
Jurisprudentie
AZ1517
Datum uitspraak2006-11-03
Datum gepubliceerd2006-11-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/630846-05
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/630846-05
Statusgepubliceerd
Indicatie
Zware mishandeling; mishandeling; vrijspraak poging doodslag. Verdachte heeft over een aanzienlijke periode op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn toenmalige vriendin, tevens de moeder van [slachtoffer 1], in hem heeft gesteld. Verdachte heeft het destijds zesjarige en mede aan zijn zorg toevertrouwde slachtoffertje, op momenten dat diens moeder aan het werk was, meermalen op wrede wijze mishandeld, daarbij gebruik makend van zijn psychische en fysieke overwicht op het slachtoffertje. Verdachte heeft het bij herhaling doen voorkomen alsof het door het slachtoffertje opgelopen letsel te wijten was aan diens gebrekkige motoriek of aan andere buiten verdachte liggende oorzaken. Het feit dat verdachte bij zijn handelingen, die ten grondslag liggen aan het onder 1. subsidiair bewezenverklaarde, zijn stiefzoontje opdroeg zijn armpjes omhoog te houden en te blijven houden zodat hij ongehinderd op het lijfje kon inslaan illustreert verdachte’s wreedheid ten aanzien van [slachtoffer 1]. De omstandigheid dat [slachtoffer 1] geen blijvend lichamelijk letsel heeft opgelopen, of door het op hem uitgeoefende geweld is komen te overlijden, is een gelukkige, die echter geenszins aan verdachte te danken is. Verdachte informeerde het op 18 oktober 2005 ter plaatse gekomen ambulancepersoneel immers onjuist omtrent de oorzaak van het letsel bij [slachtoffer 1], als gevolg waarvan adequaat medisch ingrijpen werd vertraagd en het risico op overlijden van het slachtoffertje toenam. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen forse pijn en ernstig letsel bij het slachtoffertje veroorzaakt, maar tevens was sprake van een dusdanig traumatische ervaring dat [slachtoffer 1] als gevolg daarvan ook nu nog onder behandeling is bij het Kinder- en Jeugd Traumacentrum. Verdachte heeft voorts een vrouw met wie hij in de jaren 2002 en 2003 een relatie had, mishandeld door haar te slaan, te schoppen en op de grond te gooien, alsmede aan haar haren van de trap te sleuren. Daardoor heeft verdachte die vrouw lichamelijk en emotioneel veel leed toegebracht.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/630846-05
Uitspraakdatum: 3 november 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te Haarlemmermeer,
thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging van de feiten 2 en 3 ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage I bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit. Aldus is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
PRIMAIR:
hij op of omstreeks 18 oktober 2005 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, terwijl die [slachtoffer 1] zijn armen omhoog moest houden, althans hield met kracht in/op/tegen de buik(streek) heeft geslagen en/of gestompt, in ieder geval grof geweld op de buik(streek) heeft toegepast terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR:
hij op of omstreeks 18 oktober 2005 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: een gescheurde lever en/of een doormidden gescheurde alvleesklier en/of ernstig letsel aan de dunne darm, welk letsel een levensreddende operatie vereiste), heeft toegebracht, door opzettelijk terwijl die [slachtoffer 1] zijn armen omhoog moest houden, althans hield met kracht in/op/tegen de buik(streek) te slaan en/of te stompen, in ieder geval grof geweld op de buik(streek) toe te passen;
MEER SUBSIDIAIR:
