Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ1571

Datum uitspraak2006-11-01
Datum gepubliceerd2006-11-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers241717 / HA ZA 05-1931
Statusgepubliceerd


Indicatie

De staat Georgië wordt door Sierra, een Zwitserse vennootschap, aangesproken op grond van een gestelde borgstelling tot zekerheid van betaling door een Georgische rechtspersoon van verplichtingen voortvloeiend uit energieleveranties door Sierra. Door de staat Georgië worden vervolgens incidenten gestart tot (1) opheffing van een in Rotterdam ten laste van de staat Georgië gelegd conservatoir derdenbeslag onder een Nederlandse stichting die naar aanleiding van een door de staat Georgië gewonnen Nederlandse procedure proceskosten is verschuldigd en tot (2) onbevoegdverklaring. Immuniteit van executie. Immuniteit van jurisdictie. Forum arresti. Misbruik van procesrecht. Onnodigheid van het beslag.


Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 241717 / HA ZA 05-1931 Uitspraak: 1 november 2006 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging SIERRA OIL ENTERPRISES A.G., gevestigd te Zug, Zwitserland, eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident tot opheffing van het beslag, verweerster in het bevoegdheidsincident, procureur mr. O.E. Meijer, advocaat mr. T.C. Wiersma te Amsterdam - tegen - de STAAT GEORGIË (ook wel genaamd THE GOVERNMENT OF THE REPUBLIC OF GEORGIA), vertegenwoordigd door haar Ministry of Fuel and Energy, met zetel te Tbilisi, Georgië, gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident tot opheffing van het beslag, eiseres in het bevoegdheidsincident, procureur mr. W.J. Hengeveld, advocaten mrs. M.E. Koppenol-Laforce en A.E.E. Vacqué-Smeets. Partijen worden hierna aangeduid als "Sierra Oil" respectievelijk "de Staat Georgië". De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in het griffiedossier. Uit die stukken blijkt het procesverloop. 1. De vaststaande feiten in beide incidenten 1.1 In 1997 en 1998 heeft Sierra Oil op basis van een op 27 oktober 1997 met het Georgische staatsbedrijf Tbilgres (hierna ook: Tbilsresi) gesloten overeenkomst een hoeveelheid fuel oil geleverd voor een prijs van USD 1.639.453,70. Aan deze overeenkomst is een tender voorafgegaan, die werd gesubsidieerd door de Nederlandse overheid voor een bedrag van NLG 8.000.000,--. Het Ministry of Finance of Georgia, het Ministry of Fuel and Energy of Georgia, het Georgische staatsenergiebedrijf SakEnergoGeneratsia (hierna: SakEnergo) en Tbilgres waren hierbij betrokken. Bij presidentieel decreet van 16 oktober 1997 heeft de toenmalige Georgische president Edouard Shevardnadze, bepaald dat genoemde subsidie gebruikt moest worden voor de aankoop van olie voor Tbilgres, dat het Ministry of Finance of Georgia deze subsidie daarom moest toewijzen aan Tbilgres, dat het Ministry of Finance of Georgia en het Ministry of Fuel and Energy of Georgia gezamenlijk de voorwaarden voor de tenderprocedure moesten bepalen en dat het Ministry of Fuel and Energy of Georgia een en ander diende te controleren. Aldus is geschied. De tender is toegewezen aan Sierra Oil. 1.2 De olie is, als gezegd, geleverd maar nog niet geheel betaald. 1.3 Ter zake van de betaling van de olie heeft SakEnergo ten behoeve van Sierra Oil op 24 februari 1998 de volgende schriftelijke verklaring afgelegd, die deel uitmaakt van een door haar en het Ministry of Fuel and Energy of Georgia ondertekende brief: “We, Sak-Energo-Generatsiya confirm that we have entered into a contract and agreed to the terms and conditions for a purchase from Sierra Oil Enterprises AG, Zug of 30,000 mt +/- 10 percent of M-100 fuel oil during 1997-1998, at the fixed price of USD 91,00 per metric ton of the goods delivered into Gardabani storage facility. The next delivery of about 18,000 mt has been agreed for March/April 1998. We, Sak-Energo-Generatsiya, hereby irrevocably and unconditionally confirm that payment in accordance with the contract will be made in US dollars by telegraphic transfer in immediately available funds without offset, discount, deduction or counterclaim within 30 days from the date of supply of the cargo into Sierra’s designated account against seller’s invoice and other documents as required under the contract.” 