Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ1732

Datum uitspraak2006-11-01
Datum gepubliceerd2006-11-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200605606/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 6 december 2005 heeft de gemeenteraad van Almelo, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 november 2005, het bestemmingsplan "Oost Groenpark Elhorsterveld" vastgesteld.


Uitspraak

200605606/2. Datum uitspraak: 1 november 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in de gedingen tussen onder meer: 1.    de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Twence B.V.", gevestigd te Enschede, 2.    [verzoeker sub 2], wonend te Almelo, 3.    [verzoeker sub 3], wonend te Almelo, 4.    de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Intratuin Almelo B.V." en [verzoeker sub 4A], 5.    de stichting "Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu", gevestigd te Hengelo (Ov), verzoekers, en het college van gedeputeerde staten van Overijssel, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 6 december 2005 heeft de gemeenteraad van Almelo, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 november 2005, het bestemmingsplan "Oost Groenpark Elhorsterveld" vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 26 juni 2006, RWB/2005/4091, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekster sub 1 bij brief van 31 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 1 augustus 2006, verzoeker sub 2 bij brief van 15 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 15 augustus 2006, verzoeker sub 3 bij brief van 15 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 15 augustus 2006, verzoekers sub 4 bij brief van 15 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 15 augustus 2006, en verzoekster sub 5 bij brief van 15 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 15 augustus 2006, beroep ingesteld. Verzoeker sub 3 heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 12 oktober 2006. Verzoekers sub 4 hebben hun beroep aangevuld bij brief van 14 september 2006. Verzoekster sub 5 heeft haar beroep aangevuld bij brief van 15 september 2006. Bij brief van 31 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 1 augustus 2006, heeft verzoekster sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als die waarmee beroep is ingesteld, heeft verzoeker sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als die waarmee beroep is ingesteld, heeft verzoeker sub 3 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 15 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 15 augustus 2006, hebben verzoekers sub 4 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 15 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 15 augustus 2006, heeft verzoekster sub 5 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Verzoekers sub 4 hebben hun verzoek aangevuld bij brief van 5 september 2006. Verzoekster sub 5 heeft haar beroep aangevuld bij brief van 5 september 2006. De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 19 oktober 2006, waar verzoeker sub 2, in persoon en bijgestaan door mr. C.M. Leliveld, advocaat te Zoetermeer, verzoeker sub 3 in persoon, verzoekers sub 4, vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp, verzoekster sub 5, vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. G. Rooks, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voort zijn als partij gehoord de gemeenteraad van Almelo, vertegenwoordigd door D.W. Bethlehem, ambtenaar van de gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door [eigenaar] en W.H. Kamphuis. Verzoekster sub 1 is ter zitting niet verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Verzoekers hebben een groot aantal bezwaren tegen het plan. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Intratuin Almelo B.V." en [verzoeker sub 4A] en de stichting "Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu" stellen onder meer dat een aantal op het ontwerp betrekking hebbende stukken, waaronder het akoestische onderzoek, niet met het ontwerp ter inzage heeft gelegen. 2.3.    Verweerder en de gemeenteraad van Almelo hebben het belang bij een onmiddellijke inwerkingtreding van het plan bepleit. Zij stellen dat anderen dan verzoekers niet hebben geklaagd over het ontbreken van de op het ontwerp betrekking hebbende stukken en veronderstellen dat het ontwerpplan en de daarop betrekking hebbende stukken op de juiste wijze ter inzage hebben gelegen. 2.4.    Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voor zover hier van belang, is op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, aangevuld met enkele voorschriften in artikel 23 van de WRO. Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, dat deel uitmaakt van afdeling 3.4., legt het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken, ter inzage. Het doel van de terinzagelegging is dat betrokkenen kennis kunnen nemen van het (ontwerp van het) plan, zodat zij kunnen bezien of zij daartegen willen opkomen. 2.4.1.    Ter zitting hebben de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Intratuin Almelo B.V." en [verzoeker sub 4A] en de stichting "Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu" ter ondersteuning van hun eerder ingebrachte stelling een verklaring overgelegd van een kandidaat-gerechtsdeurwaarder, welke verklaring vermeldt dat het bodemonderzoek, het flora- en faunaonderzoek en de beschikking van het Ministerie van LNV, alsmede het archeologische onderzoek en het geluidsonderzoek niet met het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage lagen. De inhoud van deze verklaring is ter zitting aan de orde gesteld. De gemeenteraad en verweerder hebben daar tegenover geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die zouden moeten leiden tot het oordeel dat de verklaring niet voor juist is te houden. De Voorzitter stelt vast dat een aantal van de in de verklaring genoemde documenten stukken betreffen die op het ontwerp van het bestemmingsplan betrekking hebben. Nu gezien de genoemde verklaring moet worden aangenomen dat een aantal op het ontwerp betrekking hebbende stukken niet ter inzage heeft gelegen, heeft de Voorzitter de verwachting dat de Afdeling in de bodemprocedure het besluit omtrent goedkeuring wegens strijd met artikel 23, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht reeds hierom niet in stand zal laten. Onder deze omstandigheden ziet de Voorzitter reden voor het treffen van een voorlopige voorziening. 2.5.    Ten aanzien van [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3], de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Intratuin Almelo B.V." en [verzoeker sub 4A] en de stichting "Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu" dient verweerder op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Twence B.V. is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van 26 juni 2006, kenmerk RWB/2005/4091; II.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Overijssel tot vergoeding van bij: - [verzoeker sub 2] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 361,47 (zegge: driehonderdeenenzestig euro en zevenenveertig cent), waarvan een gedeelte groot € 322,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; - [verzoeker sub 3] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 39,47 (zegge: negenendertig euro en zevenenveertig cent); - de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Intratuin Almelo B.V." en [verzoeker sub 4A] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 716,47 (zegge: zevenhonderdzestien euro en zevenenveertig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; - de stichting "Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu" in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 716,47 (zegge: zevenhonderdzestien euro en zevenenveertig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; de bedragen dienen door de provincie Overijssel aan verzoekers onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; III.    gelast dat de provincie Overijssel aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Twence B.V.", € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) voor [verzoeker sub 2], € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) voor [verzoeker sub 3], € 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Intratuin Almelo B.V." en [verzoeker sub 4A] en € 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) voor de stichting "Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu" vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, ambtenaar van Staat. w.g. Oosting       w.g. Tuit Voorzitter      ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2006 425