Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ1587

Datum uitspraak2006-11-03
Datum gepubliceerd2006-11-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/6244 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Proceskostenveroordeling na intrekken hoger beroep.


Uitspraak

04/6244 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 27 september 2004, 2003/1639 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 3 november 2006 1. PROCESVERLOOP Bij besluit van 10 juni 2003 is appellant een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 9 juni 2003 geweigerd omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedraagt. Namens appellant heeft mr. A. Kara, advocaat te Maastricht, tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 9 oktober 2003 (hierna: het bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Mr. I. Wudka, advocaat te Maastricht, heeft als opvolgend gemachtigde van appellant hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Bij brief (met bijlagen) van 12 september 2006 heeft het Uwv de Raad meegedeeld dat het bestreden besluit niet langer wordt gehandhaafd en dat volledig tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren van appellant, gericht tegen het besluit van 9 oktober 2003. Dit heeft het Uwv bij een nieuw besluit op bezwaar, gedateerd 12 september 2006, aan appellant meegedeeld middels toekenning van WAO-uitkering met ingang van 9 juni 2003 naar de klasse 80 tot 100%. Namens appellant heeft mr. Wudka, voornoemd, de Raad bij brief van 14 september 2006 meegedeeld dat met het besluit van 12 september 2006 geheel tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren van appellant. Voorts is verzocht het hoger beroep gegrond te verklaren en het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2006, waar partijen niet zijn verschenen. II. OVERWEGINGEN Met de brief van 12 september 2006 heeft het Uwv te kennen gegeven zijn oorspronkelijke ingenomen standpunt niet langer te handhaven. Naar het oordeel van de Raad wordt hiermee, gelet op de inhoud van de brief van 14 september 2006 van appellants gemachtigde, geheel aan de grieven van appellant tegemoet gekomen. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen, volgt dat in zo’n geval belang bij een beoordeling van dat besluit in principe is komen te vervallen, tenzij van zo’n belang blijkt, bijvoorbeeld omdat verzocht is om het toekennen van een schadevergoeding op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Nu een dergelijk verzoek niet is gedaan, is naar het oordeel van de Raad appellants procesbelang bij beoordeling van het bestreden besluit komen te vervallen. Hieruit volgt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep, welke kosten worden begroot op € 644,--, respectievelijk € 322,--, in totaal € 966,--. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Rechtdoende: Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk; Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellant tot een bedrag van € 966,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad; Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 133,-- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 november 2006. (get.) D.J. van der Vos. (get.) W.R. de Vries. BKH 061006