Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ1725

Datum uitspraak2006-10-31
Datum gepubliceerd2006-11-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200605714/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 6 augustus 2002 heeft de burgemeester van Oud-Beijerland (hierna: de burgemeester) afwijzend beslist op het verzoek van verzoekster om handhavend optreden tegen het door [vergunninghoudster] gemaakte gebruik als discotheek van het pand aan het [locatie] te [plaats] (hierna: het pand) in afwijking van de ingevolge de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Oud-Beijerland (hierna: de APV) verleende exploitatievergunning.


Uitspraak

200605714/2. Datum uitspraak: 31 oktober 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van: [verzoekster], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 04/897 en 04/916 van de rechtbank Dordrecht van 23 juni 2006 in het geding tussen: verzoekster en I.    de burgemeester van Oud-Beijerland; II.    het college van burgemeester en wethouders van Oud-Beijerland. 1.    Procesverloop Bij besluit van 6 augustus 2002 heeft de burgemeester van Oud-Beijerland (hierna: de burgemeester) afwijzend beslist op het verzoek van verzoekster om handhavend optreden tegen het door [vergunninghoudster] gemaakte gebruik als discotheek van het pand aan het [locatie] te [plaats] (hierna: het pand) in afwijking van de ingevolge de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Oud-Beijerland (hierna: de APV) verleende exploitatievergunning. Bij besluit van 3 september 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oud-Beijerland (hierna: het college) afwijzend beslist op het verzoek van verzoekster om handhavend optreden tegen het door [vergunninghoudster] gemaakte gebruik als discotheek van het pand in strijd met het bestemmingsplan. Bij afzonderlijke besluiten van 6 januari 2003 hebben de burgemeester, onderscheidenlijk het college de door verzoekster daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 8 augustus 2003 heeft de rechtbank Dordrecht (hierna: de rechtbank) de daartegen door verzoekster ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 19 mei 2004, inzake no. 200306258/1, heeft de Afdeling het tegen deze uitspraak door verzoekster ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank van 8 augustus 2003 vernietigd, de beroepen gegrond verklaard en de besluiten van 6 januari 2003 vernietigd. Bij afzonderlijke besluiten van 28 juli 2004 hebben de burgemeester, onderscheidenlijk het college de bezwaren van verzoekster gegrond verklaard en [vergunninghoudster] onder aanzegging van bestuursdwang aangeschreven vóór 1 september 2004 een einde te hebben gemaakt aan het bieden van dansgelegenheid in het pand op vrijdag- en zaterdagavonden tussen 22.00 en 03.00 uur en dit beëindigd te houden. Daarbij is aangegeven dat genoegzaam aan de last tot beëindiging van dansgelegenheid is voldaan wanneer de aanpassingswerkzaamheden in het pand geheel zijn uitgevoerd overeenkomstig de bijgevoegde en gewaarmerkte tekening. Bij uitspraak van 23 juni 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, de daartegen door verzoekster ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 1 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 augustus 2006. Bij brief van 25 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 27 september 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 oktober 2006, waar verzoekster, in persoon en bijgestaan door mr. W.G. van Hassel, gemachtigde, en de burgemeester en het college, beide vertegenwoordigd door mr. drs. P.L. van den Herik, ambtenaar van de gemeente en bijgestaan door mr. J.R. Vermeulen, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door haar [directeur], bijgestaan door mr. L. Vos, advocaat te Barendrecht. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    De Voorzitter is met de rechtbank van oordeel dat het nagelvast bevestigen van tafels en stoelen aan de vloer, overeenkomstig de gewaarmerkte tekening die is gehecht aan de aan [vergunninghoudster] gerichte handhavingsbesluiten, als een toereikende handhavingsmaatregel kan worden beschouwd waarmee het met de bestemming strijdige gebruik van het pand feitelijk wordt verhinderd. Of het standpunt van het college en de burgemeester juist is dat de aanschrijving niet verplicht ook de twee tafels tegenover de bar die op de tekening voorkomen nagelvast te bevestigen en bevestigd te houden, dient in de bodemprocedure te worden beantwoord. Op voorhand bestaat evenwel onvoldoende grond voor het oordeel dat de handhavingsbesluiten ontoereikend zijn om een met het bestemmingsplan strijdig gebruik van het pand te verhinderen. Daarbij neemt de Voorzitter in aanmerking dat het verzorgen van muziek door diskjockeys, het heffen van entreegeld en de aanwezigheid van portiers op zichzelf bezien nog niet leiden tot de conclusie dat door [vergunninghoudster] dansgelegenheid wordt geboden. 2.3.    Het betoog van verzoekster dat het feitelijke toezicht op de naleving van de handhavingsbesluiten ontbreekt, betreft de uitvoering van die besluiten en maakt geen onderdeel uit van het geding in hoger beroep. 2.4.    Het voorgaande in aanmerking nemende en gelet op de betrokken belangen bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. 2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat. w.g. Slump   w.g. Willems Voorzitter   ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2006 412