1.4 Op 1 augustus 2000 heeft het High Court of Justice in Londen de door Sierra Oil tegen Tbilgresi ingestelde vordering toegewezen tot een bedrag van USD 2.355.723,15 met rente en kosten. Dit vonnis is op 6 juni 2001 door het Supreme Court of Georgia erkend en voor tenuitvoerlegging in Georgië vatbaar geoordeeld. 1.5 Gesprekken die hebben plaatsgehad tussen Sierra Oil en het Ministry of Fuel and Energy of Georgia hebben geresulteerd in de opstelling van twee door beide partijen ondertekende protocollen, van 23 februari 2001 en 12 maart 2003. 1.6 Het protocol van 23 februari 2001 luidt- aangehaald voor zover relevant - als volgt: “Protocol of Negotiations by and between the Ministry of Fuel and Energy of Georgia And Sierra Oil Enterprises AG Made at Tbilisi, Georgia on February 23, 2001 Whereas Sierra Oil Enterprises AG (“Sierra”) was a winner of a certain tender for supply of oil to the State Company JSC Tbilsresi in 1997 based on a Dutch Government grant to the Government of Georgia (“GoG”); Whereas (...) the total (...) USD is outstanding for Sierra supplies to Tbilgresi pursuant to the tender and the Contract (...) of October 27, 1997 entered into between Sierra and Tbilsresi; Whereas, failing settlement of the dispute with Tbilsresi, Sierra obtained a judgement from the High Court of Justice, London, against Tbilsresi in the amount of (...); Whereas the Parliament of Georgia shall adopt a law on the service of outstanding debt in the energy sector by way of an introduction of an increase in the electricity tariff; Whereas Tbilsresi’s liability to Sierra has been acknowledged as part of the outstanding energy sector obligations and the Ministry of Fuel and Energy of Georgia has proposed a debt service scheme in respect of such liabilities; Whereas MFE (the Ministry of Fuel and Energie of Georgia; Rb.) has invited Sierra with the purpose of final settlement of the outstanding dispute based on the proposed debt service scheme; In consideration of the above the parties agree as follows: 1. The total amount of payments due to Sierra as of June 30, 2001 shall be USD 1,850,000 (“Debt”); 2. The Debt to Sierra, (...) shall be discharged on a priority basis in respect of others creditors acknowledged by GoG as qualifying for the debt service scheme; 3. The repayment of the Debt shall be made through equal installments over a period of up to seven calendar months, but no later than January 31, 2002; 4. (...) 5. (...) 6. The parties hereto shall enter into a legally binding agreement reflective of their mutual understandings no later than March 31, 2001 (...)”. 1.7 Het protocol van 12 maart 2003 luidt - aangehaald voor zover relevant - als volgt: “Protocol of Negotiations By and between the Ministry of Fuel and Energy of Georgia And Sierra Oil Enterprises AG Made at Tbilisi, Georgia On March 12, 2003 Whereas Sierra Oil Enterprises AG (“Sierra”) has entered into the Protocol of Negotiations (“Protocol”) with the Ministry of Fuel and Energy of Georgia (“Ministry”) on February 23, 2001 whereby the Ministry undertook to repay to Sierra certain energy debts and the interest to be accrued thereupon, as detailed below; Whereas, (...) the Ministry has not fulfilled any of its obligations duly incurred under the Protocol of Understanding referred to above; Whereas Sierra has obtained a judgment of the High Court of Justice, London against