Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ1870

Datum uitspraak2006-08-10
Datum gepubliceerd2006-11-09
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers79832 / KG ZA 06-208
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel in De Telegraaf over “noaberoorlog” in Kottten, gemeente Winterswijk. Vordering met als inzet het plaatsen van een rectificatie, wordt afgewezen. Wel wordt het gedaagde verboden om zich nog in ongunstige zin uit te laten over zijn buurman.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK Zutphen Sector Civiel – Afdeling Handel zaaknummer / rolnummer: 79832 / KG ZA 06-208 Vonnis in kort geding van 10 augustus 2006 in de zaak van [eiser], wonende te [plaats], eiser, procureur mr. A.J. Zeyl, advocaat mr. R. de Lange te Zevenaar, tegen [gedaagde], wonende te [plaats], gedaagde, verschenen in persoon. Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de mondelinge behandeling - de pleitnota van [eiser] - de pleitnota van [gedaagde]. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Partijen zijn buren. [gedaagde] is sinds 2001 eigenaar van een aan de openbare weg gelegen woonboerderij in [plaats], een buurtschap bij Winterswijk. [eiser] woont sinds 1993 in een achter het perceel van [gedaagde] gelegen woonboerderij. 2.2. Tussen partijen bestaat sinds 2004 een geschil over het gebruik door [eiser] van een over het perceel van [gedaagde] lopende zandweg naar de openbare weg. Ieder der partijen heeft in verband met door dat gebruik ontstane geschillen een kort geding tegen de ander aanhangig gemaakt en tegen het in de bodemprocedure gewezen vonnis is hoger beroep ingesteld. In die appelprocedure is nog niet beslist. 2.3. Begin augustus 2006 hebben [gedaagde] en zijn echtgenote een gesprek gehad met twee journalisten van de Telegraaf. 2.4. In de editie van 9 augustus van de Telegraaf is onder een paginabrede kop “Welkom in de hel van Kotten” een artikel verschenen over een “noaberoorlog” in de buurtschap Kotten. Daarin wordt melding gemaakt van het tussen partijen bestaande geschil over het gebruik van het pad en over de opstelling van de omwonenden jegens [gedaagde]. 2.5. In dat artikel wordt [gedaagde] als volgt geciteerd: “Het gaat ver, heel ver. Onze kleine veestapel is vrijwel geheel uitgemoord, ze hebben ingebroken in de hoeve, benzineslangen van mijn klassieke MG waren doorgesneden met als doel een ongeluk te veroorzaken. En het ergste van alles is dat ook onze kinderen niet veilig meer zijn. Meermalen heeft men geprobeerd ze de sloot in te rijden. Bovendien worden onze dochters door leeftijdgenoten met de nek aangekeken. En dan te bedenken dat de hoofdschuldige docent wiskunde is op de school van onze oudste dochter.” 2.6. [eiser] is docent wiskunde op de school van de oudste dochter van [gedaagde]. 3. Het geschil 3.1. [eiser] vordert - samengevat - dat de voorzieningenrechter: 1. [gedaagde] zal bevelen een rectificatie op een redactiepagina van de Telegraaf en in de Gelderlander met als kop “rectificatie Welkom in de hel van Kotten, vetgezet met minimaal een 48 punts letter, in minimaal een 15-punts letter de volgende tekst te plaatsen: “In dagblad De Telegraaf van woensdag 9 augustus 2006 is onder de kop “Welkom in de hel van Kotten” een artikel geplaatst waarin ik ten onrechte heb uitgesproken dat een docent wiskunde op de school van onze oudste dochter, die ook in Kotten woont, hoofdschuldige is aan het vrijwel uitmoorden van onze veestapel, het inbreken in mijn boerderij, het doorsnijden van benzineslangen van mijn klassieke MG met het doel een ongeluk te veroorzaken en het meermalen proberen mijn kinderen in de sloot te rijden. Ik verklaar dat deze aantijgingen onterecht zijn gedaan en dat ik geen reden heb om aan te nemen dat de betrokken docent terzake de door mij gedane beweringen enige blaam treft. [gedaagde], Kotten (gemeente Winterswijk)” 2. [gedaagde] zal verbieden enige negatieve uitlating over [eiser] te doen, met name om zich te onthouden van opmerkingen met de strekking dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten, 