Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ1637

Datum uitspraak2006-03-31
Datum gepubliceerd2006-11-07
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers205415 EJ VERZ 06-410
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

De kantonrechter wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af. Het enkele feit dat het huisreglement van verzoekster bepaalt dat onder diefstal of verduistering wordt verstaan het afprijzen van goederen ten bate van medewerkers en (laten) aankopen, maakt naar het oordeel van de kantonrechter nog niet dat elk afprijzen van goederen zonder toestemming ook steeds diefstal of verduistering in juridische zin zou opleveren. In het onderhavige geval is niet komen vast te staan dat verweerster zichzelf heeft bevoordeeld dan wel goederen wederrechtelijk heeft toegeëigend. Weliswaar is het vertrouwen van verzoekster door de handelwijze van verweerster afgenomen, doch de gerechtvaardigde mate van vermindering van het vertrouwen rechtvaardigt niet een beëindiging van het dienstverband.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Sector Kanton Locatie Hoorn Zaaknr/repnr.: 205415 EJ VERZ 06-410 Uitspraakdatum: 31 maart 2006 Beschikking in de zaak van: de besloten vennootschap Deen Winkels B.V. te Hoorn verzoekende partij verder ook te noemen: Deen gemachtigde: mr W.J.M. Loomans, advocaat te Hoorn tegen [verweerster] te Bovenkarspel verwerende partij verder ook te noemen: [verweerster] gemachtigde: mr. R. Fokke, werkzaam ten kantore van D.A.S. Rechtsbijstand N.V. te Amsterdam Het procesverloop Deen heeft op 15 februari 2006 een verzoekschrift ingediend. Daar heeft [verweerster] bij verweerschrift op gereageerd. De mondelinge behandeling heeft in deze plaatsgevonden op 28 maart 2006, alwaar zijn verschenen [naam 1], manager P & O, en [naam 2], coördinator beveiliging en fraudebestrijding namens Deen en [verweerster] in persoon; partijen werden bijgestaan door hun gemachtigden. Ter zitting hebben partijen hun verzoek- respectievelijk verweerschrift nader toegelicht de gemachtigde van [verweerster] aan de hand van pleitnotities. De inhoud van deze processtukken geldt als hier ingelast. Vervolgens is heden uitspraak bepaald. De uitgangspunten [Verweerster], geboren op [datum] 1971 is vanaf 6 april 1993 krachtens schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij Deen werkzaam. De functie van [verweerster] is verkoop/kassamedewerkster tegen een actueel salaris van € 1.726,40 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. Sedert 20 januari 2006 heeft [verweerster] als gevolg van een schorsing voor Deen geen werkzaamheden meer verricht. Het geschil Deen verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden tegen de vroegst mogelijke datum wegens gewichtige redenen, bestaande primair uit een dringende reden en subsidiair uit veranderingen in de omstandigheden, kosten rechtens. Aan dit verzoek legt Deen -zakelijk samengevat- ten grondslag dat [verweerster] ondanks eerdere waarschuwingen het personeelsreglement heeft overtreden door zelfstandig als klant 2 pakjes gehakt af te prijzen en in haar winkelwagen te leggen. Volgens Deen is het feit door [verweerster] erkend. Er is op gewezen dat er voor Deen geen marges mogelijk zijn waar het de handhaving van het personeelsreglement betreft. Een 100% vertrouwen in het personeel is noodzakelijk. In het verzoekschrift is nog ingegaan op eerdere problemen met [verweerster] over het ten onrechte afgeven van zegels. Als primaire ontbindingsgrond beroept Deen zich op een gewichtige reden omdat het afprijzen van goederen ten bate van medewerkers en (laten) aankopen in het huisreglement van Deen uitdrukkelijk als diefstal of verduistering wordt aangemerkt en [verweerster] zich daaraan schuldig zou hebben gemaakt. Subsidiair is aangevoerd dat er een zodanig gebrek aan vertrouwen is dat het langer in stand houden van de arbeidsrelatie niet meer van Deen verlangd kan worden. Omdat Deen geen verwijt zou treffen, is Deen van mening dat de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden zonder toekenning van enige vergoeding aan [verweerster]. Het verweer van [verweerster] strekt primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair tot toekenning van een ontbindingsvergoeding van € 48.477,31 bruto, kosten rechtens. Hiertoe voert [verweerster] - zakelijk samengevat - aan dat zij al sinds april 1993 bij Deen in dienst is en in ieder geval gedurende elf jaren prima gefunctioneerd heeft. Erkend is dat het is voorgekomen dat [verweerster] extra zegels (zegels die een bepaalde klant niet wenste) een keer heeft uitgedeeld aan een (andere) klant en een keer aan een collega. Uitdrukkelijk is