Tbilsresi, which judgment has been acknowledged and submitted for execution by ruling of the Supreme Court of Georgia, dated June 6, 2001 (...); Whereas the parties to this agreement wish to finally settle any and all claims and liabilities that the Ministry and other Georgian entities, subordinated to he Ministry have vis-à-vis Sierra; Whereas the parties wish to incorporatie the terms of the Protocol, referred to above, into this Agreement to the extent that such terms are not in contradiction to the terms hereof: In consideration of the above the parties agree as follows: 1. As of 31 of March, 2003, the total outstanding debt owed to Sierra is USD2,659,374.90, which consists of the principal amount of USD 1,850,000.00 under the Protocol and the agreed interest (...) (the “Debt”). 2. (...) 3. The repayment of the Debt shall be made through installments over a period commencing not later than 20th of April and ending on 31st of December 2003. 4. (...) 5. The parties acknowledge that the Ministry will take appropriate measures to pay the amount of USD 1,584,838.36 to Sierra until 31st December 2003. The Ministry unconditionally undertakes to apply every possible effort to obtain additional funding for service of the full amount of the Debt by 31st December. 6. (...)”. 1.8 Na daartoe op 12 mei 2005 verlof te hebben gekregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, heeft Sierra Oil op diezelfde datum ten laste van de Staat Georgië conservatoir vreemdelingenbeslag doen leggen onder de stichting Stichting Wobab te Rotterdam (hierna: de Stichting Wobab) op de vordering die de Staat Georgië op de Stichting Wobab heeft uit hoofde van een veroordeling van laatstgenoemde ten gunste van de Staat Georgië in de proceskosten overeenkomstig het vonnis van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam van 2 januari 2003 met rolnummer KG 02/3025 (prod. 1 bij conclusie van antwoord in incident tot opheffing beslag en exceptie van onbevoegdheid aan de zijde van Sierra Oil). 2. Het geschil in de hoofdzaak 2.1 De vordering luidt - verkort weergegeven - dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de Staat Georgië veroordeelt om aan Sierra Oil tegen behoorlijk bewijs van kwijting USD 4.243.500,97 te betalen, vermeerderd met 25% rente per jaar vanaf 31 maart 2003 alsmede met de buitengerechtelijke incassokosten van € 6.422,--, met veroordeling van de Staat Georgië in de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen. 2.2 Tegen de achtergrond van genoemde vaststaande feiten heeft Sierra Oil de Staat Georgië tot een en ander aangesproken op grond van beide protocollen, stellende dat deze haar verplichtingen daaruit niet is nagekomen. 3. Het geschil in beide incidenten en de beoordeling daarvan De incidentele vordering tot opheffing van het beslag 3.1 De vordering luidt dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, het beslag opheft, met veroordeling van Sierra Oil in de proceskosten. 3.2 Sierra Oil heeft de vordering gemotiveerd betwist. De vordering in het bevoegdheidsincident 3.3 De vordering luidt dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zich onbevoegd verklaart, met veroordeling van Sierra Oil in de proceskosten. 3.4 Sierra Oil heeft de vordering gemotiveerd betwist. De beoordeling van de incidentele vordering tot opheffing van het beslag 3.5 Aan zijn vordering heeft de Staat Georgië de volgende stellingen ten grondslag gelegd: - het beslag is nietig, want het is niet binnen acht dagen aan de Staat Georgië betekend; - de beslagen gelden zijn bestemd voor de publieke dienst, zodat het beslag op grond van immuniteit van executie moet worden opgeheven; - de vordering tot zekerheid waarvan het beslag is gelegd is ondeugdelijk; - het beslag is onnodig gelegd en Sierra Oil maakt misbruik van procesrecht. 