Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ1563

Datum uitspraak2006-10-18
Datum gepubliceerd2006-11-06
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers253698 / HA ZA 06-181
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ondernemers zijn betaling van een bedrag overeengekomen. In meerdering daarop is de betalende partij ook omzetbelasting verschuldigd.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 253698 / HA ZA 06-181 Uitspraak: 18 oktober 2006 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: 1. de vennootschap onder firma LANDBOUWMECHANISATIEBEDRIJF VAN DEN ENDE V.O.F., en haar vennoten 2. [eiser], 3. [eiser], gevestigd/wonende te [woonplaats], eisers, procureur mr. O.E. Meijer, advocaat mr. P.J.A.M. Voeten te Amsterdam, - tegen - de besloten vennootschap met beperkte aansprake-lijkheid GENUBO B.V., gevestigd te Middelharnis, gedaagde, procureur mr. M.A. T Schroots, advocaat mr. A.A.M. van Beek te Tilburg. Partijen worden hierna aangeduid als "Van den Ende" respectievelijk "Genubo". 1. Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - dagvaarding van 3 januari 2006, met producties; - conclusie van antwoord, met producties; - tussenvonnis van deze rechtbank van 26 april 2006, waarbij een comparitie van partijen is bepaald; - aantekening comparitie van mr. Voeten; - proces-verbaal van de op 4 september 2006 gehouden comparitie van partij-en. 2. Het geschil De vordering luidt, na vermindering van eis, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voor-raad, Genubo te veroordelen om aan Van den Ende te betalen: 1. een bedrag van € 32.344,18, met de wettelijke rente daarover vanaf 5 april 2004; 2. een bedrag van € 25.000,00, met de wettelijke rente daarover vanaf 5 april 2004; 3. een bedrag aan buitengerechtelijke kosten ter hoogte van één punt volgens het liquidatietarief; 4. de kosten van het geding. Genubo heeft de vordering van Van den Ende gemotiveerd betwist en (primair) geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Van den Ende in de kosten van het geding. 3. De beoordeling 3.1 Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast: a. Van den Ende exploiteert een landbouwmechanisatiebedrijf. Genubo exploi-teert een varkenshouderij. b. In 2003 zijn tussen Genubo als verkoper en Van den Ende als koper drie koopovereenkomsten gesloten met betrekking tot twee percelen bouwgrond en een perceel landbouwgrond aan de [straatnaam] te [gemeente] (hierna: "de registergoederen") (productie 1 bij dagvaarding). c. De totale koopsom bedroeg € 215.000,00. Daarin was begrepen een bedrag van € 32.000,00 als koopsom voor weiland, een bedrag van € 73.000,00 als koopsom voor de bouwgrond voor een woonhuis en een bedrag van € 110.000,00 als koopsom voor de bouwgrond voor een opslagloods. d. De overdracht van het weiland was vrijgesteld van omzetbelasting. Met be-trekking tot de overdracht van de bouwgrond kwamen partijen overeen dat Van den Ende daarover omzetbelasting verschuldigd zou zijn. e. De gemeente Middelharnis (hierna: "de gemeente") had aan Genubo een vergunning verleend voor de oprichting van een agrarische bedrijfswoning en een bijbehorende landbouwloods op de twee percelen bouwgrond. Deze ver-gunning was verleend met een vrijstelling op grond van artikel 19 lid 1 WRO. Het vigerende bestemmingsplan stond bebouwing ter plaatse niet toe. f. Van den Ende wenste op de registergoederen zijn landbouwmechanisatiebe-drijf te exploiteren. De aan Genubo verleende bouwvergunningen stonden niet toe dat er met dat doel opstallen op de percelen werden opgericht. g. Na sluiting van de koopovereenkomsten heeft Van den Ende een overeen-komst van aanneming van werk gesloten met een bouwbedrijf. Dat bouwbe-drijf heeft vervolgens bouwwerkzaamheden op de registergoederen uitge-voerd. h. Ingevolge de tussen partijen gesloten overeenkomsten zou Genubo de regis-tergoederen aan Van den Ende leveren nadat de gemeente zou hebben inge-stemd met de wijziging van de tenaamstelling van de bouwvergunning, maar voordat Van den Ende de registergoederen in gebruik zou nemen. i. Van den Ende heeft de koopsommen op 27 oktober 2003 aan Genubo vol-daan. j. In januari 2004 heeft Van den Ende contact gelegd met de gemeente en haar geïnformeerd over de koopovereenkomsten met Genubo en zijn bedoelingen met de registergoederen. k. Op 8 maart 2004 heeft de gemeente aangekondigd dat zij de bouwvergunning zou intrekken. l. Naar aanleiding van het door de gemeente ingenomen standpunt zijn Van den Ende en Genubo met elkaar in overleg getreden. Dat heeft ertoe geleid dat zij op 29 maart 2004 onder