3. een en ander op verbeurte van een dwangsom 3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. [gedaagde] heeft weersproken dat hij zich tegenover de journalisten van de Telegraaf heeft uitgelaten over [eiser] zoals in het betreffende krantenartikel geciteerd. Hij heeft alleen gesproken over een buurman. Wel heeft zijn echtgenote de journalisten verteld over de problemen die hun oudste dochter had met het feit dat de betreffende buurman docent wiskunde op haar school is. Tijdens het gesprek is zeker niet gezegd dat die docent wiskunde de hoofdschuldige aan de in het artikel vermelde gebeurtenissen is. Ook heeft hij de persoon van [eiser] daar niet aan gekoppeld, zo stelt [gedaagde]. [eiser] heeft hiertegenover onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] tegenover de journalisten van Telegraaf de gewraakte opmerkingen heeft gemaakt. Hij heeft slechts aangevoerd dat één van de betrokken journalisten in een telefoongesprek met zijn advocaat heeft gezegd dat de betreffende passage een letterlijke weergave van het gesprek met [gedaagde] is. Bij de beoordeling van de stellingen van partijen wordt meegewogen dat zij het er over eens zijn dat journalisten van dit dagblad erom bekend staan dat zij in hun artikelen mededelingen van geïnterviewden vaak smeuïger weergeven dan in werkelijkheid gedaan. De advocaat van [eiser] heeft in dit verband ter zitting verklaard dat hij door de betreffende journalist niet geheel juist is geciteerd. Om de vraag of [gedaagde] inderdaad de in de Telegraaf geciteerde uitlatingen heeft gedaan te kunnen beantwoorden, moeten de betreffende journalisten gehoord worden. Een kort geding leent zich van wege haar aard niet voor een getuigenverhoren. 4.2. Omdat niet met voldoende mate vaststaat dat [gedaagde] de betreffende uitlatingen heeft gedaan, kan hij niet verplicht worden in wat voor publicatie in de Telegraaf dan ook, zoals een (redactionele) rectificatie, ingezonden brief of advertentie, te verklaren dat hij die uitlatingen ten onrechte heeft gedaan. [eiser] heeft nog aangevoerd dat in het geval [gedaagde] onjuist geciteerd is, zoals hij stelt, het op zijn weg ligt dat bericht te rectificeren. Door dat niet te doen, handelt hij onrechtmatig. Deze stelling wordt verworpen. Waar niet in voldoende mate vast staat dat de woordelijke tekst van het artikel aan [gedaagde] toegerekend kan worden, gaat het te ver van [gedaagde] te verlangen dat hij een rectificatie plaatst. De eerste vordering van [eiser] is gelet op dit alles niet voor toewijzing vatbaar. 4.3. [gedaagde] heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de tweede vordering van [eiser]. Het treffen van een maatregel als door [eiser] geformuleerd zal echter tot een te grote inbreuk op het recht van meningsuiting van [gedaagde] leiden. Afweging van enerzijds dat recht van vrije meningsuiting en anderzijds het belang van [eiser] om niet door publicaties in pers te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen is aanleiding de vorderingen van [eiser] als hierna te noemen toe te wijzen. 4.4. Na te noemen dwangsom komt genoegzaam voor. Er bestaat aanleiding de dwangsom aan een maximum te binden. 4.5. Omdat beide partijen voor een deel in het ongelijk zijn gesteld zullen de kosten van deze procedure tussen hen gecompenseerd worden. 5. De beslissing De voorzieningenrechter 1. verbiedt [gedaagde] om tegenover de pers, middels een radio- of t.v.-programma of op welke andere wijze dan ook zich diffamerend uit te laten over [eiser] dan wel uitlatingen te doen welke tot strekking hebben dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen welke tot strafrechtelijke vervolging zouden kunnen leiden; 2. 3. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere keer dat hij na betekening van dit vonnis aan hem in strijd met dit vonnis handelt, zulks tot een maximum van € 20.000,--; 4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt; 5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.F. Hillen en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2006.? ap/hi