3.6 De Staat Georgië heeft nog niet kunnen reageren op hetgeen Sierra Oil heeft gesteld onder 20 en 21 van haar conclusie van dupliek, welke paragrafen betrekking hebben op de gestelde nietigheid van het beslag. De zaak zal dan ook naar de rol worden verwezen voor uitlating bij akte door de Staat Georgië. 3.7 Voor zover geen sprake is van nietigheid van het beslag, overweegt de rechtbank als volgt. 3.8 Blijkens de stukken treft het beslag kostenveroordelingen van de Stichting Wobab die voortvloeien uit een door de Stichting Wobab tegen de Staat Georgië ingesteld kort geding (in twee instanties). Uiteraard vloeien deze gelden, indien wordt betaald, in de staatskas van de Staat Georgië, doch dat is nog geen reden voor immuniteit van executie. Met Sierra Oil moet dan ook worden geoordeeld dat bij gebreke van een gebleken concrete publieke bestemming van deze gelden, het beroep op immuniteit van executie niet kan slagen. Dat genoemd door de Stichting Wobab tegen de Staat Georgië ingesteld kort geding betrekking zou hebben gehad op publiekrechtelijk handelen van deze staat, kan hieraan niet afdoen. 3.9 Krachtens artikel 705 Rv moet een conservatoir beslag worden opgeheven, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt. 3.10 Aan haar vordering heeft Sierra Oil, als gezegd, beide protocollen ten grondslag gelegd, waarin de Staat Georgië - naar Sierra Oil stelt -, vertegenwoordigd door het Ministry of Fuel and Energy, enige op geld waardeerbare verplichtingen jegens Sierra Oil is aangegaan. Hetgeen de Staat Georgië in dit incident naar voren heeft gebracht is onvoldoende voor het oordeel dat summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van Sierra Oil gebleken is. 3.11 De omstandigheid dat Sierra Oil ruim USD 4,2 miljoen vordert en het bij de beslagen gelden hoogstens gaat om enkele duizenden euro’s betekent niet dat het beslag als onnodig moet worden aangemerkt of als misbruik van procesrecht (om rechtsmacht van de Nederlandse rechter te creëren). Ook wat de Staat Georgië in dit verband verder heeft aangevoerd is onvoldoende om aan te nemen dat summierlijk is gebleken van het onnodige of onrechtmatige van het beslag. 3.12 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. De beoordeling van het vordering in het bevoegdheidsincident 3.13 Aan zijn vordering heeft de Staat Georgië de volgende stellingen ten grondslag gelegd: - primair: de Staat Georgië geniet immuniteit van jurisdictie; - subsidiair: ook voor het overige is het beslag onnodig gelegd; - meer subsidiair: het beroep door Sierra op artikel 767 Rv (forum arresti) moet aangemerkt worden als misbruik van procesrecht. 3.14 Aan zijn beroep op immuniteit van jurisdictie heeft de Staat Georgië ten grondslag gelegd dat de Staat Georgië, vertegenwoordigd door het Ministry of Fuel and Energy, in de onderhandelingen die geleid hebben tot beide protocollen uitsluitend heeft gehandeld in de uitoefening van zijn publieke taak tot ordening van de Georgische energiemarkt. Sierra Oil heeft het beroep op immuniteit van jurisdictie gemotiveerd betwist. De verplichtingen die de Staat Georgië, vertegenwoordigd door het Ministry of Fuel and Energy, door het ondertekenen van de protocollen zou zijn aangegaan hebben niet duidelijk het karakter van een overheidshandeling, aangezien een particuliere (rechts)persoon in een vergelijkbare situatie dergelijke verplichtingen evenzeer had kunnen aangaan. Uit de hierboven aangehaalde overwegingen van beide protocollen, welke protocollen aan het geschil in onderhavige zaak ten grondslag zijn gelegd, blijkt bovendien niet van enige publiek(rechtelijk)e doeleinden die de Staat Georgië, vertegenwoordigd door het Ministry of Fuel and Energy, bij het sluiten van de protocollen voor ogen hebben gestaan. Een en ander betekent dat het beroep op immuniteit van jurisdictie niet kan slagen. Hieraan kan niet afdoen dat het Ministry of Fuel and Energy of Georgia op grond van publiekrechtelijke Georgische wet- en regelgeving mogelijk niet bevoegd was tot het ondertekenen van de protocollen. 