bewust van de ruzie die tussen de kinderen is ontstaan. Vader en moeder hebben in ieder geval sinds 1994, toen er bij moeder nog geen sprake was van Alzheimer, hun financiën laten behartigen door geïntimeerde en moeder heeft deze situatie gehandhaafd na het overlijden van haar echtgenoot, beiden kenden destijds kennelijk geen waarde toe aan de cultureel bepaalde positie van de oudste zoon. De kantonrechter kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat moeder thans de zaken niet meer overziet en zich onvoldoende rekenschap kan geven wie de laatste jaren haar financiën geregeld heeft, klem zittend tussen haar ruziënde kinderen grijpt zij zich thans vast aan cultureel bepaalde tradities. Het komt de kantonrechter gerade voor diegene die taak/taken toe te vertrouwen die moeder zelf, toen zij nog geen Alzheimer had, gedurende een reeks van jaren het vertrouwen heeft geschonken, te weten geïntimeerde. De vrees van de overige kinderen voor weinig inzicht in de financiën van moeder en de vrees voor het niet voeren van een correct financieel beleid wordt door de instelling van een bewind weggenomen aangezien de bewindvoerder periodiek rekening en verantwoording aan de kantonrechter dient af te leggen. 4.4. In hoger beroep stellen appellanten dat geïntimeerde ten onrechte als bewindvoerder en mentor is aangesteld. Moeder is nog steeds van mening dat de situatie zoals die voor de procedure in eerste aanleg was, goed geregeld was. Appellant sub 2 was haar eerste aanspreekpunt en contactpersoon tussen het verzorgend personeel en de rest van de familie. Appellant sub 6 verzorgde haar financiën. Appellanten vinden het onbegrijpelijk dat de kantonrechter geïntimeerde tot bewindvoerder en mentor heeft benoemd, omdat dit in het geheel niet strookt met moeders wens de oudste zoon te benoemen. Niet alleen tijdens de procedure in eerste aanleg heeft zij zich hiertegen verzet, maar ook na het bekend worden van de beschikking van de kantonrechter heeft zij het verzorgend personeel, een aantal familieleden en haar advocaat duidelijk te kennen gegeven zich met de beslissing niet te kunnen verenigen. Appellanten stellen dat moeder wel degelijk beseft wie de laatste jaren haar financiën verzorgd heeft. Vader heeft tot 1994 zelf de financiën gedaan. Geïntimeerde heeft dit na het overlijden van vader in 1994 overgenomen. Belanghebbende sub 1 heeft de financiën vanaf 1995 tot 2005 verzorgd. Toen er begin 2005 bij moeder vraagtekens ontstonden over de wijze waarop belanghebbende sub 1 haar financiën behartigde heeft zij in juni 2005 appellant sub 6 aangewezen om de zaken vanaf dat moment te gaan behartigen. Moeder is tevreden over de wijze waarop appellant sub 6 haar financiën verzorgde en het liefst zou zij zien dat hij hier in de toekomst mee doorgaat. Mocht deze wens niet ingewilligd kunnen worden, dan zou zij het liefst zien dat appellant sub 2 de taak van appellant sub 6 overneemt. Hoewel moeder op leeftijd is en er inderdaad sprake is van een gespannen sfeer tussen haar kinderen, is zij voldoende in staat om aan te geven wat haar wensen zijn en waar haar voorkeur naar uitgaat. Moeder heeft haar advocaat op een rustige en heldere wijze te kennen gegeven dat zij geen draagvlak voelt voor een samenwerking met geïntimeerde. Ook vertelde zij dat ze al enige tijd geen contact meer heeft gehad met belanghebbenden sub 1 en 2. Aangezien moeder zich in een afhankelijke positie ten opzichte van haar bewindvoerder en haar mentor bevindt, is er thans sprake van een onwerkbare situatie. Geïntimeerde misbruikt volgens appellanten zijn huidige positie als bewindvoerder en mentor, hetgeen niet in het belang van moeder geacht kan worden. Zo heeft geïntimeerde in zijn hoedanigheid als mentor appellant sub 6 de toegang tot zijn moeder voorlopig verboden. Dit tot groot verdriet van moeder die het geïntimeerde zeer kwalijk neemt dat er op deze wijze ten onrechte kinderen en kleinkinderen bij haar weg worden gehouden. Ook over de financiën zijn de spanningen inmiddels hoog opgelopen. Op verzoek van moeder heeft appellant sub 6, zowel voor als na de benoeming van geïntimeerde als bewindvoeder, gelden van haar rekening opgenomen en deze gelden veilig gesteld. 