hij op of omstreeks 18 oktober 2005 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), terwijl die [slachtoffer 1] zijn armen omhoog moest houden, althans hield met kracht in/op/tegen de buik(streek) heeft geslagen en/of gestompt, in ieder geval grof geweld op de buik(streek) heeft toegepast, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (te weten: een gescheurde lever en/of een doormidden gescheurde alvleesklier en/of ernstig letsel aan de dunne darm, welk letsel een levensreddende operatie vereist), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 januari 2004 tot en met 17 oktober 2005 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Diemen (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon,te weten [slachtoffer 1] (meermalen):
- (met kracht) op/tegen het lichaam en/of de ledematen en/of het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt en/of
- met kracht bij zijn nek heeft gepakt en/of
- zijn tong heeft laten uitsteken en vervolgens (met kracht) een klap op zijn kin heeft gegeven (waardoor zijn tong tussen zijn tanden klem kwam te zitten) en/of
- (met kracht) aan zijn penis heeft getrokken en/of
- (met kracht) in zijn testikels heeft geknepen en/of
- (met kracht) met een bot op/tegen zijn been heeft geslagen en/of
- (terwijl zijn been in het gips zat) (met kracht) zijn been heeft omgedraaid en/of
- (met kracht) een vinger in zijn keel geduwd,
waardoor deze (telkens) letsel (onder andere een gebroken scheenbeen en/of blauwe plekken en/of blauwe ogen en/of een opgezette en kapotte tong en/of een tand uit de mond en/of een kapotte lip en/of rode vlekken) heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2002 tot en met 30 november 2003 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer en/of te Almere, althans in Nederland (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]) (meermalen):
- heeft geslagen en/of
- bij de haren heeft gepakt en/of (vervolgens) aan de haren de trap heeft afgesleurd en/of
- terwijl die [slachtoffer 2] met haar hoofd op de grond lag met kracht met zijn geschoeide voet tegen het linkeroor heeft getrapt en/of geschopt en/of
- die Heemsta heeft vastgepakt en/of haar (vervolgens) met kracht op de grond heeft gegooid, waardoor en/of ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] met haar elleboog op de tuintegels in ieder geval op de grond terechtkwam en/of
- haar met kracht in de arm heeft geknepen,
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het verhandelde ter terechtzitting noch in de zich in het dossier bevindende stukken voldoende aanwijzing worden gevonden voor het oordeel dat verdachte op 18 oktober 2005 opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1], ook niet in de zin dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn gedragingen deze [slachtoffer 1] zou komen te overlijden. Verdachte dient derhalve van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag te worden vrijgesproken.
3.2 Bespreking van een verweer aangaande de betrouwbaarheid van in het dossier opgenomen stukken, inhoudende verklaringen van getuigen
Ter terechtzitting is door de raadsman van verdachte de betrouwbaarheid betwist van de belastende verklaringen, in het kader van het strafrechtelijk onderzoek afgelegd door de dochters en de (voormalige) relaties van verdachte, onder wie de moeder van het slachtoffer. Zakelijk weergegeven komt het standpunt van de raadsman er op neer, dat het er alle schijn van heeft dat de desbetreffende verklaringen tot stand zijn gekomen door beïnvloeding van buitenaf dan wel door onderlinge beïnvloeding tussen de verklarende personen.
De rechtbank deelt deze visie niet. Zij ziet in de wijze van totstandkoming van de stukken in het strafdossier, mede in het licht van het omtrent die stukken ter terechtzitting verhandelde, geen aanleiding die stukken anders dan met de toch al gebruikelijke behoedzaamheid te bezien. Die benadering leidt er alleen met betrekking tot de processen-verbaal die zijn gebaseerd op uitlatingen van [getuige] toe, dat de rechtbank deze stukken niet bruikbaar acht voor het bewijs.
3.3 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan in dier voege dat:
1.