ontkend dat zij ooit ten onrechte zegels voor zich zelf zou hebben gehouden. Inzake het incident van 18 januari 2006 heeft [verweerster] haar visie op de gang van zaken aangegeven, waarbij in het bijzonder is aangegeven dat zij weliswaar twee pakjes gehakt (die al voorzien waren van een sticker halve prijs, maar nog niet van een afgeprijsde prijssticker) heeft afgeprijsd, maar deze vervolgens niet heeft gekocht. Van diefstal of verduistering is volgens [verweerster] geen sprake. De beoordeling De kantonrechter overweegt in de eerste plaats dat gebleken is dat het onderhavige ontbindingsverzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 7:647, 7:648, 7:670 en 7:670a van het Burgerlijk Wetboek of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Op grond van de schriftelijke en mondeling toegelichte standpunten over en weer is de kantonrechter van oordeel, dat hoewel vastgesteld kan worden dat [verweerster] het huisreglement heeft overtreden, zulks niet oplevert een dringende reden voor ontslag. Het enkele feit dat in het huisreglement van Deen is opgenomen dat onder diefstal of verduistering wordt verstaan (ook) het afprijzen van goederen ten bate van medewerkers en (laten) aankopen, maakt naar het oordeel van de kantonrechter nog niet dat elk afprijzen van goederen zonder toestemming ook steeds diefstal of verduistering in juridische zin zou opleveren. De verhalen van beide partijen over de gang van zaken op 18 januari 2006 zijn niet eensluidend. Deen heeft gesteld dat [verweerster] na werktijd en zonder toestemming een pakje gehakt heeft afgeprijsd om dat vervolgens te kopen. Ter ondersteuning van dit standpunt is ten behoeve van de gehouden mondelinge behandeling onder meer een verklaring in het geding gebracht van een collega van [verweerster]. Ook is in het bijzonder nog verwezen naar de inhoud van productie 6 bij het verzoekschrift, een weergave van een op 20 januari 2006 met [verweerster] gehouden gesprek naar aanleiding van het voorval van de 18e. Het verhaal van [verweerster] is onder meer dat zij niet de door haar ten onrechte afgeprijsde pakjes gehakt heeft gekocht, maar een ander pakje. Ten bewijze van deze stelling is door haar bij gelegenheid van de mondelinge behandeling een prijssticker van gehakt in het geding gebracht met als prijs iets van 'van € 2,05 voor € 1,00'. Gelet op de omstandigheid dat de schriftelijke verklaring van de collega van [verweerster] naar het oordeel van de kantonrechter enige ruimte laat voor de invulling van de gebeurtenissen zoals beschreven door [verweerster] en het gegeven van de afwijkende prijzen van enerzijds de pakjes gehakt waar het in deze om zou gaan en het mogelijk door [verweerster] werkelijk aangeschafte pakje gehakt, is bij de kantonrechter twijfel gerezen omtrent de eigen bevoordeling van [verweerster] als ook omtrent de wederrechtelijke toeëigening door [verweerster]. In dit kader is de kantonrechter van oordeel dat in deze zaak ook niet vastgesteld kan worden (vergelijk tekst huisreglement Deen) dat [verweerster] de goederen 'ten bate van medewerkers heeft afgeprijsd en aangekocht'. Van een dringende reden is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen sprake. Subsidiair heeft Deen zich beroepen op gebrek aan vertrouwen. Enerzijds kan de kantonrechter volgen dat het vertrouwen van Deen in [verweerster] naar aanleiding van de voorvallen met én de zegels én het afprijzen van gehakt (buiten diensttijd en zonder toestemming) is afgenomen. Anderzijds echter is de kantonrechter van oordeel dat, gelet op het feit dat voor de kantonrechter niet uit te sluiten is dat in alle gevallen de mogelijkheid is blijven bestaan dat [verweerster] niet heeft gehandeld ten bate van zichzelf, de gerechtvaardigde mate van vermindering van het vertrouwen niet een beëindiging van het dienstverband rechtvaardigt. Dit geldt te meer nu [verweerster] reeds sinds 1993 in dienst van Deen is en gedurende lange tijd steeds goed gefunctioneerd heeft. Op grond van al het bovenstaande zal de kantonrechter het verzoek van Deen afwijzen. Nu [verweerster] naar het oordeel van de kantonrechter door haar meerdere gedragingen in strijd met instructies van de kant van de werkgever heeft bijgedragen aan de wens van Deen om de kwestie door een rechter te laten toetsen, zijn er termen aanwezig de proceskosten tussen partijen te compenseren. De beslissing De kantonrechter: Wijst het verzoek af. Compenseert de proceskosten tussen partijen zodanig dat iedere partij de eigen kosten zal dragen. Deze beschikking is gewezen door mr. A.P. van Vollenhoven, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op in het openbaar uitgesproken. De griffier De kantonrechter