meer zijn overeengekomen dat Van den Ende afstand zou doen van zijn leveringsrechten krachtens de koopovereenkom-sten van 24 oktober 2003, zodat Genubo de eigendom van de registergoede-ren zou behouden. Genubo zou in verband daarmee een afkoopsom van € 200.000,00 aan Van den Ende betalen. m. De tussen partijen bereikte overeenstemming werd vastgelegd in een over-eenkomst die werd opgesteld door mr. J. van Groningen, advocaat te Middel-harnis, bij wiens kantoor beide partijen cliënt waren (productie 2 bij dag-vaarding). n. De gemeente heeft, mede in verband met de overeenkomst van 29 maart 2004, afgezien van haar voornemen om de aan Genubo verleende bouwver-gunning in te trekken. o. Op 5 april 2004 heeft Genubo, op een haar door notaris Schuring te Middel-harnis gestuurde nota, een bedrag van € 200.000,00 voldaan. De nota ver-meldde geen omzetbelasting. p. Bij brief van 17 december 2004 heeft notaris Schuring namens Van den Ende aan de heer Van Genugten, directeur van Genubo, een gewijzigde afrekening toegezonden, waarop alsnog een evenredig bedrag aan omzetbelasting van € 32.344,18 in rekening werd gebracht, zulks met het verzoek voor het einde van het jaar tot verrekening te komen (productie 3 bij dagvaarding). q. Genubo heeft geweigerd de alsnog in rekening gebrachte omzetbelasting te voldoen (productie 4 bij dagvaarding). 3.2 Van den Ende grondt zijn vordering op de overeenkomst van 29 maart 2004. Van den Ende wijst erop dat in de koopovereenkomsten uitdrukkelijk prijzen exclu-sief omzetbelasting zijn vermeld. Het opnemen in de overeenkomst van 29 maart 2004 van een bedrag inclusief omzetbelasting zou in de visie van Van den Ende dermate ongewoon zijn dat van Genubo verwacht mocht worden dat dit expliciet in de schriftelijke overeenkomst opgenomen zou worden. Nu dat niet is gebeurd, moet het er in de visie van Van den Ende voor worden gehouden dat partijen een bedrag exclusief omzetbelasting zijn overeengekomen. Van den Ende vordert naast het bedrag van de verschuldigde omzetbelasting de in artikel 6 van de overeenkomst van 29 maart 2004 genoemde contractuele boete van € 25.000,00. 3.3 Tussen partijen is niet in geschil dat ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst van 29 maart 2004 tussen partijen niet is gesproken over omzet-belasting. Vast staat dat ook de door mr. Van Groningen opgestelde overeen-komst hieromtrent niets vermeld. Dit betekent dat, nu over een aanzienlijk deel van het bedrag van € 200.000,00 wel omzetbelasting diende te worden afgedra-gen, de overeenkomst op dit punt dient te worden uitgelegd. 3.4 Bij de uitleg van een beding in een overeenkomst komt het aan op hetgeen par-tijen met dat beding hebben beoogd en, indien niet van een duidelijke gemeen-schappelijke bedoeling blijkt, wat een redelijke uitleg van het beding meebrengt. Daarbij moet worden gelet op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan het beding mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij de beantwoor-ding van de vraag welke zin partijen over en weer redelijkerwijs aan een beding mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partij-en behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Ook de taalkundige betekenis die de bewoordingen waarin de bepalingen van het contract zijn gesteld, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, is bij de uitleg van dat ge-schrift van belang. 3.5 Uitleg van het beding over de afkoopsom in de door mr. Van Groningen opge-stelde overeenkomst met inachtneming van de hierboven weergegeven maatstaf brengt mee dat partijen geacht moeten worden betaling van een bedrag exclusief omzetbelasting te zijn overeengekomen. Immers, tussen ondernemers zoals par-tijen, voor wie de omzetbelasting slechts een verrekenpost vormt, is het gebrui-kelijk dat wordt gesproken en onderhandeld over bedragen exclusief omzetbe-lasting. Genubo heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een an-der oordeel zouden kunnen leiden. Genubo stelt wel dat zij zich niet heeft willen verplichten tot betaling van omzetbelasting over (een deel van) de afkoopsom, maar als dat het geval was, mocht van Genubo worden verwacht dat zij dat standpunt in de gesprekken die voorafgingen aan het sluiten van de overeen-komst van 29 maart 2004 naar voren zou hebben gebracht. Vast staat dat zij dat niet heeft gedaan. De rechtbank is derhalve van oordeel dat uit overeenkomst van 29 maart 2004 voortvloeit dat Genubo aan Van den Ende diende te voldoen een bedrag van € 200.000,00 te vermeerderen met (eventueel verschuldigde) om-zetbelasting. 