
Jurisprudentie
AZ1694
Datum uitspraak2006-10-05
Datum gepubliceerd2006-11-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers734092
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2006-11-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers734092
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Een werkgever -gedaagde in deze procedure- heeft de arbeidsovereenkomst met een werkneemster -eiseres- zonder inachtneming van de opzegtermijn beëindigd. Eiseres vordert betaling van de tot het einde van de wettelijke opzegtermijn resterende maanden.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Vonnis in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. T. Rhijnsburger (Advokatenkollektief Rotterdam),
tegen
de rechtspersoonlijkheid bezittende besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HACOUSTO GROUP B.V.,
gevestigd te Berkel en Rodenrijs,
gedaagde,
verschenen bij dhr. E. Bakker, divisiemanager bij gedaagde.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]” en “Hacousto”.
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- het exploot van dagvaarding d.d. 22 juni 2006;
- de aantekeningen van het mondeling antwoord en de door Hacousto overgelegde stukken;
- het vonnis d.d. 10 augustus 2006 waarbij een comparitie van partijen werd gelast;
- de voorafgaande aan de comparitie van partijen door [eiseres] overgelegde stukken;
- het proces-verbaal van de op 6 september 2006 gehouden comparitie van partijen.
2. De vaststaande feiten
2.1. Op basis van een op 15 maart 2006 gesloten schriftelijke arbeidsovereenkomst is [eiseres] op 3 april 2006 bij Hacousto in dienst getreden als administratief medewerkster. De beëindigingdatum van de overeenkomst was bepaald op 2 oktober 2006.
2.2. Partijen waren een proeftijd overeenkomen voor de duur van één maand, lopende vanaf de datum indiensttreding.
2.3. Het salaris van [eiseres] bedroeg € 960,- bruto per maand bij een 24-urige werkweek.
2.4. Bij brief d.d. 23 mei 2006 heeft Hacousto de arbeidsovereenkomst met [eiseres] opgezegd tegen 1 juni 2006.
2.5. Bij e-mail d.d. 29 mei 2006 van de gemachtigde van [eiseres] heeft [eiseres] aangegeven dat er sprake is van een onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst. [eiseres] heeft voorts aangegeven dat zij in verband daarmee aanspraak maakt op schadevergoeding.
3. De vordering en de grondslag daarvan
3.1. [eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Hacousto te veroordelen tot betaling van € 4.147,20 bruto vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2006 en Hacousto tevens te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2. [eiseres] heeft daaraan ten grondslag gelegd hetgeen hiervoor onder de vaststaande feiten is vermeld en voorts dat de tussen partijen overeengekomen proeftijd reeds was verstreken en Hacousto de arbeidsovereenkomst slechts rechtsgeldig had kunnen opzeggen tegen 2 oktober 2006. Nu de opzegtermijn niet in acht is genomen, maakt [eiseres] aanspraak op schadevergoeding gelijk aan vier maandsalarissen, zijnde een bedrag van
€ 4.147,20 bruto. Hacousto is de wettelijke rente verschuldigd vanaf de onregelmatige opzegging, in dit geval 23 mei 2006.
4. Het verweer
Hacousto heeft - verkort en zakelijk weergegeven - ten verwere aangevoerd dat zij [eiseres] inderdaad na de proeftijd heeft ontslagen. Hacousto heeft dit willen corrigeren door [eiseres] een gelijkwaardige functie op een andere afdeling aan te bieden. Dit aanbod is door [eiseres] afgewezen.
5. De beoordeling
5.1. Als uitgangspunt heeft te gelden dat een arbeidsovereenkomst altijd eindigt op de datum waartegen is opgezegd. Wanneer de opzegtermijn niet in acht is genomen, is de opzeggende partij schadeplichtig wegens onregelmatigheid van de opzegging, zo blijkt uit de toelichting op artikel 7:677 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
5.2. In geval van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd waarvan te dezen sprake is, is tussentijdse opzegging slechts mogelijk indien voor ieder van de partijen dat recht schriftelijk is overeengekomen (artikel 7:667 lid 3 BW). In de onderhavige arbeidsovereenkomst is dit recht niet schriftelijk tussen partijen overeengekomen, zodat opzegging van de arbeidsovereenkomst in dit geval inderdaad, zoals [eiseres] heeft gesteld, slechts mogelijk was tegen 2 oktober 2006.
5.3. Nu Hacousto tegen een eerdere datum, te weten 1 juni 2006, heeft opgezegd, is de arbeidsovereenkomst, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, op die datum geëindigd en is Hacousto schadeplichtig.
5.4. De omstandigheid dat Hacousto naderhand heeft geconstateerd dat haar handelwijze niet juist was en dat zij dit heeft willen corrigeren, doet aan het vorenstaande niet af. Bovendien heeft Hacousto [eiseres] een nieuw aanbod gedaan en het stond [eiseres] vrij om daar al dan niet op in te gaan.
5.5. Hacousto heeft de stelling van [eiseres] inhoudende dat zij aanspraak maakt op vier maandsalarissen ad € 4.147,20 bruto qua hoogt niet weersproken, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van die stelling. Het door [eiseres] gevorderde bedrag aan schadevergoeding zal dan ook worden toegewezen.
5.6. Met de door Hacousto blijkens de overgelegde specificatie gedane salarisbetaling over de maand juni 2006, die door [eiseres] niet is weersproken, zal rekening worden gehouden op de wijze zoals hierna vermeld.
5.7. Hacousto zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van de procedure.
6. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt Hacousto om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen € 4.147,20 bruto (vierduizendhonderdzevenenveertig euro en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 23 mei 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
verstaat dat op het hiervoor genoemde bedrag in mindering moet strekken het bedrag aan bruto salaris dat Hacousto tot over de maand juni 2006 aan [eiseres] heeft uitbetaald;
veroordeelt Hacousto in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] bepaald op:
€ 78,75 voor het in debet gestelde deel van het vastrecht,
€ 84,87 aan dagvaardingskosten,
€ 400,- aan salaris voor haar gemachtigde,
van welke bedragen het totaal op Rabobankrekening 19.23.25.892 t.n.v. MvJ (545) Rotterdam onder vermelding van het zaaknummer moet worden overgemaakt, alsmede € 26,25 voor het door [eiseres] verschuldigde en door haar gemachtigde betaalde deel van het vastrecht, rechtstreeks aan die gemachtigde te voldoen;
verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.L. van Zetten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.