3.15 Wat betreft de stellingen van de Staat Georgië ten aanzien van de onnodigheid van het beslag en misbruik van procesrecht wordt geoordeeld dat deze niet kunnen slagen. In dit verband wordt verwezen naar hetgeen hierboven onder 3.11 is geoordeeld. 3.16 Sierra Oil baseert de bevoegdheid van deze rechtbank om kennis te nemen van het geschil in de hoofdzaak op het bepaalde in artikel 767 Rv (forum arresti), aangezien Sierra Oil, na daartoe op 12 mei 2005 verlof te hebben gekregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, op diezelfde datum ten laste van de Staat Georgië conservatoir vreemdelingenbeslag heeft doen leggen onder de Stichting Wobab op genoemde vordering die de Staat Georgië op de Stichting Wobab heeft uit hoofde van een veroordeling van laatstgenoemde ten gunste van de Staat Georgië in de proceskosten overeenkomstig het vonnis van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam van 2 januari 2003 met rolnummer KG 02/3025 (prod. 1 bij conclusie van antwoord in incident tot opheffing beslag en exceptie van onbevoegdheid aan de zijde van Sierra Oil). 3.17 Krachtens artikel 767 Rv kan bij gebreke van een andere weg om een executoriale titel in Nederland te verkrijgen de eis in de hoofdzaak worden ingesteld voor de rechtbank waarvan de voorzieningenrechter het verlof tot het gelegde beslag heeft verleend. Deze rechtbank kan volgens dit voorschrift dus uitsluitend bevoegd zijn (1) indien zij niet reeds op een andere grond dan die van artikel 767 Rv bevoegd is én (2) indien geen buitenlandse rechter bevoegd is wiens uitspraak in Nederland ten uitvoer gelegd kan worden (nog daargelaten de derogerende werking van een exclusieve forumkeuze voor een buitenlandse rechter). Vanwege die tweede voorwaarde moet sprake zijn van een toepasselijk executieverdrag tussen Nederland en het land waar de buitenlandse uitspraak is gewezen. Een andere grond voor de bevoegdheid van deze rechtbank dan die van artikel 767 Rv is in de onderhavige zaak gesteld noch gebleken. Nu Sierra Oil, de eisende partij, gevestigd is in Zwitserland (en de onderhavige zaak dus in relevante mate met Zwitserland is verbonden), welk land, evenals Nederland, partij is bij het EVEX, een executieverdrag, rijst de vraag of een Zwitserse rechter op grond van zijn eigen commune internationale bevoegdheidsrecht - aangenomen mag worden dat het EVEX formeel niet toepasselijk is -, bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen. Is dat het geval, dan zal de beslissing van die rechter op grond van het EVEX in Nederland ten uitvoer kunnen worden gelegd. Partijen hebben zich nog niet uitgelaten over de bevoegdheid van de Zwitserse rechter. De zaak zal dan ook naar de rol worden verwezen voor uitlating bij akte door partijen, allereerst de Staat Georgië, over de vraag of de Zwitserse rechter bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen. 3.18 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. 4. De beslissing De rechtbank, in het incident tot opheffing van het beslag verwijst de zaak naar de rol van 13 december 2006 voor uitlating bij akte door de Staat Georgië over hetgeen Sierra Oil heeft gesteld onder 20 en 21 van haar conclusie dupliek, welke paragrafen betrekking hebben op de gestelde nietigheid van het beslag; houdt iedere verdere beslissing aan, in het bevoegdheidsincident verwijst de zaak naar de rol van 13 december 2006 voor uitlating bij akte door de Staat Georgië over de vraag of de Zwitserse rechter bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen; houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. A.N. van Zelm van Eldik. Uitgesproken ter openbare terechtzitting. 901/10