3.6 De rechtbank verwerpt het verweer van Genubo dat Van den Ende het bedrag aan omzetbelasting niet meer kan vorderen omdat hij niet tijdig heeft geprotes-teerd tegen de betaling van het bedrag van € 200.000,00. Artikel 6:89 BW is niet op deze situatie van toepassing. Genubo heeft een bedrag van € 200.000,00 be-taald naar aanleiding van een haar door notaris Schuring te Middelharnis toege-zonden nota, waarop per abuis de verschuldigde omzetbelasting nog niet was verwerkt. Het op die nota betalen van het daarop vermelde bedrag van € 200.000,00, derhalve minder dan het volledige verschuldigde bedrag inclusief omzetbelasting, kan niet worden aangemerkt als een vorm van gebrekkig preste-ren in de zin van artikel 6:89 BW. Bovendien was "het gebrek in de prestatie" niet kenbaar voor Van den Ende. Ter comparitie van partijen heeft Van den Ende be-vestigd, hetgeen Genubo in haar conclusie van antwoord onder 24 reeds veron-derstelde, dat Van den Ende pas aan het eind van het jaar door zijn boekhouder werd gewezen op het aspect van de omzetbelasting. Vervolgens heeft Van den Ende Genubo direct verzocht de verschuldigde omzetbelasting alsnog te betalen. 3.7 In artikel 6 van de overeenkomst van 29 maart 2004 is bepaald dat voor zover een der partijen tekortschiet in de nakoming van hetgeen waartoe de overeen-komst verplicht, deze partij jegens de andere partij een direct opeisbare boete verschuldigd is van € 25.000,00. Genubo beroept zich bij wijze van verweer tegen het op deze contractuele boete betrekking hebbende onderdeel van de vordering op artikel 6:92 lid 1 BW. Dat artikel bepaalt dat de schuldeiser geen nakoming kan vorderen zowel van het boetebeding als van de verbintenis waaraan het boetebeding verbonden is. Van den Ende wijst erop dat het artikel regelend recht is en dat daarvan in de overeenkomst tussen partijen nu juist wordt afgeweken. Een dergelijke afwijking van artikel 6:92 lid 1 BW leest de rechtbank echter niet in de overeenkomst van 29 maart 2004. Het verweer van Genubo slaagt derhalve. De vordering van Van den Ende zal worden afgewezen voor zover deze betrek-king heeft op de boete. 3.8 Genubo voert terecht aan dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet be-grijpelijk is de stelling van Van den Ende dat Genubo over de verschuldigde hoofdsom vanaf 5 april 2004 wettelijke rente verschuldigd is. Weliswaar heeft Genubo op 5 april 2004 het bedrag van € 200.000,00 betaald, maar daaruit vloeit niet zonder meer voort dat zij vanaf die datum in verzuim is met betrekking tot de betaling van de omzetbelasting. Van den Ende heeft subsidiair aangevoerd dat Genubo de wettelijke rente over de omzetbelasting verschuldigd is vanaf 4 janua-ri 2005. Van den Ende heeft erop gewezen dat zij uit de brief van 4 januari 2005 van het kantoor van notaris Schuring heeft afgeleid dat Genubo had medege-deeld dat zij de omzetbelasting niet verschuldigd was, omdat een betaling van € 200.000,00 incl. BTW zou zijn overeengekomen. Uit die mededeling van Genu-bo kon Van den Ende inderdaad afleiden dat Genubo in de nakoming van de verbintenis om de omzetbelasting te betalen, zou tekortschieten, zodat ingevolge artikel 6:83 aanhef en onder c BW het verzuim zonder ingebrekestelling intrad na lezing van die brief door Van den Ende. De wettelijke rente over de hoofdsom zal worden toegewezen vanaf 5 januari 2005. 3.9 Van den Ende heeft ter comparitie van partijen voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voor vergoeding in aanmerking komende buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt van zodanige omvang dat deze toewijzing van één punt van het toepas-selijke liquidatietarief kunnen rechtvaardigen. Dit, ter comparitie van partijen tot dat bedrag verminderde, onderdeel van de vordering zal worden toegewezen. 3.10 Genubo zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. 3.11 Dit vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De rechtbank ziet geen reden aan die uitvoerbaarverklaring bij voorraad een voorwaarde te verbinden als bedoeld in artikel 233 lid 3 Rv. 4. De beslissing De rechtbank, veroordeelt Genubo om aan Van den Ende te betalen een bedrag van € 32.344,18, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 januari 2005; veroordeelt Genubo om aan Van den Ende te betalen een bedrag van € 579,00; veroordeelt Genubo in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Van den Ende bepaald op € 59,93 aan kosten dagvaarding, € 1.290,00 aan vast recht en op € 1.158,00 aan salaris voor de procureur; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman. Uitgesproken ter openbare terechtzitting. 1729; 1582