4.5. Geïntimeerde stelt zich op het standpunt dat moeder helemaal niet in staat is te beseffen wie haar financiën beheert en wie het daar wel of niet mee eens is. Behalve de klachten aangaande dementie/Alzheimer lijdt moeder ook aan een gespleten persoonlijkheid. Moeder is buitengewoon beïnvloedbaar en tekent in feite alles dat één van haar kinderen haar voorhoudt. Met betrekking tot de financiën merkt geïntimeerde op dat hij na 1994 door is gegaan met het verzorgen van de administratie, dit werk werd alleen intensiever waardoor belanghebbende sub 1 de dagelijkse administratie voor haar rekening heeft genomen onder de supervisie van geïntimeerde. Alles met volledige instemming van moeder. De vraagtekens die begin 2005 bij moeder met betrekking tot haar financiën waren ontstaan zijn door geïntimeerde en belanghebbende sub 1 duidelijk en met stukken onderbouwd opgehelderd. Alhoewel moeder geen problemen (meer) bleek te hebben met het feit dat belanghebbende sub 1 onder supervisie van geïntimeerde haar administratie bijhield en financiën regelde, heeft appellant sub 6 zich de administratie toegeëigend. Geïntimeerde heeft zijn vraagtekens bij het door appellant sub 6 gevoerde financiële beleid. Van een onwerkbare situatie is geheel geen sprake. Als geïntimeerde bij zijn moeder is, is zij – afhankelijk van hoe lang geleden appellanten sub 2 tot en met 6 bij haar zijn geweest – direct of na enige tijd blij met zijn bezoek en geeft hem antwoord op vragen over de financiën, de verzorging en dergelijke. Ook na de uitspraak heeft geïntimeerde een gewoon contact met zijn moeder, evenals belanghebbenden sub 1 en 2. Geïntimeerde heeft de kinderen en kleinkinderen niet bij moeder weggehouden, hij heeft uitsluitend appellant sub 6 de toegang verboden en dat is alleen een tijdelijke maatregel. Een maatregel die uitsluitend in het belang van moeder genomen is. Het na de uitspraak door appellant sub 6 ‘veilig gestelde’ geld staat niet op een rekening van moeder, terwijl moeder van deze onttrekking niets blijkt te weten. Zij heeft hier beslist niet expliciet om gevraagd. 4.6. Het hof heeft ter zitting aangegeven dat het verstandig lijkt onderscheid te maken tussen de persoon van de bewindvoerder en de persoon van de mentor. Tussen de familie is er over en weer wantrouwen over de wijze waarop de verschillende familieleden in het verleden de financiën van moeder hebben verzorgd en ontbreekt het vertrouwen dienaangaande voor de toekomst. Het hof acht het dan ook in het belang van alle familieleden een neutrale derde, buiten de familie, als bewindvoerder aan te wijzen. Het mentorschap daarentegen is weggelegd voor een vertrouwenspersoon van moeder, daar deze persoon in zijn hoedanigheid als mentor toe moet zien op de persoonlijke belangen van moeder. Het hof is voornemens de mentor binnen de familie te zoeken. Moeder heeft daarin een belangrijke stem. De mentor moet daarnaast een breed draagvlak binnen de familie hebben en op een professionele wijze in staat zijn de gehele familie op de hoogte te houden van zaken omtrent moeder. 4.6.1. Ter zitting hebben appellanten verklaard dat het de primaire voorkeur is van moeder om eenzelfde persoon als bewindvoerder en mentor te hebben. Appellanten hebben niettemin ter zitting hun verzoek aldus gewijzigd dat zij thans primair verzoeken een neutrale onafhankelijke derde tot bewindvoerder te benoemen, en wel de heer [C.], van assurantiekantoor [E.] in [vestigingsplaats], die in het verleden goed werk heeft verricht met betrekking tot de financiën van moeder. Moeder heeft vertrouwen in de heer [C.]. Desgevraagd heeft moeder ter zitting echter haar standpunt gehandhaafd dat appellant sub 2 de bewindvoering op zich moet nemen. 