SUBSIDIAIR:
hij op 18 oktober 2005 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten: een gescheurde lever en een doormidden gescheurde alvleesklier en letsel aan de dunne darm, welk letsel een levensreddende operatie vereiste, heeft toegebracht, door opzettelijk terwijl die [slachtoffer 1] zijn armen omhoog moest houden, met kracht in de buikstreek te slaan en/of te stompen;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2004 tot en met 17 oktober 2005 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, telkens opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1]:
- met kracht tegen het lichaam en/of de ledematen en/of het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- zijn tong heeft laten uitsteken en vervolgens een klap op zijn kin heeft gegeven waardoor zijn tong tussen zijn tanden klem kwam te zitten en/of
- met kracht aan zijn penis heeft getrokken en/of
- met kracht in zijn testikels heeft geknepen en/of
- met kracht met een bot tegen zijn been heeft geslagen en/of
- terwijl zijn been in het gips zat zijn been heeft omgedraaid en/of
- met kracht een vinger in zijn keel geduwd,
waardoor deze telkens letsel, onder andere blauwe plekken en/of blauwe ogen en/of een opgezette en kapotte tong, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2002 tot en met 30 november 2003 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer en/of te Almere, althans in Nederland telkens opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 2]:
- heeft geslagen en/of
- bij de haren heeft gepakt en vervolgens aan de haren de trap heeft afgesleurd en terwijl die [slachtoffer 2] met haar hoofd op de grond lag met kracht met zijn geschoeide voet tegen het linkeroor heeft getrapt en/of geschopt en/of
- die Heemsta heeft vastgepakt en haar vervolgens met kracht op de grond heeft gegooid, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] met haar elleboog op de grond terechtkwam,
waardoor deze telkens letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair: zware mishandeling
Ten aanzien van feit 2: mishandeling, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3: mishandeling, meermalen gepleegd
5. Strafbaarheid van verdachte
Verdachte heeft gedurende de gehele periode van zijn plaatsing aldaar, geweigerd mee te werken aan enig onderzoek in het Pieter Baan Centrum, zodat de rapporterende deskundigen geen conclusies hebben kunnen trekken aangaande de aard van zijn persoonlijkheid en eventuele stoornissen daarvan zodat geen omstandigheden aan het licht zijn gekomen waarmee de rechtbank bij de beoordeling van de mate van strafbaarheid rekening dient te houden.
Er is aldus geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
6.1 Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de ten laste gelegde feiten onder 1 primair, 2 en 3 bewezen geacht en gevorderd dat de rechtbank verdachte veroordeelt tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de vordering voor wat betreft:
(ad 1) een bedrag van € 672,- voor vervoerskosten zal toewijzen en de benadeelde partij ten aanzien van de medische kosten niet ontvankelijk zal verklaren;
(ad 2) de gevorderde kosten voor juridische bijstand tot 2 maal een bedrag van € 90,- zal toewijzen;
(ad 3) geheel zal toewijzen;
(ad 4) niet zal toewijzen, maar de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet ontvankelijk zal verklaren.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat een schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van het door haar toewijsbaar geachte totaalbedrag zal worden opgelegd, met de daarbij behorende vervangende hechtenis.
Met betrekking tot de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie aangegeven dat deze wel een voegingsformulier heeft ingevuld doch geen bedrag aan schade heeft gevorderd zodat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en met name uit de bespreking aldaar van het vanwege Reclassering Nederland uitgebrachte rapport van 11 november 2005, het briefrapport van de Forensisch Psychiatrische Dienst Den Haag d.d. 1 februari 2006 en het door deskundigen van het Pieter Baan Centrum opgestelde multidisciplinaire rapport d.d. 7 september 2006 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft over een aanzienlijke periode op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn toenmalige vriendin, tevens de moeder van [slachtoffer 1], in hem heeft gesteld. Verdachte heeft het destijds zesjarige en mede aan zijn zorg toevertrouwde slachtoffertje, op momenten dat diens moeder aan het werk was, meermalen op wrede wijze mishandeld, daarbij gebruik makend van zijn psychische en fysieke overwicht op het slachtoffertje. Verdachte heeft het bij herhaling doen voorkomen alsof het door het slachtoffertje opgelopen letsel te wijten was aan diens gebrekkige motoriek of aan andere buiten verdachte liggende oorzaken. Het feit dat verdachte bij zijn handelingen, die ten grondslag liggen aan het onder 1. subsidiair bewezenverklaarde, zijn stiefzoontje opdroeg zijn armpjes omhoog te houden en te blijven houden zodat hij ongehinderd op het lijfje kon inslaan illustreert verdachte’s wreedheid ten aanzien van [slachtoffer 1]. De omstandigheid dat [slachtoffer 1] geen blijvend lichamelijk letsel heeft opgelopen, of door het op hem uitgeoefende geweld is komen te overlijden, is een gelukkige, die echter geenszins aan verdachte te danken is. Verdachte informeerde het op 18 oktober 2005 ter plaatse gekomen ambulancepersoneel immers onjuist omtrent de oorzaak van het letsel bij [slachtoffer 1], als gevolg waarvan adequaat medisch ingrijpen werd vertraagd en het risico op overlijden van het slachtoffertje toenam.
Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen forse pijn en ernstig letsel bij het slachtoffertje veroorzaakt, maar tevens was sprake van een dusdanig traumatische ervaring dat [slachtoffer 1] als gevolg daarvan ook nu nog onder behandeling is bij het Kinder- en Jeugd Traumacentrum.
Verdachte heeft voorts een vrouw met wie hij in de jaren 2002 en 2003 een relatie had, mishandeld door haar te slaan, te schoppen en op de grond te gooien, alsmede aan haar haren van de trap te sleuren. Daardoor heeft verdachte die vrouw lichamelijk en emotioneel veel leed toegebracht.
Zoals hierboven reeds opgemerkt, heeft verdachte gedurende de gehele periode van zijn plaatsing aldaar, geweigerd mee te werken aan enig onderzoek in het Pieter Baan Centrum, zodat de rapporterende deskundigen geen conclusies hebben kunnen trekken aangaande de aard van zijn persoonlijkheid en eventuele stoornissen daarvan. Dat betekent dat ook geen omstandigheden aan het licht zijn gekomen waarmee de rechtbank bij de beslissing over de soort en de hoogte van de straf rekening dient te houden.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank er wel rekening mee gehouden dat verdachte niet eerder voor dergelijke ernstige feiten veroordeeld is.
Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat geen andere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.3 Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Namens het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft [benadeelde partij 1], zijnde de moeder van het slachtoffer, een vordering tot schadevergoeding van € 8.180,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die [slachtoffer 1] en zijzelf als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zouden hebben geleden. De benadeelde partij heeft de schadevergoeding opgebouwd uit vier componenten.
Ad 1 (kosten van vervoer): de rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 685,- eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Ad 2 (kosten rechtsbijstand): de rechtbank is van oordeel dat deze post ziet op door de benadeelde partij gemaakte kosten als bedoeld in artikel 592a Wetboek van Strafvordering; een bedrag van € 180,- komt als zodanig voor vergoeding in aanmerking.
Ad 3 (smartengeld slachtoffer): de rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten en – gelet op de onderbouwing daarvan en het verhandelde ter terechtzitting – tot een bedrag van € 5.830,- redelijk en billijk voorkomt. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Ad 4 (smartengeld moeder slachtoffer): de rechtbank is van oordeel dat deze post geen betrekking heeft op schade van het slachtoffer en derhalve niet onder de reikwijdte van het begrip rechtstreekse schade zoals bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering valt. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van dit onderdeel dan ook niet in haar vordering ontvangen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij reeds heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
6.4 Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De benadeelde partij heeft echter verzuimd aan te geven welk bedrag zij aan de vordering verbonden wenst te zien.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij om deze reden in de vordering niet zal kunnen worden ontvangen.
6.5 Schadevergoedingsmaatregel
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van [benadeelde partij 1] is toegewezen, te weten € 6.515,00.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht artikelen, 36f, 57, 300, 302.
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaar.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 6.515,00 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [benadeelde partij 1], de moeder van benadeelde partij voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 180,-, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 6.515,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 130 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Verpalen, voorzitter,
mrs. Pott Hofstede en Kronenberg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Antonos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 november 2006 .