4.6.2. Ter zitting heeft geïntimeerde verklaard dat hij reeds in eerste aanleg een voorstel heeft gedaan tot benoeming van een neutrale derde tot bewindvoerder, hij heeft de heer [F.] als beroepsbewindvoerder genoemd. Het probleem ligt echter in de kosten die zijn verbonden aan een externe bewindvoerder. De financiële belangen van moeder zijn te verwaarlozen. De bewindvoering heeft met name betrekking op het aanvragen van bepaalde uitkeringen en subsidies. Geïntimeerde kan alleen instemmen met bewindvoering door een derde als ook het mentorschap door een neutrale derde uitgevoerd gaat worden. De heer [C.] is in de ogen van geïntimeerde geen acceptabele kandidaat, daar er in het verleden problemen zijn geweest met de heer [C.]. Zowel geïntimeerde als belanghebbenden sub 1 en 2 hebben geen vertrouwen in de heer [C.] als bewindvoerder. 4.7. Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, oordeelt het hof als volgt. Artikel 1:435 lid 3 BW bepaalt dat de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende volgt, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Dergelijke gegronde redenen zijn in dit geval aanwezig. Gebleken is immers dat er tussen de kinderen onderling een ernstige tweespalt is ontstaan. Benoeming van appellant sub 2 tot bewindvoerder is dan ook niet in het belang van moeder te achten. De kinderen hebben ter zitting aangegeven en ter zitting is het hof ook gebleken, dat een verandering van de situatie ten goede op korte termijn niet te voorzien valt. Diverse familieleden zijn in het verleden met de financiën van moeder bezig geweest en telkens is er onenigheid geweest over het te voeren beleid. Tussen twee groepen van kinderen bestaat een diepgeworteld wantrouwen. Het is niet in het belang van moeder dat er tussen de kinderen ruzie ontstaat over de wijze waarop haar financiën worden behartigd. Het hof zal om die redenen afwijken van het bepaalde in artikel 1:435 lid 3 BW en de hierna vermelde onafhankelijke derde tot bewindvoerder benoemen. Het hof heeft zich ervan vergewist dat het hierna vermelde kantoor bereid is het bewindvoerderschap te aanvaarden. 4.8. Het hof acht het, vanwege de specifieke taak van de mentor, in het belang van moeder dat tot mentor wordt benoemd een persoon die dicht bij moeder staat en waar moeder het volste vertrouwen in heeft. Appellant sub 2 geniet het vertrouwen van moeder. Het hof acht appellant sub 2 geschikt om de taak van mentor op zich te nemen, daar hij voldoende gemotiveerd heeft aangegeven dat hij ook in zijn professionele leven te maken heeft met het begeleiden van mensen. Ook lijkt hij op de steun van de meeste kinderen van moeder te kunnen rekenen. Appellant sub 2 heeft zich ter zitting bereid verklaard het mentorschap op zich te nemen. Voorts heeft hij ter zitting aangegeven zich te zullen onthouden van gedragingen die problemen opleveren voor de andere kinderen en daarmee ook niet in het belang van moeder te achten zijn. Het hof zal dan ook appellant sub 2 tot mentor benoemen. 4.9. Het hof hecht eraan op te merken dat de wijziging in de persoon van de bewindvoerder en de mentor geen enkel oordeel inhouden over de wijze waarop geïntimeerde in de afgelopen periode beide functies heeft vervuld. In tegendeel, uit de opstelling van geïntimeerde blijkt dat hij beide functies met volle inzet heeft verricht. 5. De beslissing Het hof: vernietigt de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie ’s-Hertogenbosch van 15 mei 2006; en opnieuw rechtdoende: benoemt tot bewindvoerder in het bewind over alle goederen die [appellante sub 1], weduwe van [G.], geboren te [geboorteplaats] (Nederlands-Indië) op [geboortejaar], wonende te [woonplaats], [adres] als rechthebbende toebehoren of zullen gaan toebehoren: een professionele bewindvoerder verbonden aan het bewindvoerderkantoor Kroezen, gevestigd te 5827 AM Vortum-Mullem, Sint Corneliusstraat 44; benoemt tot mentor ten behartiging van de niet-vermogensrechtelijke belangen van [appellante sub 1], weduwe van [G.], geboren te [geboorteplaats] Nederlands-Indië) op [geboortejaar], wonende te [woonplaats], [adres]: Appellante sub 2, wonende aan de [adres] te [woonplaats]; wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven door mrs. Kranenburg, Lamers en Schyns en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 10 oktober 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.